Plenair Atsma bij behandeling Toekomstbestendig maken publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.29 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Atsma i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor zijn uitvoerige beantwoording. Zoals in de eerste termijn al aangegeven spreken we hier over het aanvullende wetsvoorstel. Toen ik naar de bijdrage van collega Krikke luisterde, werd in mijn beleving gesuggereerd dat we uiteindelijk dansend naar de eindstreep gaan. Ik noem het eerder een beetje struikelend en strompelend. Er is echter een eindstreep; dat is zeker. Ik geloof ook nog wel dat we met z'n allen die eindstreep gaan halen. We komen er wel, maar echt dansend en juichend is het, denk ik, niet.

In de beantwoording heeft de staatssecretaris het een en ander naar voren gebracht, maar het CDA heeft nog een paar vragen. Allereerst betreft dat de hele discussie over de transparantie. Ik heb in de eerste termijn de staatssecretaris gecomplimenteerd voor hetgeen hij heeft gedaan met betrekking tot het benoemingenbeleid en de keuzes en de rol van OCW. Een vraag die tijdens de beantwoording door de staatssecretaris nog bij mij opkwam, is hoe het zit met de profielen van de leden van de Raad van Toezicht. Hebben de omroepen daarin ook een stem? Ik meende de staatssecretaris te horen zeggen dat dat nadrukkelijk het geval is. Als dat zo is, ben ik op dat punt gerustgesteld.

Ik ga de discussie die we via interrupties hebben gehad over de taken en bevoegdheden van de NPO met betrekking tot de programmering, de programma's en de presentatoren, niet overdoen. Ik doe dit niet over, omdat ik denk dat het een verschil van opvatting en perceptie is. Laten we hopen dat het slechts een verschil van perceptie is en geen principieel verschil. Ik twijfel daar wel een beetje aan. Daarom steun ik voluit de motie die collega Sietsma in de tweede termijn gaat indienen. Ik heb die motie ook ondertekend. Die motie is met name bedoeld om te komen tot een nadere duiding van de rollen van NPO en de omroepen, in het verlengde van de discussie die we eerder hebben gehad.

Over de programma's die door de omroepen gebracht kunnen worden, heb ik ook nog een aanvullende vraag. Als de NPO nee zegt tegen een aanbod van een omroep, kan er dan beroep worden aangetekend? Ik had die vraag in de eerste termijn moeten stellen. Ik heb hem ook in maart al een keer gesteld en ik herhaal hem nu. De beroepsprocedure is mij niet helemaal helder. De staatssecretaris heeft een- en andermaal betoogd dat hij houdt van korte, compacte, snelle procedures. Er moet doorgepakt worden. Hij houdt niet van bureaucratie — dat spreekt me aan — en daarom maakte hij ook de opmerking over het coördinatiereglement. Daarin hoefde wat hem betreft geen rol weggelegd te zijn voor de omroepen. Wij denken dat het wel verstandig zou zijn om de omroepen daarbij te betrekken. Ik ben op dat punt niet zo bang voor bureaucratie.

Ik ben echter wel bang voor bureaucratie bij de voluit bediscussieerde, brede maatschappelijke adviesraad. We hebben nog geen helderheid gekregen over de vraag hoe een en ander geïnstalleerd gaat worden en hoe de mensen worden gezocht. De verhoudingen tussen de adviesraad enerzijds en de omroepen anderzijds heb ik hier meerdere malen naar voren gebracht. Ik wil daar nog een keer aan toevoegen dat ik het ook onlogisch vind dat die ruim 3,5 miljoen leden een onvoldoende afspiegeling zouden zijn van de Nederlandse samenleving. Het zou eigenlijk hetzelfde zijn als de staatssecretaris tegen de Tweede Kamer zou zeggen: de regering vindt dat er onvoldoende afspiegeling van de samenleving zit in de ledenaantallen van de partijen, dus we komen nog met een aanvullend deel op de Tweede Kamer. Het wil er bij mij niet in dat de omroepen niet waar kunnen maken wat nu bijna als verwijt wordt gebruikt.

Ten slotte kom ik op de regionale omroepen. De staatssecretaris sloot ongeveer af met de volgende opmerking. Als hij nu met het aanvullende wetsvoorstel over de regionale omroepen was gekomen, hadden we gevraagd hoe hij dat nou kon doen, want het was dan niet gedragen in de regio. Ik meen mij te herinneren dat ook bij de behandeling in maart zeker zes omroepen door ons naar voren zijn gebracht die zich niet konden vinden in het model dat is voorgelegd. Ik heb toen onder andere de suggestie gedaan om na te denken over de vraag of we wellicht de samenwerking overeind kunnen laten door de provincies hun eigen concessiebevoegdheid te geven. Wellicht is dat een mogelijkheid om eruit te komen. De regionale omroepen maken zich vooral zorgen over hun zelfstandigheid. De staatssecretaris heeft voorbeelden genoemd van samenwerking op een aantal terreinen om te komen tot een bezuiniging. Natuurlijk spreken bezuinigingen ons ook aan en als daar ruimte voor is, moet je die ook benutten. De omroepen moeten echter niet ...

De voorzitter:

Denkt u wel aan de door u opgegeven tijd?

De heer Atsma (CDA):

Ik ben met mijn laatste zin bezig, mevrouw de voorzitter.

De omroepen die echter hun uiterste best doen om de zaak draaiende te houden, nu al ontslagen hebben aangekondigd of doorgevoerd en al in financiële problemen zitten, moeten straks niet nog meer met hun voet tussen de deur komen, omdat de staatssecretaris hier vanavond dreigt met sancties en boetes. Laten we dat alsjeblieft voorkomen. Dat staat overigens nog los van de wettelijke taken die de regionale omroepen hebben, al is het alleen maar vanwege het feit dat ze de rampenzenders zijn. We moeten ze dus hoe dan ook in de benen houden. Dat de staatssecretaris het op zich goed voorheeft met de regionale omroepen, heb ik ook kunnen lezen in het recent uitgebrachte verkiezingsprogramma van de VVD, als ik althans zo vrij mag zijn de staatssecretaris daar een beetje aan te koppelen. Dat stelt mij gerust. Wat me echter niet geruststelt zijn de andere plannen in dat program. Maar goed, de staatssecretaris ...

De voorzitter:

Daar gaat het hier niet over en u bent al drie minuten over uw tijd.

De heer Atsma (CDA):

De staatssecretaris heeft ook gezegd dat er tot 2020 niks aan de hand is en er rust aan het front blijft. Laten we ons daar in elk geval aan vasthouden.

De voorzitter:

Ik verzoek iedereen om zich enigszins te houden aan de tijd, want als iedereen dubbel zo lang als de opgegeven tijd spreekt, wordt het vanavond 24.00 uur.