Plenair Bikker bij voortzetting behandeling Publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 1 maart 2016 (2015/2016 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Drie punten markeerde de fractie van de ChristenUnie in eerste termijn bij de beoordeling van dit wetsvoorstel. Allereerst de sterke positie van omroepverenigingen als ledenorganisaties, daarnaast een bescheiden rol voor de NPO en ten slotte de ruimte voor levensbeschouwelijke inbreng. Daarnaast had mijn fractie zorgen over het benoemingsbeleid.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn brief met toezeggingen uit de eerste termijn; hij heeft aangegeven bereid te zijn tot aanpassing van de wet. Dat waardeert mijn fractie, maar zij wil wel precies weten waar dit nu op neerkomt. Daarvoor dient dit debat. Bovendien hebben alle bewegingen gevolgen voor het wetgevingsproces. Aanvaarding en inwerkingtreding van het huidige wetsvoorstel en dan wachten op de aanvullingen, vindt mijn fractie niet een vanzelfsprekend vervolg. Ik begrijp dat met name voor de RPO wachten tot een ingewikkelde situatie leidt. Daarom verneem ik graag hoe de staatssecretaris dit dilemma weegt en welke exacte route hij voor ogen heeft.

Inhoudelijk hebben de beantwoording in eerste termijn en de brief van 12 februari niet alle bezwaren tegen het wetsvoorstel weggenomen en zijn sommige punten onduidelijk gebleven. Ik begin bij de sterke positie van omroepverenigingen en een bescheiden rol voor de NPO. Allereerst de positie van de omroepverenigingen. Voor de fractie van de ChristenUnie is artikel 2.88 daarbij de kern die garandeert dat omroepen zelf over inhoud en vormgeving van de programma's gaan. Maar doordat dit artikel zich heeft te verhouden tot de sturende bevoegdheid van de NPO, is uitholling van die eigenstandige positie een risico. In de brief van NPO en een meerderheid van de omroepen zijn afspraken gemaakt die bijdragen aan het vertrouwen dat het zo'n vaart nu niet loopt. Maar de wettekst moet in zichzelf ook helder zijn.

De fractie van de ChristenUnie mist een wettelijke inkadering van de sturende rol van de NPO. Daardoor kan het begrip sturing een containerbegrip worden dat steeds minder inhoudelijke vrijheid aan de omroepen laat. Is de staatssecretaris bereid om de sturing van de NPO terug te brengen tot de wettelijke taken gebaseerd op het concessiebeleidsplan, de prestatieovereenkomst, de afspraken over publieksbetrokkenheid en de coördinatie van aanbodkanalen? Ook bij de uitvoering van al die taken zal de vrijheid van omroepen om zelf verantwoordelijk te zijn voor de inhoud en vormgeving, overeind moeten blijven, anders is art. 2.88, dat juist betrekking heeft op de inhoud en vormgeving, krachteloos. De ChristenUnie-fractie vindt een heldere en afgebakende wettekst belangrijk. Ik hoop dat de staatssecretaris hierover duidelijkheid kan verschaffen.

Dan de ruimte voor levensbeschouwelijke inbreng, maar de heer Atsma trekt nu een sprintje.

De heer Atsma i (CDA):

Nieuwe alinea, nieuw onderwerp. Mevrouw Bikker vraagt nogal wat aan de staatssecretaris. Zij zegt eigenlijk: voordat wij over deze wet kunnen besluiten, zou de staatssecretaris op het punt van de sturing met een verduidelijking en aanpassing van de wet moeten komen. Heb ik het zo goed verstaan?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik ben van mening dat artikel 2.2 waarin duidelijk wordt benoemd dat de NPO een sturende taak krijgt, zich lastig verhoudt tot artikel 2.88, omdat de sturende taak van de NPO in artikel 2.2 onvoldoende is ingekaderd. Ik ben inderdaad van mening dat op dat punt duidelijk moet worden wat die sturing inhoudt en dat de wet dat kader moet bepalen. Ik heb zojuist benoemd welke punten de wet bevat en hoe die sturing vorm kan krijgen. Dat klopt.

De heer Atsma (CDA):

Dan zijn wij het op dat punt eens. Als ik de woorden van mevrouw Bikker goed interpreteer, zou dit betekenen dat de staatssecretaris voor de eindstemming met een aanpassing van de wet zou moeten komen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De heer Atsma trok net een sprintje en dit is ook weer een heel snelle stap. Ik leg nu heel duidelijk voor dat ik het belangrijk vind te weten wat de sturing van de NPO inhoudt, omdat ik wil voorkomen dat het een containerbegrip wordt. Daarover hoor ik de staatssecretaris straks graag en dan kunnen wij met elkaar bezien wat dit betekent voor het vervolg. Als ik zeg dat de wetstekst nu in zichzelf niet helder is, dan zult u begrijpen dat ik mooie woorden of mooie brieven, bijvoorbeeld over de spelregels zoals door de NPO en de meerderheid van de omroepen is besproken, heel goed vind, maar dat er wel een stapje verder gezet moet worden.

De heer Atsma (CDA):

Ik wil nog even op die brief voortborduren. Ik heb er zelf ook al het nodige over gezegd. Het is volstrekt onduidelijk wat nu de rol van de NPO vooraf is. Uit de brief kun je de conclusie trekken dat de NPO vooraf mede het inhoudelijk kader bepaalt. Dat wilt u toch ook niet? Als u daar ja op zegt, ben ik het met u eens. Ik wil dat toch even vast laten leggen met het oog op de geschiedschrijving.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Zelfs als de brief volledig helder was, zou ik nog niet gerustgesteld zijn omdat de wetstekst in zichzelf onhelder is. Op dat punt sla ik aan. Dat is ook mijn rol in deze Kamer. Ik vind het fantastisch dat men in Hilversum afspraken weet te maken. Daar ben ik ook van. Het is heel goed dat men in het maatschappelijk middenveld elkaar weet te vinden. Volgens mij houdt het CDA daar ook erg van. Wij moeten hier wel wetten vaststellen die duidelijk zijn.

Voorzitter. Ik was op het punt van de levensbeschouwing. Ik dank de staatssecretaris voor zijn robuuste uitspraak dat levensbeschouwing integraal onderdeel is van de publieke mediaopdracht. Tegelijk is zo'n uitspraak van betrekkelijke waarde als deze een beperkt praktisch gevolg heeft, zeker nu levensbeschouwing niet zelf in de wet staat. Bovendien wordt nog steeds in Hilversum gesteggeld over het bedrag dat is vrijgemaakt voor de programmering van de kleine levensbeschouwelijke omroepen. Een bedrag van 12 miljoen, in de Kamer geoormerkt toen deze kleine omroepen werden opgeheven en opgingen in de grote acht. Naast deze programmering zijn er ook de grote erkende omroepen die vanuit hun identiteit levensbeschouwelijke programma's maken. Zowel qua budget als qua zendtijd hebben zij altijd dezelfde rechten gehad als elke andere willekeurige omroep. Dat moet elkaar nu niet gaan bijten. Het verdwijnen van levensbeschouwing uit de wetstekst en de ontwikkelingen in Hilversum stellen ons daarom niet gerust. Tezamen moet dat niet leiden tot een vermagering van de levensbeschouwelijke programmering. Want levensbeschouwing is juist een van de pijlers onder de pluriformiteit van de publieke omroep. Om het budget voor programmering van voormalige 2.42-omroepen te bevestigen en de positie van levensbeschouwelijke programmering in den brede te borgen zodat het niet steeds meer naar de marge schuift, dien ik daarom de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Bikker, Sent, Lintmeijer, Schnabel, Krikke en Schalk wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat levensbeschouwing integraal onderdeel uitmaakt van de publieke mediaopdracht;

constaterende dat aandacht voor levensbeschouwing mede invulling geeft aan de opdracht van de publieke omroep om de pluriformiteit van onze samenleving adequaat te weerspiegelen;

overwegende dat bij de opheffing van de kleine levensbeschouwelijke omroeporganisaties (2.42-omroepen) een bedrag van minimaal 12 miljoen euro per jaar is geoormerkt voor levensbeschouwelijke programmering die deze omroepen eerder verzorgden;

overwegende dat daarnaast alle erkende omroepverenigingen recht hadden en houden op budget om programma's te maken vanuit hun eigen identiteit, ook waar deze van levensbeschouwelijke aard is;

overwegende dat erkende omroepverenigingen ook in de toekomst financiële ruimte moeten houden om aanbod te kunnen maken vanuit hun levensbeschouwelijke identiteit en daarnaast vanuit het geoormerkte budget invulling zullen moeten geven aan programmering die eerder verzorgd werd door de 2.42-omroepen;

verzoekt de regering om in de prestatieovereenkomst tussen de regering en de NPO op te nemen dat het bedrag van minimaal 12 miljoen euro per jaar toekomt aan programmering die voorheen verzorgd werd door de 2.42-omroepen;

verzoekt de regering voorts om te bevestigen dat de NPO daarnaast ruimte en budget vrij blijft maken voor brede levensbeschouwelijke programmering en dit vast te leggen in de prestatieovereenkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter M (34264).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de staatssecretaris op deze motie.

Ten aanzien van het benoemingenbeleid moet de afstand tussen Hilversum en Den Haag groter worden en bovendien moet dit punt snel een concrete wetstekst worden. Er is al door meerdere sprekers over gesproken. Ik sluit me aan bij de kritische vragen van de fractie van de PvdA op dit punt. De staatssecretaris heeft toezeggingen gedaan die ik graag als wetstekst zou zien. Dan kan ik beoordelen hoe het er precies uit gaat zien, ook op de punten die nu nog wat vaag zijn. Ik denk ook aan de benoeming van de raad van toezicht van de NPO. Hoe ziet de staatssecretaris die voor zich?

Ik betreur het dat er nog steeds geen bestuursakkoord met de provincie Fryslân is. Ik steun daarom van harte de motie van collega Ten Hoeve. Ik vraag de staatssecretaris nadrukkelijk om in zijn plannen uiting en gevolg te geven aan de constatering dat het Fries de tweede rijkstaal is.

Het wetsvoorstel dat bepalend is voor de inhoud van de regionale omroep moet nog volgen. Graag krijg ik de toezegging van de staatssecretaris dat hij daarmee uiterste vaart zal maken. Dan kunnen wij inhoud en vorm snel aan elkaar koppelen.

De toekomst van de publieke omroep is volgens de ChristenUnie gebaat bij sterke omroepen die vol vaart bezig zijn met de inhoud, met vorm geven aan de pluriformiteit en aan de overdracht van waarden, zodat kijkers kennisnemen van elkaars diepste overtuigingen. De publieke omroep wordt niet sterker van discussies over uitdijende sturing van de NPO of over benoemingen. Voor de ChristenUnie is het daarom belangrijk dat het wetsvoorstel meer stevigheid biedt voor de omroepen bij de invulling van hun redactionele vrijheid en meer inkadering biedt voor de sturende rol van de NPO. Daarnaast hebben wij onze zorgen met betrekking tot het punt van de levensbeschouwing. Het zijn de punten waarop wij dit wetsvoorstel zullen wegen en ik hoop van harte dat de staatssecretaris in dit debat verder wil gaan dan de aanpassing van de wet die hij reeds toezegde.