Plenair Klip-Martin bij behandeling Wijziging Mijnbouwwet



Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Klip-Martin i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Een maidenspeech kent traditiegetrouw ook een persoonlijk element. Dat betekent dat ik een iets andere aanvliegroute zal kiezen dan voorgaande sprekers.

Mevrouw de voorzitter. Het is ontegenzeggelijk een voorrecht de komende jaren in deze Kamer samen met 74 collega-Kamerleden te mogen acteren. Dat mijn eerste optreden daarbij de drie voorliggende wetsvoorstellen betreft, maakt dat extra bijzonder. Ik was namelijk de afgelopen jaren vanuit verschillende bestuurlijke posities meer of minder nauw betrokken bij dit onderwerp, bijvoorbeeld in de hoedanigheid van gedeputeerde, maar ook als lid van de Mijnraad.

De eerste keer dat ik te maken kreeg met de mijnbouwwetgeving, speelde zich af in een Griekse citroenboomgaard, meer specifiek in de achtertuin van het appartement dat wij als gezin op het eiland Zakynthos hadden gehuurd in de zomer van 2005. Als kersverse gedeputeerde van de provincie Drenthe werd ik tijdens deze vakantie geconsulteerd door een meer dan goed ingevoerde en deskundige provinciale ambtenaar omtrent een voor ons toch wel vrij plotseling voornemen van de toenmalige minister van Economische Zaken, de heer Brinkhorst. Deze bewindspersoon wilde via het beproefde middel van een zogeheten veegwet kort na het zomerreces in één grote schoonmaakactie allerlei vermeend losse juridische rafeleindjes bij verschillende wetten opruimen. In dit geval betrof het onder meer het feit dat bij de mijnbouwwetgeving provincies verantwoordelijk waren voor de verlening van enkele bovengrondse vergunningen aangaande mijnbouwinstallaties. Logisch, gezien de ook toen al bestaande provinciale verantwoordelijkheden op het gebied van ruimtelijke ordening, water en milieu.

Het toenmalige kabinet dacht daar volstrekt anders over. De genoemde citroenboomgaard bleek de enige plek waar mobiel contact mogelijk was. De vlakdekkend van tatoeages voorziene duikinstructeur van onze jongste zoon kreeg de gammele fax van het duikschooltje aan de praat en het lukte ook om het Interprovinciaal Overleg te laten ontwaken. Wij waren het er als provincies in meerderheid over eens: dit was geen goed voorstel. De genoemde veegwet werd na de zomer gewoon door beide Kamers aangenomen.

Maar ook hier bleek een nadeel voordelen te kunnen hebben. De provincie Drenthe besloot namelijk om zelf een visie op de ondergrond te ontwikkelen. Niet omdat zij daarbij nog enige bevoegdheid had, maar teneinde tenminste met kennis van zaken en met goed onderbouwde argumenten het gesprek met het Rijk te kunnen blijven voeren. Hoofdpunten daarbij waren de interactie tussen verschillende ondergrondse ingrepen en de relatie tussen boven- en ondergrond. Samengevat: 3D nadenken over ruimtelijke inrichting. Eigenlijk zelfs 4D, dus met inbegrip van de factor tijd, omdat optimaal gebruik van de ondergrondse mogelijkheden immers ook gebaat is bij een logische volgordelijkheid in acties. Daarbij speelde bovendien steeds meer het besef dat je ingrepen in de ondergrond en de gevolgen daarvan eigenlijk nooit meer kunt terugdraaien. Het eerste motto luidde dan ook: Geen wildwest in onze ondergrond. Andere provincies volgden. Bovendien werd in gezamenlijkheid tussen overheden en allerlei andere organisaties een zogeheten terragenda ontwikkeld voor het gebruik van de ondergrond met als overkoepelend tweede motto: Optimaal benutten, maar ook maximaal beschermen.

Zowel het eerste als het tweede adagium heeft het Rijk omarmd bij het ontwikkelen van de Structuurvisie Ondergrond, kortheidshalve Strong gedoopt, die op 11 november aan beide Kamers is aangeboden. Het is een terechte afkorting, want het gaat hier inderdaad om een sterk document. Strong streeft naar de balans tussen bescherming en gebruik; tussen bescherming van ons grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening, nu en in de toekomst, en benutting van de ondergrond voor de winning van delfstoffen, maar ook voor de winning van warm en heel warm water, geothermie dus, en de mogelijke opslag van stoffen. Het is overduidelijk dat de ondergrond ook een belangrijke rol speelt bij de overgang naar een duurzame energievoorziening. Waar de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) de leidraad zal zijn voor de inrichting van onze bovengrondse ruimte in het kader van een nieuwe omgevingswet, is Strong het kompas voor een veilig, duurzaam en efficiënt gebruik van de ondergrond. Wij komen over Strong mogelijkerwijs later nog in deze Kamer te spreken.

Dit vormt mijn bruggetje naar de drie voorliggende wetsvoorstellen. De mijnbouwwetgeving was duidelijk toe aan een actualisering. Via deze drie wetsvoorstellen en een uitvoerig traject in de Tweede Kamer is hieraan invulling gegeven. De VVD-fractie herkent in deze voorstellen het streven van de regering om bij de benutting van onze ondergrondse ruimte efficiëntie te koppelen aan veiligheid en duurzaamheid. Maar er is op meer terreinen evenwicht te zoeken. Veiligheid, vanzelfsprekend altijd voorop, versus leveringszekerheid, versus de niet onbenoemd te laten financiële belangen van onze gemeenschappelijke schatkist. En dan heb ik het nog niet eens over de rol van aardgas in de overgang naar een hernieuwbare noodzakelijke energievoorziening.

De relatie met Strong wordt gelegd en alle aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid van januari 2015 zijn overgenomen. De positie van het Staatstoezicht op de Mijnen is versterkt, het belang van de veiligheid voor inwoners wordt expliciet en structureel meegenomen in het besluitvormingsproces, en advisering door provincies en nu ook door gemeenten en waterschappen, is wat beter geborgd. Zowel in het wetsvoorstel als in de aanpalende regelgeving hebben de mogelijke effecten op natuur en milieu een plek gekregen. In de ogen van de VVD-fractie heeft minister Kamp in dit explosieve dossier goed geluisterd naar de vele vragen en aanbevelingen van binnen en buiten de politiek. Wij danken hem voor de meer dan uitgebreide beantwoording in twee termijnen van al onze vragen.

Dit alles laat onverlet dat het Rijk in het verleden niet altijd met deze bril naar onze nationale mijnbouwactiviteiten heeft gekeken. Dat maakt dat wij staan waar wij nu staan met een sterke focus op de situatie in Groningen, maar ook de situatie in Limburg speelt daarbij een rol. Een situatie die ook bij de VVD-fractie bezorgdheid blijft oproepen. Dit leidt nog tot enkele aanvullende vragen aan de minister die met name betrekking hebben op de schadeafwikkeling en de versterkingsopgave. Nu ik de tiende op rij ben, is er enige doublure met vorige sprekers.

De VVD-fractie deelt de opvatting van de minister dat verbetering van de schadeafhandeling in Groningen eigenlijk vooral moet worden gezocht in het effectief verbeteren van de schadeafhandelingsprocedure en niet in een juridische wijziging met betrekking tot de bewijslastverdeling, een omkering van de bewijslast waarmee je als wetgever zorgvuldig dient om te gaan. Toch lijkt de positie van de eisers in de Groningse situatie hierdoor te worden verlicht. Bovendien maakt dit wettelijk bewijsvermoeden beredeneerd deel uit van een groter iteratief opgebouwd traject van regie en besluitvorming met betrekking tot de schadeafhandeling. Uitzonderlijke situaties vragen soms om bijzondere besluiten. Wij vragen ons echter wel af of de minister iets meer kan vertellen over het al vaker genoemde aanstaande landelijke loket mijnbouwschade bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Als er iets is in het Groninger gasdossier waarover velen het wel eens zijn, dan is dat het besef dat wij nog steeds weinig weten over het gedrag van bodem en ondergrond ten gevolge van geïnduceerde bevingen bij zo'n groot gasveld onder land. In zijn memorie van antwoord van 7 oktober van dit jaar spreekt de minister over het in het wetsvoorstel veiligheid en regie opgenomen in te stellen onafhankelijke kennisprogramma met een geplande inbreng van nationale en internationale wetenschappers en deskundigen. Wanneer zal dit kennisprogramma een feit zijn?

In de nadere memorie van antwoord van 17 november van dit jaar spreekt de minister over zijn voornemen om de publieke regie op het afhandelen van schade en de versterkingsopgave te verbeteren en de Nationaal Coördinator Groningen hiertoe sterker te positioneren. Ook in zijn brief van 12 oktober van dit jaar aan de leden van de Tweede Kamer maakt de minister melding van dit voornemen. De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat daarbij te denken valt aan een grotere doorzettingsmacht van de Nationaal Coördinator Groningen tegenover andere overheden en de NAM. Mandateren of eventueel zelfs attribueren van bevoegdheden van de minister zouden daarbij mogelijke scenario's kunnen zijn. Nog een bestuurlijke octaaf hoger komt "in de plaats treden van" in beeld. De leden van mijn fractie zijn benieuwd naar de ideeën en gedachten van de minister op dit punt.

Mevrouw de voorzitter. Van een Griekse citroenboomgaard naar de indrukwekkende entourage van de vergaderzaal van de Eerste Kamer. Van een veegwet die de invloed van lagere overheden verkleinde naar wetgeving waarin onder meer juist waarde wordt toegekend aan advies en invloed van decentrale overheden en onzes inziens daarmee ook van hun inwoners. En dat in ruim elf jaar tijd met als resultante een maidenspeech over een voor mij niet helemaal maagdelijk onderwerp. Het is mooi om op deze manier een start te kunnen maken in uw Kamer.

De leden van de VVD-fractie zijn vanzelfsprekend benieuwd naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Mevrouw Klip, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Sinds 12 juni van dit jaar bent u lid van deze Kamer. De politieke loopbaan die daaraan vooraf ging, ving aan in de gemeenteraad van Coevorden. In deze gemeente was u ook wethouder van welzijn, onderwijs, kunst en cultuur, en sport. In 2005 trad u toe tot de Gedeputeerde Staten van Drenthe. In deze functie was u onder meer belast met bodem en ondergrond, water en waterschappen, klimaat en energie. U toonde zich een ware voorvechter van provinciaal gezag. Toen de minister van Economische Zaken in 2005 via een veegwet de zeggenschap over de ondergrondse opslag wilde wegnemen bij de provincies, schreef u een brandbrief. U hebt uw activiteiten in de citroenboomgaard op Zakynthos beeldend weergegeven. Ik zal vooral de getatoeëerde duikinstructeur van uw jongste zoon onthouden. Ook bij andere onderwerpen — zoals de accijns op biodiesel of het gebruik van aardwarmte — wist u het Binnenhof goed te vinden. Het zal u dan ook ongetwijfeld goed doen dat u sinds enige maanden deel uitmaakt van dit huis en daarmee permanente "bewoner van het Binnenhof" bent.

De historische en kunsthistorische betekenis van deze omgeving zult u ook professioneel weten te appreciëren, want u bent kunsthistorica en archeoloog. U studeerde in 1980 cum laude af aan de Universiteit Leiden. U was, voordat u wethouder werd, onder meer conservator van het Noord-Brabants Museum en vervulde diverse bestuurlijke en adviserende functies op het terrein van de schone kunsten.

Sinds 1 maart 2013 bent u dijkgraaf van het Waterschap Vallei en Veluwe. Met uw komst in deze Kamer is het aantal dijkgraven in ons midden in één klap verdubbeld. Het beroep dijkgraaf is één van de oudste onderdelen van de Nederlandse politieke en bestuurlijke cultuur. Velen beweren dat hier de wortels liggen van onze overlegcultuur: door samen te werken en geschillen opzij te zetten, houden wij Nederlanders al eeuwenlang de voeten droog. Dat neemt niet weg dat dijkgraven zich hebben aangepast aan de moderne tijd. In Trouw was vorige maand te lezen hoe u in fluorescerende werkjas met tablet in de hand kleine sloten en watergangen op particuliere gronden en weilanden inspecteerde.

Dat waterveiligheid van levensbelang is, heeft de Nederlandse serie "Als de dijken breken" dit jaar nog eens extra onder de aandacht gebracht. De website www.overstroomik.nl is nog nooit zo vaak bezocht. Om die reden wordt in uw Waterschap Vallei en Veluwe dan ook aan de langste "opdrijvende dam" ter wereld gewerkt. In een interview gaf u aan dat deze dam de waterveiligheid in deze omgeving voor de komende 100 jaar kan garanderen, maar dat de strijd tegen het water achter de dijken altijd doorgaat. Ik zie de andere dijkgraaf in ons midden naar het plafond kijken en denken: misschien moeten wij ook een opdrijvende dam hebben.

U zult het belang van waterveiligheid in uw werk voor de Kamer ongetwijfeld aan de orde brengen. Evenals het belang van zelfstandige, goed functionerende waterschappen en provincies. Ik wens u alle succes met uw verdere bijdrage aan het werk van de Kamer. Alvorens te schorsen om de collegae de gelegenheid te geven u te feliciteren, vraag ik eerst nog of een van de leden in eerste termijn nog het woord wenst? Dat is niet het geval.

Dan schors ik de beraadslaging en ik schors de vergadering voor felicitaties en voor de lunchpauze tot 13.30 uur. Zoals gebruikelijk zal ik zeggen: ik mag u het eerst feliciteren en daarna mogen de overige Kamerleden.

De beraadslaging wordt geschorst.