Plenair Van Hattem bij behandeling Cliëntenrechten bij elektronische gegevensverwerking



Verslag van de vergadering van 27 september 2016 (2016/2017 nr. 1)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Dat voorliggend wetsvoorstel stelt cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens te verbeteren, lijkt op zich een goed streven, maar helaas levert het juist het tegengestelde resultaat op: onzekerheid, onduidelijkheid en vooral onveiligheid van patiëntengegevens. Het komt wat de PVV-fractie betreft allerminst tegemoet aan de bezwaren die de Eerste Kamer had bij het in 2011 verworpen wetsvoorstel voor het elektronisch patiëntendossier. Er is nog steeds niet voldaan aan de privacy- en veiligheidseisen voor het uitwisselen van medische gegevens.

Na anderhalf jaar uitstel van plenaire behandeling is het eigenlijk niet eens meer een volwaardig wetsvoorstel, maar door gedeeltelijke uitstel van invoering een halfbakken plan. Het is alsof een kok een baksel dat halfgaar uit de oven komt serveert met een mooi sausje erover: zijn gast eet het ongemerkt op, betaalt de rekening, maar heeft de volgende dag grote kans op buikpijn. En dat is nu ook het risico van het "gefaseerd" invoeren van de wet: het doet het voorkomen alsof de cliëntenrechten goed geborgd zijn, de patiënten delen in goed vertrouwen hun gegevens, betalen hun zorgverzekeraar, maar ondertussen lopen ze ongemerkt het risico dat hun medische gegevens in andere handen terechtkomen dan zij hadden bedoeld.

Het zijn juist de invoering van de mogelijkheden van de patiënt zelf om gespecificeerde toestemming te kunnen geven in het patiëntendossier en diens recht op elektronische inzage en afschrift die de minister nu drie jaar wil uitstellen. Dit maakt dit wetsvoorstel incompleet en onzorgvuldig. Het voorstel is al langer uitgesteld; waarom niet de zorgvuldigheid vooropstellen en pas het hele pakket invoeren als alles echt goed geregeld is, als de patiënt niet meer het risico loopt op figuurlijke, misschien zelfs letterlijke buikpijn als medische gegevens in verkeerde handen vallen?

Want hoeveel zekerheid heeft een patiënt? Volgens de minister is er in de drie jaar van de gefaseerde invoering geen sprake van generieke toestemming, maar nog altijd van specifieke toestemming. Echter, de minister stelt tegelijkertijd, ik citeer: "Wel kan het antwoord op de toestemmingsvraag generiek zijn." En daar zit nu de onduidelijkheid voor de patiënt, die in veel gevallen geneigd zal zijn generieke toestemming te verlenen, niet wetend welke zorgaanbieders hij in de toekomst nodig zal hebben. En wie hebben er met zo'n generiek antwoord dan mogelijk toegang tot de medische gegevens en tot de gezondheidsgegevens uit e-Healthtoepassingen? In hoeverre is nog de koppeling met een behandelrelatie aanwezig als daarbij sprake is van verwerking van big data? Kan de minister daar helderheid over verschaffen?

Het is opvallend hoe hard sommige grote zorgondernemingen, zoals Philips, hebben aangedrongen op het aannemen van deze wet door de Eerste Kamer. Eind juni ontving onze Kamercommissie een brief van Philips waarin het erop aandrong om ondanks dat de gespecificeerde toestemming nog niet is uitgewerkt, de wet toch aan te nemen zodat het weet waar het aan toe is. Philips-topman Frans van Houten deed daar enkele dagen later op het European Data Forum in het Eindhovense Evoluon zelfs nog een schepje bovenop door harde verwijten richting de Eerste Kamer te uiten. Hij sprak zijn ongenoegen erover uit dat vanwege zorgen over privacy de wet nog steeds niet behandeld was. Privacy van de burger is voor hem blijkbaar alleen maar lastig, net zoals hij in dezelfde toespraak stelde dat "populisme ons uiteen drijft" en "brexit een ramp is". Privacy en de mening van de burger zijn voor de Philips-CEO blijkbaar van ondergeschikt belang om winst te kunnen maken met de gezondheidsdata van diezelfde burgers. Dat vraagt om een extra kritische kijk op dergelijke ontwikkelingen. In onze eerdere schriftelijke vragen hebben wij al onze zorgen geuit over de samenwerking tussen Philips en verzekeraar Allianz op het gebied van gezondheidsdata en het hiermee mogelijk omzeilen van het toegangsverbod voor verzekeraars. Het antwoord van de minister dat een partij als Philips alleen gezondheidsgegevens mag verwerken indien er sprake is van uitdrukkelijke toestemming stelt allerminst gerust. Wat nu als een patiënt op een toestemmingsvraag een generiek antwoord geeft? Hoe kan de minister garanderen dat dit voor patiënten altijd helder en ondubbelzinnig uit de vraagstelling blijkt?

Terwijl deze grote zorgondernemers stellen de wet nodig te hebben om te weten waar zij aan toe zijn, wordt ondertussen op kleinere schaal gelukkig wel serieus geëxperimenteerd met oplossingen voor veilige systemen, zonder dat de gefaseerde invoering van de wet nodig is. Zo is er een serieus alternatief voor het landelijk schakelpunt, een initiatief van de Huisartsenkring Amsterdam, de Whitebox. Bij de deskundigenbijeenkomst hebben we hierover ook een duidelijke toelichting mogen ontvangen. Dit sluit ook aan bij waar de PVV eerder op heeft aangedrongen: voldoende privacy- en veiligheidseisen bij het uitwisselen van medische gegevens, waarbij de patiënt zeggenschap heeft over de eigen medische gegevens en met respect voor het medisch beroepsgeheim. Daarom is door de PVV voorgesteld om te bewerkstelligen dat de patiënt zelf de regie krijgt over zijn medisch dossier en zelf zorgaanbieders autoriseert middels een persoonlijke zorgpas. Deze oplossingsrichtingen zien we nog steeds niet terug, in plaats daarvan kiest de minister er juist voor om de artikelen aangaande specifieke toestemmingsmogelijkheden voor patiënten uit te stellen, terwijl de toestemming met een generiek karakter wel open blijft. Daarom verzoeken wij de minister om aan te geven of zij bereid is, wanneer de technologische mogelijkheden op het gewenste niveau beschikbaar zijn, alsnog de invoering van een persoonlijke authenticatiepas mogelijk te maken. Graag een reactie hierop.

Ik wil nog graag terugkomen op de eerdere deskundigenbijeenkomst waar nog enkele stellingen naar voren zijn gebracht. Ik zou de minister willen verzoeken hierop te reageren. Daarbij ga ik enkele citaten voorlezen. De heer Nouwt van de KNMG, de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, stelt dat het lijkt dat het wetsvoorstel in strijd is met de aanwijzingen voor de regelgeving. Ik citeer: "Daarin staat dat er niet een regeling wordt voorgesteld of ontworpen voordat is nagegaan of er in voldoende mate handhaving te realiseren valt. Om die reden hebben wij eerder gepleit voor uitstel van behandeling. (…) Mijn standpunt is dan ook: wacht met behandeling van het wetsvoorstel tot er meer zekerheid is over de uitvoerbaarheid van de eis van de gespecificeerde toestemming." Kan de minister aangegeven of zij deze constatering over de aanwijzingen deelt en, zo ja, of dit reden is om behandeling van het gehele wetsvoorstel voorlopig uit te stellen, in plaats van het nu niet invoeren van enkele bepalingen?

De heer Heldoorn van de NCPF, de Patiëntenfederatie Nederland, stelde het volgende: "Mijn laatste punt is dat niemand tussen wal en schip mag vallen. Het alternatief dat ik daarbij heb gezet, is: toestemming of vitaal belang."

De heer Bruijn i (VVD):

Ik stel ter opheldering een vraag aan de heer Van Hattem. Eigenlijk kan ik zijn betoog niet goed volgen. Eerst begrijp ik dat patiënten buikpijn krijgen — dan kom ik meteen uit mijn stoel — van de invoering van deze wet en vervolgens hoor ik hem zijn zorgen uiten over de veiligheid van bestaande en nieuw in te voeren systemen voor elektronische gegevensuitwisseling. Nu schrijft deze wet geen enkel systeem voor, mede op verzoek van deze Kamer. In de vorige wet was dat wel het geval. Deze wet stelt alleen eisen aan bestaande en eventueel in te voeren nieuwe systemen. Denk aan beveiligingsnormen en hoge boetes voor verzekeraars op onrechtmatig inzien. Er zit toch een tegenstrijdigheid in de bijdrage van de heer Van Hattem als hij enerzijds zegt dat patiënten buikpijn krijgen van al die uitwisseling — dat gebeurt al 30 jaar op grootschalige wijze — en hij zich anderzijds zorgen maakt over de veiligheid van deze uitwisseling. Deze wet regelt nu juist, zo goed en zo kwaad als het kan, beveiligingsnormen, hoge boetes voor verzekeraars, inzagerecht en al die andere zaken die de heer Van Hattem belangrijk zegt te vinden.

De heer Van Hattem (PVV):

Daar kan ik een heel duidelijk antwoord op geven. Deze wet is eigenlijk toegeschreven op de systematiek van het LSP. Daar komt het in feite op neer. Daarin zit gewoon een risico. Het is onduidelijk in hoeverre de bescherming van de privacygegevens van patiënten is geregeld. Door uitstel van de bepalingen die hierop betrekking hebben, lopen de patiënten onnodig risico. Dat is het punt.

De heer Bruijn (VVD):

In welke artikelen van deze wet leest de heer Van Hattem dat de wet invoering van het LSP zelfs maar impliciet regelt? Daar wil ik graag een antwoord op hebben, want blijkbaar heb ik er overheen gelezen.

De heer Van Hattem (PVV):

Het staat er niet expliciet in, maar het impliceert het wel. Er zit gewoon een systematiek achter die uiteindelijk bij een dergelijk systeem zal uitkomen.

De heer Bruijn (VVD):

In welk artikel van dit wetsvoorstel leest de heer Van Hattem die implicatie dan? Gewoon even concreet, dan kan ik het nakijken.

De heer Van Hattem (PVV):

Het zit gewoon in de structuur. Het zit niet in één artikel gevat, maar in de structuur. Als het stelsel op deze manier in werking wordt gezet, kom je uiteindelijk uit bij een landelijk systeem, een landelijk schakelpunt. Het grootste manco is misschien wel dat er geen expliciete regeling in zit die een landelijke verwijsindex uitsluit. Als een landelijke verwijsindex was uitgesloten, was het al een stuk veiliger geweest, maar dat is niet geregeld.

De voorzitter:

U zult het hiermee moeten doen, mijnheer Bruijn.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik was gebleven bij een citaat van de heer Heldoorn van de Patiëntenfederatie Nederland. Ik vervolg: "Er wordt met dit wetsvoorstel krachtig gefocust op de zelfbewuste patiënt die goed in staat is om bewust en goed geïnformeerd keuzes te maken en die tot op zekere hoogte inzicht heeft in zijn medische situatie. Er is in de zorg echter ook een andere werkelijkheid: er zijn genoeg mensen die dat niet kunnen. Uit een Motivaction-onderzoek blijkt dat iets minder dan de helft van de Nederlandse zorgconsumenten onder de categorie "minder zelfredzaam" valt. Onder die groep valt ook de groep zeer kwetsbare patiënten; mensen die er terecht van uitgaan dat de dokter of een andere zorgverlener datgene doet wat in hun belang is of wat goed is. Daar hoort het nemen van verantwoordelijkheid bij voor elektronische gegevensuitwisseling. Het probleem is echter dat de ICT-systemen nogal zwart-wit zijn: wel toestemming of geen toestemming. Die eenzijdige focus op geïnformeerd kiezen of op de gevaren van het uitwisselen van medische gegevens kan ongewenste effecten hebben en risico's met zich brengen voor kwetsbare mensen. (…) Ik sluit dan ook af met de vraag: hoe borgen we dat minder zelfredzame mensen niet de dupe kunnen worden en dat zorgverleners niet beperkt worden in het handelen in het vitaal belang van hun patiënten door een in het systeem ontbrekende toestemming?"

Dit was een lang citaat, maar het verduidelijkt wel een belangrijke vraag. Ik hoor graag een reactie van de minister. Verder heb ik nog een citaat van de heer Voest van Brancheorganisaties Zorg. Hij stelt: "Tot slot noem ik de kosten die dit alles met zich brengt. Als we alles moeten regelen zoals het zich nu laat aanzien, moeten er enorme investeringen worden gedaan in ICT en in infrastructuur. Nog belangrijker is dat dit de dokter en de verpleegkundige van de patiënt afhoudt. Zij moeten immers eerst uitleggen hoe het systeem in elkaar zit. Dat is buitengewoon vervelend." Kan de minister aangeven of zij deze stellingname kan onderschrijven en of zij inzicht kan geven in de te verwachten kosten en de effecten op de verhouding arts-patiënt?

Tot slot een citaat van mevrouw Van Leeuwen van de Consumentenbond: "De regie over wat er met die gegevens gebeurt en wanneer, moet bij de consument liggen. Hij moet daar wetenschap van hebben en zijn keuzes kunnen maken. Dat zien wij in dit wetsvoorstel te weinig terug. In onze optiek is de oorzaak van dat probleem dat wordt voortgeborduurd op een systeem dat niet van dit principe uitgaat maar dat nadere invulling geeft aan de situatie die we nu kennen." Graag een reactie van de minister op deze stellingname ten aanzien van de regiefunctie van de patiënt: vindt de minister dat deze in voldoende mate is ingevuld?

In 2011 verwierp deze Kamer het wetsvoorstel unaniem, omdat de privacy niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Bij monde van senator mevrouw Dupuis, een partijgenoot van de minister, kwam de volgende reactie: "De basisvraag was wat het voordeel is van zo'n grootschalig, landelijk systeem. Die vraag is niet beantwoord." In november 2011 wordt met de motie-Mulder de reeds opgetuigde infrastructuur van het epd ingezet voor een nieuwe versie van het epd: het landelijk schakelpunt (LSP). Met het huidige voorstel is er wat de PVV betreft nog steeds niet aan de door senator Dupuis geformuleerde basisvraag voldaan.

"Als men ziet wat juist is, en het nalaat, is dat een gebrek aan moed." Dit citaat van Confucius is eerder door onze PVV-collega-senator Frijters gebruikt, toen zij deze portefeuille en dit dossier onder haar hoede had. Het is hier treffend van toepassing. De minister heeft gezien wat juist is, namelijk dat het eerste wetsvoorstel in april 2011 door de Eerste Kamer unaniem is verworpen. Daarna heeft ze, in de ogen van de PVV-fractie, nagelaten een nieuw, degelijk wetsvoorstel in te dienen dat tegemoetkomt aan de eerdere bezwaren van deze Kamer. Daarmee toont zij een gebrek aan moed. De patiënt is hiervan de dupe, want de privacy van zijn medische gegevens staat op het spel. Bovendien wordt er nog steeds niet voldaan aan de veiligheidseisen, blijft het te grootschalig, is aansprakelijkheid bij misbruik niet goed geregeld en krijgt de patiënt nog steeds niet voldoende zeggenschap over zijn eigen medische dossier.