Plenair Atsma bij voortzetting behandeling Mediawet



Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Atsma i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Het is de derde keer dat wij met de staatssecretaris voor Mediazaken spreken over dit onderwerp. Wij voegen het zoveelste hoofdstuk toe aan de soap die wij hier vorige week een voortzetting hebben gegeven. Het is jammer dat het op deze manier moet. De CDA-fractie heeft geen enkele behoefte aan een lange inbreng vandaag.

Ik dank de staatssecretaris voor de toezeggingen die hij op papier heeft gezet. Het is een enorme waslijst van toezeggingen en uitleg geworden van hoe een en ander zou moeten worden gezien. Dat onderstreept de noodzaak van een aanvullende wet. De staatssecretaris noemt het bewust geen reparatiewet, omdat dat in zijn ogen wellicht geen recht doet aan de voorliggende wet, maar ik hou het toch maar op een reparatiewet. Er wordt veel gerepareerd, ook ten goede, zo zeg ik in alle oprechtheid.

Dit laat onverlet de vraag of de CDA-fractie tevreden is met de uitkomst van datgene wat is toegezegd. Daarop zeg ik volmondig ja en nee. Op een aantal terreinen zijn wij echt wel tevreden over de toezeggingen, maar op andere terreinen is dat zeker niet het geval. Wij staan daar niet alleen in. Ook een groot aantal omroepen, variërend van KRO-NCRV, AVROTROS en MAX tot NOS, hebben de afgelopen dagen kanttekeningen geplaatst bij de brief met toezeggingen aan de Kamer.

Vooral de sturing door de NPO blijft voor velen, en ook voor de CDA-fractie, een lastig onderdeel, waarbij mogelijk ook strijdigheid met de Grondwet aan de orde zou kunnen zijn. Een van de lastigste punten is dat de reikwijdte van het begrip sturing niet verder wordt uitgewerkt in de brief die de staatssecretaris aan de Kamer heeft gestuurd. Ik ga daar op dit moment niet verder op in, omdat het onderwerp ongetwijfeld op termijn terugkomt in dit huis.

Waar ik nog wel het een en ander over wil zeggen, is dat de NPO nu ook de publieksbetrokkenheid moet registreren, weergeven en dus meten. Ik weet niet precies wat de staatssecretaris daarbij voor ogen heeft, maar de publieksbetrokkenheid meten vanuit de optiek van de NPO, hoe doe je dat? Moet je dan straks twintig mensen twitter laten volgen, zodat die na kunnen gaan wat er gebeurt op twitter terwijl een programma wordt uitgezonden? Of ga je een panel organiseren? Ga je leden werven? Het moge helder zijn, de CDA-fractie heeft een- en andermaal gezegd: laat de programma's en de producties uitzenden door de reguliere omroepen. Dat is in principe ook de intentie. Als je dat doet, weet je dat het in algemene zin door omroepen gebeurt die samen een half miljoen leden vertegenwoordigen.

Hoezo aanvullende publieksbetrokkenheid? De vraag die de staatssecretaris heeft opgeworpen, zou overigens ook andere fracties in dit huis niet moeten aanspreken. Wij hebben een sterke basis in het omroepbestel. Laten we daar vooral gebruik van maken. Ook de mogelijke strijdigheid met elementen in het concessiebeleidsplan, waarin op onderdelen al vooruit wordt gelopen op wat er in de nieuwe Mediawet komt te staan, wil ik graag nog even aan de staatssecretaris voorhouden. Wellicht kan hij daar in zijn termijn op reageren.

Dan kom ik op de regionale omroepen. Eigenlijk hebben wij maar één oproep aan de staatssecretaris: kom snel met uw nieuwe aangekondigde wet. U hebt gezegd dat die voor de zomer komt. Het kan ons niet snel genoeg gaan, omdat je dan ook een aantal verdiepingsslagen nog kunt maken met betrekking tot de inhoud van hoe wij aankijken tegen het regionale bestel en de borging daarvan. Het moet toch gezegd: de staatssecretaris heeft vorige week niet gereageerd op de opmerking die ik maakte dat onder anderen de bestuurders van Omroep Drenthe en Omroep Zeeland zich min of meer hebben afgewend van de ROOS-plannen. Nu zien we dat er behalve vanuit die beweging ook uit een aantal andere provincies stappen worden gezet om te komen tot een status die vergelijkbaar is met wat de staatssecretaris vorige week in reactie op een motie heeft toegezegd voor Omroep Fryslân, namelijk een soort van status aparte met op een aantal terreinen meer invloed. Ik heb het vorige week spijtig genoemd dat er geen enkele toezegging is gedaan met betrekking tot de financiering en extra financiering van die status aparte. De provincie, die volgens mij nog geen bestuursakkoord heeft gesloten met de staatssecretaris, zou zo'n akkoord zeer gaarne tegemoetzien, vanwege de specifieke positie van de tweede rijkstaal.

Nu ligt er echter ook nog een vraag voor vanuit andere provincies, of die vraag komt nog deze week. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarmee omgaat, zeker omdat andere provincies relateren aan het feit dat daar streektalen worden gesproken die ook in Europese zin tot de erkende minderheidstalen moeten worden gerekend. Die vraag stel ik dan ook aan de staatssecretaris, via u, voorzitter. Uiteraard zijn wij blij met de financiële toezegging die, naar ik heb begrepen, gisteren is geformaliseerd. Dan kunnen de omroepen later dan voorzien de bezuinigingsstappen maken, vanwege de vertraging die de wetgeving heeft opgelopen.

Dan wil ik nog iets zeggen niet zozeer over de inhoud, maar over de procedure. Wij hebben vorige week grote vraagtekens geplaatst bij de procedure. Wat er nu dreigt, is dat we een wet aannemen die nooit van kracht zal worden, althans voor het grootste gedeelte niet. Stel dat de wet volgende week wordt aangenomen, dan gaat deze wet eigenlijk linea recta naar het grof vuil, voor zover het de landelijke publieke omroep betreft. Dat vinden wij buitengewoon merkwaardig.

De staatssecretaris heeft gezegd: ik kom met aanvullende wetgeving, maakt u zich vooral geen zorgen, geachte senatoren, want ik garandeer u dat wanneer u de wet weliswaar accepteert, grote delen van die wet — namelijk alles wat op de landelijke publieke omroep slaat — nooit van kracht wordt en ik garandeer u dat er via de Tweede Kamer een nieuwe wet, een aanvullende wet komt, waarin u krijgt wat ik u heb toegezegd. Ook vanuit staatsrechtelijk oogpunt lijkt het mij buitengewoon riskant om die formulering hier te hanteren. Ik zeg dat toch nog een keer, omdat ook deze staatssecretaris geen enkele garantie kan geven dat een nieuwe wet ongeschonden door de Tweede Kamer komt en vervolgens hier belandt. Sterker nog, wij weten niet eens of zo'n wet door de Tweede Kamer komt. Dat zit allemaal nog in de grote glazen bol van de toekomst.

Bovendien heeft de staatssecretaris gezegd dat hij de garantie geeft dat de wet niet van kracht wordt, ook als hij er onverhoopt, althans in politieke zin, niet meer zou zijn. Je weet het maar nooit in deze tijden. De CDA-fractie zou graag willen weten waarop de staatssecretaris dat baseert. Als er, om welke reden dan ook, een andere dan deze staatssecretaris met deze portefeuille behept zou zijn, dan zou deze fractie graag van de staatssecretaris willen horen hoe hij dan een en ander op basis van een aangenomen wet zou kunnen garanderen aan deze Eerste Kamer. Dat lijkt ons buitengewoon lastig, politiek noch staatsrechtelijk consequent en ook niet houdbaar.

Kortom, vragen genoeg. Ik zal ze niet allemaal herhalen. Ik heb vorige week gezegd dat het verstandig zou zijn om ook de Raad van State om een oordeel te vragen. Wij hebben inmiddels een quickscan van professor Elzinga gezien. Ook hij zet kritische kanttekeningen bij wat er op tafel ligt, en ook anderen hebben inmiddels hun mening laten horen. Onzekerheid troef. In die zin is het spijtig dat er kennelijk al een meerderheid in deze Kamer is die ja gaat zeggen tegen de wet. Dat is niet dankzij de wet, maar ondanks de wet en vooral dankzij de staatssecretaris, die alles in het werk heeft gesteld om een meerderheid te krijgen.

Het lijkt de CDA-fractie verstandiger om de wet volgende week niet aan te nemen. Wij verzoeken de staatssecretaris met klem om de wet aan te houden. Deze aangehouden wet biedt dan de mogelijkheid, ook aan de staatssecretaris zelf en aan de Tweede Kamer, om in alle rust het nieuwe huiswerk te doen en te kijken naar de vervolgwet die is aangekondigd. Tegelijkertijd zou dan ook de regionale omroep via wetgeving tot zich kunnen nemen wat door de staatssecretaris is aangekondigd.

De heer Schnabel i (D66):

Dat was wel een heel lange volzin. Ik wil de heer Atsma toch iets vragen. Hij zei aan het begin van zijn betoog zo heel duidelijk dat de CDA-fractie naar deze wet kijkt met een volmondig ja én een volmondig nee. Nu zegt hij inderdaad wel nee, maar als ik hem goed beluisterd heb, dan zegt hij eigenlijk: met de wijzigingsvoorstellen die de staatssecretaris nu heeft gedaan, zijn wij het eigenlijk wel eens, daar kunnen wij ons eigenlijk wel in vinden. We hebben een aantal vragen, maar het is met name de procedure die ons niet bevalt. Mag ik het zo samenvatten?

De heer Atsma (CDA):

Nee, u hebt niet goed geluisterd. Zijn de toezeggingen goed? Daarop heb ik gezegd: ja en nee. Ik ben op een aantal aspecten van dat nee ingegaan.

De heer Schnabel (D66):

Die aspecten heb ik niet gehoord.

De heer Atsma (CDA):

Ik heb gesproken over de sturing. Misschien hebt u dat gemist. Ik heb gezegd wat ook een aantal omroepen de afgelopen dagen tegen ons heeft gezegd over de sturing, dat de algemene beleidskaders ten aanzien van de sturing vanuit de NPO niet zijn gedefinieerd. De staatssecretaris zei wel iets over wat het programma inhoudt, maar niet over het bredere kader. Ik heb aangegeven dat er sprake is van een concessiebeleidsplan, waarin nu al punten staan die zich misschien niet of slechts gedeeltelijk verdragen met datgene wat in de vigerende wet aan de orde is. Ik heb het een en ander gezegd over het voorstel van de staatssecretaris om de publieksverantwoordelijkheid bij de NPO onder te brengen en hoe die publieksverantwoordelijkheid en de verantwoording daarover dan zouden moeten worden vormgegeven. Daar heb ik grote vraagtekens bij. Als de heer Schnabel goed luistert, heb ik ook aangegeven ...

De heer Schnabel (D66):

Ik heb die vraagtekens heel goed gehoord, maar mijn punt was even dat het vraagtekens en constateringen waren. Dat vond ik interessant. Ik was even benieuwd hoe volmondig dat ja en nee nu eigenlijk was.

De heer Atsma (CDA):

U kunt er nog een paar krijgen als u dat zou willen, maar gezien de beperkte spreektijd zou ik het vooral over de procedure hebben. Ik vind dat die procedure staatsrechtelijk niet deugt. Dat zou u ook ter harte moeten nemen. De rommelige gang van zaken, het broddelwerk dat nu wordt afgeleverd, de wijze waarop de Kamer een wet dreigt aan te nemen die vervolgens niet van kracht wordt; dat zou deze senaat niet moeten willen. Wij zijn er niet om dat soort wetten goed te keuren. Maar goed, de stemming zal dat volgende week uitwijzen.

Ik heb aangekondigd dat de CDA-fractie graag zou zien dat de staatssecretaris het wetsvoorstel aanhoudt, zodat hij in alle rust verdere voorbereidingen kan treffen voor de vervolgwet, de reparatiewet, maar ook voor de regionale omroepen de vervolgstappen kan zetten die hij denkt te moeten zetten. Om dat extra te onderstrepen, dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Atsma, De Vries-Leggedoor, Nagel, Koffeman, Teunissen en Gerkens wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

dat de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Mediawet heeft geleid tot toezeggingen aan de Eerste Kamer;

dat de staatssecretaris heeft aangekondigd op korte termijn met een aanvullend wetsvoorstel te komen;

dat de onderdelen die over de landelijke publieke omroep gaan pas in werking treden als ook het aanvullende wetsvoorstel door de Kamer is aanvaard;

dat de staatssecretaris op korte termijn een wetsvoorstel over de regionale omroepen aan Eerste en Tweede Kamer zal voorleggen;

stelt voor:

het huidige voorstel tot wijziging van de Mediawet aan te houden;

de staatssecretaris op te roepen op korte termijn het aanvullende wetsvoorstel in te dienen;

de staatssecretaris eveneens op te roepen voor het zomerreces het wetsvoorstel voor de regionale omroepen in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter Q (34264).

De heer Atsma (CDA):

Daarmee heb ik gezegd wat ik namens de CDA-fractie naar voren wilde brengen. Laat vooral doelmatigheid, rechtmatigheid en zorgvuldigheid centraal staan bij de uitkomsten van dit debat.