Plenair Rombouts bij behandeling Vereenvoudiging en digitalisering procesrecht



Verslag van de vergadering van 5 juli 2016 (2015/2016 nr. 37)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 10.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rombouts i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wetsvoorstellen inzake de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Ik hoop niet dat ik u aan het schrikken heb gebracht.

De voorzitter:

Nee, dat komt niet door u. Er is een glas water omgevallen en ik moet even iets redden. Ik moet even mijn iPad redden. Dat lijkt mij nogal belangrijk.

De heer Rombouts (CDA):

Misschien kunnen we hier de WTS op van toepassing verklaren, zoals in Zuidoost-Brabant, maar dat was een slip of the tongue.

De voorzitter:

Nee, gaat u rustig verder. Ik kan staande de vergadering voorzitten. Dat gaat ook prima.

De heer Rombouts (CDA):

Die voorstellen beogen de kwaliteit van de rechtspraak te verbeteren. Het gaat hier om een ingrijpende exercitie, waar vele belanghebbende organisaties bij betrokken zijn en die van wezenlijk belang is voor het up to date functioneren van onze rechtsstaat. Zoals we weten, zijn de drijfveren achter dit project het laten aansluiten van de rechtspraak in Nederland bij de digitalisering van onze samenleving.

Daarnaast strekt het KEI-programma ertoe om procedures zowel civielrechtelijk als bestuursrechtelijk sneller en eenvoudiger te laten verlopen. De minister vatte het in zijn nota naar aanleiding van het verslag kernachtig samen. Ik citeer: Het programma KEI van de rechtspraak werkt met heldere doelstellingen. Verhoging van de tevredenheid over de kwaliteit van de rechtspraak onder rechtzoekenden en ketenpartijen. Verruiming van de tijd die rechters hebben voor complexe zaken. Verkorting van de doorlooptijden per zaak en het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de rechtspraak in Nederland die internationaal toonaangevend is. De rechtspraak zet hiervoor in op digitaal procederen, digitaal ondersteunende processen en het gezamenlijk creëren van een organisatie en een organisatiecultuur die de nieuwe manier van werken ondersteunt.

Mevrouw de voorzitter. Ik aarzel u aan te spreken.

De voorzitter:

Gaat u gerust uw gang. Ik heb geen enkel probleem. Ik kan twee dingen tegelijk doen. Vrouwen kunnen multitasken.

De heer Rombouts (CDA):

Ja, mijn moeder zei ook altijd: ik kan lezen en breien tegelijk.

Mevrouw de voorzitter. Hier kan toch niemand tegen zijn. Ik vraag u niet waar dat tegen was, maar wij begrijpen het hier wel. Het wetgevingstraject is de afgelopen periode door de minister voortvarend ter hand genomen. Op zichzelf zijn de wetstechnische aanpassingen in de betreffende wetgeving al ingrijpend te noemen, maar de vraag is uiteindelijk natuurlijk of deze voldoende effectief zijn. Parallel hieraan loopt een majeur ICT-traject, dat cruciaal is voor een vlekkeloze implementatie van het KEI-programma. Er is de afgelopen weken en maanden door verschillende belangenorganisaties veel gezegd en geschreven over die voorstellen. Ook door de wetenschap is menige kritische noot gekraakt. Op 7 juni hebben we in dit gebouw een informele bijeenkomst gehad, waar betrokken partijen met elkaar van gedachten konden wisselen. Daar zijn naast instemming ook zorgen en bedenkingen geuit. Ik zou bijna zeggen "weer".

De leden van de CDA-fractie — ik wil dat hier duidelijk zeggen —ondersteunen het KEI-programma en de voorliggende voorstellen. Ze zien echter ook dat een project als dit een grote impact heeft op eenieder die ermee te maken krijgt. Onze fractie ziet het hogere doel. In een zich in ras tempo digitaliserende wereld kan de rechtspraak, zeker de Nederlandse, niet langer achterblijven.

Er valt veel te zeggen over de risico's van dit traject, maar laten we niet vergeten dat in een wereld die gekenmerkt wordt door snelle informatie-uitwisseling onze op zichzelf op een hoog niveau staande rechtspraak als een archaïsch, niet bijdetijds en ontoegankelijk bolwerk wordt ervaren. Het KEI-programma moet leiden tot effectievere communicatie en efficiëntere processen die op hun beurt moeten strekken tot meer tijd en aandacht voor de rechtszaken waar het uiteindelijk allemaal om draait.

De overgang van de rechtspraak naar een digitale wereld zal niet zonder slag of stoot gaan. Er zullen zeker kinderziektes optreden. Dit vraagt wel om een organisatie die constructief met de gebruikers wil meedenken. De geluiden die ik het afgelopen jaar persoonlijk heb teruggekregen van bijvoorbeeld de advocatuur zijn echter ook dat men snakt naar een digitale manier van werken en dat men de omslachtigheid, de gebruiksonvriendelijkheid en de tijdrovendheid van de huidige papieren manier van werken hekelt.

De CDA-fractie is van mening dat bij dit megaproject zorgvuldig en voortvarend te werk is gegaan. Er zijn en zullen altijd risico's blijven bij de implementatie van een project als het onderhavige. Omvang en aard van de geuite zorgen rechtvaardigen voor onze fractie geen langer uitstel van de inwerkingtreding van de voorliggende voorstellen. Regeren is vooruitzien; regeren is niet vooruitschuiven. Vanuit verschillende organisaties is de noodzaak aangegeven om de voorstellen nu toch echt aan te nemen, omdat pas daarna het vervolgtraject kan worden ingezet. We zijn de afgelopen periode meerdere keren geïnformeerd over de wijze waarop het project verloopt, van pilotfases en vrijwillige testmogelijkheden tot gebruikerspanels die het systeem testen op gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid. De aanpak om klein te starten met daarna een uitgebreide pilot en pas na een door in- en externe stakeholders tot tevredenheid stemmende evaluatie een landelijke uitrol.

Die aanpak geeft ons vertrouwen. Op deze manier wordt digitaal procederen pas werkelijkheid als de digitale omgeving robuust en werkbaar is. Ook op de laatste wetstechnische vragen, zoals recentelijk gesteld door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders is door de minister naar onze mening uitgebreid antwoord gegeven.

Tot zover zijn we dan nog positief over de voorstellen en de weg die tot nu toe bewandeld is. Er zijn echter nog enkele punten waar wij de minister wel wat lichtvoetig overheen vinden stappen. Zo heeft de Nederlandse overheid bij ICT-projecten een naam hoog te houden waar het gaat om mislukkingen en budgetoverschrijdingen. Mijn eerste vraag aan de minister valt uiteen in twee delen. Wat maakt dat de minister zo rotsvast denkt dat het hier wel goed zal gaan? Kan de minister voorts de verzekering geven dat we in dit project niet geconfronteerd zullen worden met een budgetoverschrijding? Daarnaast geeft de minister aan dat alle stakeholders op verschillende manieren actief bij het proces zullen worden betrokken. De Nederlandse Orde van Advocaten gebruikt naar aanleiding van onze informele bijeenkomst van 7 juni 2016 echter stevige taal in zijn brief van 14 juni jl. Er wordt zelfs melding gemaakt van afgenomen vertrouwen ten aanzien van de Raad voor de Rechtspraak. En de uitspraken van de voorzitter van die raad worden gezien als zeer verontrustend.

In de nota naar aanleiding van het verslag stapt de minister hier naar mijn idee wel gemakkelijk overheen door te verwijzen naar het goede overleg dat is gevoerd. Dat overtuigt ons nog niet. Hoe verklaart de minister dat een belangrijke stakeholder, de Nederlandse Orde van Advocaten, in deze laatste fase van het wetgevingstraject nog zo aan de rem meent te moeten trekken? Om welke reden heeft de minister gemeend dat dit stevige signaal geen specifieke verdere opvolging verdient? En waarom leest hij hierin niet een risico voor een succesvolle implementatie? Ik stel de laatste vraag mede in het licht van de "go/no go"-beslissing die moet worden genomen. Ik citeer de woorden van de minister nog een keer: "Het is van groot belang dat het systeem voor zowel de interne gebruiker als de externe gebruiker naar behoren werkt. De rechtspraak en de ketenpartners hebben dit tot doel. Daarmee staat voorop dat pas besloten wordt tot het verplicht digitaal procederen wanneer alle testen goed zijn doorstaan en er aan alle criteria is voldaan. De rechtspraak zal hierbij onder andere de advocatuur consulteren."

Ik vraag de minister op welk moment er sprake is van een dusdanige uitkomst van de consultatie dat de rechtspraak hem positief kan adviseren. Met andere woorden: tot op welk moment worden bezwaren van ketenpartners nog meegenomen en op welk moment stapt de rechtspraak hier overheen?

Silex, u allen bekend, heeft erop aangedrongen de implementatieperiode met drie maanden te verlengen, namelijk van zes maanden naar negen maanden. De CDA-fractie ziet hierin geen onoverkomelijke bezwaren en is benieuwd naar het oordeel hierover van de minister.

Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Excuses voor het feit dat er net zulke rare dingen gebeurden, maar het is niet anders. Ik geef het woord aan de heer Backer.