Plenair Atsma bij voortzetting behandeling Publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 1 maart 2016 (2015/2016 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Atsma i (CDA):

Mevrouw de voorzitter, collega's, staatssecretaris. Het is inderdaad een maand geleden dat wij spraken over de wijziging van de Mediawet zoals de staatssecretaris die aan beide Kamers heeft voorgelegd. Een maand geleden was deze Kamer buitengewoon kritisch over de voorstellen die er lagen. De NPO zou te sturend zijn. Er was discussie over het budget voor de omroepen. Het voorafgaand toezicht was ook een punt van discussie. De benoemingen hebben veel stof doen opwaaien en daaraan gekoppeld heeft de governance in meer algemene zin het nodige losgemaakt. Ten slotte is er ook uitvoerig gesproken over de positie van de regionale omroepen.

De staatssecretaris heeft in zijn beantwoording in eerste termijn nogal wat naar voren gebracht. Ik durf in alle eerlijkheid te concluderen dat het er daardoor niet helderder op is geworden. De Kamer heeft dan ook terecht, via u, mevrouw de voorzitter, gevraagd om het debat te schorsen tot vier weken later, dus tot vandaag. In de afgelopen weken hadden wij, gelet op de forse kritiek van de Kamer, van de staatssecretaris verwacht dat hij zou aankondigen dat hij de wet zou wijzigen, dan wel dat er een novelle zou komen. Dat is echter niet gebeurd en dat vinden wij spijtig. Dat had veel discussie kunnen wegnemen.

In eerste termijn heb ik de vraag gesteld welk probleem wij nu eigenlijk oplossen. Is dat het probleem van het benutten van de nieuwe media? Is dat het probleem van het bereiken van jongeren? Ik heb daar in eerste termijn geen helder antwoord op gekregen van de staatssecretaris. Ik blijf de vraag herhalen of dit wel lukt met de voorgestelde wijzigingen van de Mediawet. Ook werd gesuggereerd dat Hilversum minder met zichzelf in discussie zou moeten gaan. Hoeveel procedures van de omroepen richting NPO zijn er de afgelopen twee jaar eigenlijk geweest? Misschien kan de staatssecretaris daarop ingaan. Dat zou op z'n minst een indicatie kunnen zijn van hoezeer Hilversum met zichzelf in discussie is. Misschien kan de staatssecretaris ook nog even aangeven hoeveel omroepen wij per 1 januari van dit jaar nog hebben. Wij hebben er 22 gehad en zitten wij daar nu niet ver, heel ver onder? Kortom, de beelden die worden opgeroepen dat Hilversum een verdeeld huis is en dat het een Poolse landdag is, willen er bij mij niet in. Wij hebben trouwens de vorige keer uitgebreid over Polen gesproken.

Het bestel moet opener. In eerste termijn heb ik gevraagd wie bepaalt wat bijvoorbeeld de achtergrond is van degenen die externe programma's aanleveren. Moet daar ook naar gekeken worden? Moet daar een soort ventiel op zitten? Moet daar een soort controleklep op zitten? Het kan toch niet dat elke willekeurig belangenorganisatie maar programma's kan aanleveren? Op het moment dat die door de NPO worden geaccordeerd zouden dergelijke programma's ook worden uitgezonden. Onder de procedure voor de totstandkoming van omroepen van de afgelopen tientallen jaren zit bepaald een zorgvuldiger afweging. Maar goed, daar komt de staatssecretaris wellicht nog op terug.

Met betrekking tot de benoemingen heeft de staatssecretaris de afgelopen weken een aantal vragen uit de Tweede Kamer beantwoord. Ik moet zeggen dat de beweging die hier in eerste termijn al door de staatssecretaris werd gemaakt, in de schriftelijke ronde naar aanleiding van de vragen uit de Tweede Kamer nog eens is bevestigd. Het is positief dat er voor de benoemingen — wellicht in het algemeen — een aangepaste procedure komt. De vraag is natuurlijk wel wanneer en op welke wijze een en ander in gang wordt gezet.

Er is veel meer gebeurd. De staatssecretaris was de afgelopen weken bijna een soort van straatssecretaris. Hij is zo'n beetje door het hele land getrokken om te kijken of er wel of niet voldoende steun voor zijn wetsvoorstel kon worden gevonden. Hij buurtte hier in de omgeving van het Binnenhof. Hij buurtte in Utrecht en hij heeft in tal van digitale straten gebuurt. Op zichzelf is daar niks mis mee, maar het zegt wel iets. Het lijkt bijna een soap. Ik zou bijna de conclusie kunnen trekken dat het hier en daar iets van amusement in zich had. Laat nu uitgerekend deze staatssecretaris tegen amusement op de buis zijn, dus dat is wellicht niet de beste kwalificatie. Misschien moet ik zeggen dat het meer weg heeft van een drama.

Wat is er nog meer gebeurd? Gisterenmorgen hebben wij een brief gekregen van de NPO en enkele omroepen. Het is positief — ik ben daar helder over — dat daarin wordt aangegeven dat de NPO zich vooraf niet meer gaat bemoeien met bijvoorbeeld de vraag wie wel of niet de presentator van een programma mag zijn of wie nu wel of niet als gasten mogen acteren. Overigens is het wel bijzonder dat dit nu op papier staat, want tot nu toe werd steeds ontkend dat dit aan de orde zou zijn. Als het echt niet aan de orde was geweest, dan had men dit niet op papier hoeven te zetten. Het staat nu op papier dus was er kennelijk wel iets aan de hand. Achteraf kan er echter nog wel een beoordeling plaatsvinden. De vraag blijft hoe zich dat verhoudt tot hetgeen in eerste termijn door veel fracties naar voren is gebracht. Sturing blijft in algemene zin recht overeind.

De brief van gisteren gaat ook uitvoerig in op de werkwijze met betrekking tot de toelating van externe producties. Conform de verduidelijking in de motie-Segers/Heerma in de Tweede Kamer wordt daarover een en ander uitgelegd. Daarover hebben wij verder geen directe opmerkingen. Het is wel interessant om vast te stellen dat in een voortraject van de brief die gisteren is verstuurd er sprake zou zijn van een convenant tussen de NPO en alle omroepen. Daarin stond onder andere dat er een maximering zou moeten komen van 20% van de omroepbudgetten voor externe producties. Wat vindt de staatssecretaris van zo'n maximering? Kennelijk is dit niet voor niets niet in de brief terechtgekomen en kennelijk is daar in het overleg van de staatssecretaris met Hilversum het nodige over gezegd. Ik ben daar wel benieuwd naar.

Andere vragen hebben bijvoorbeeld betrekking op de beroepsmogelijkheid van de omroepen richting de NPO als achteraf stappen worden gezet. Hoe kunnen omroepen zich verweren als zij het er inhoudelijk niet mee eens zijn? Voor ons is van wezenlijk belang hoe de wettelijke verankering van de ruimte die de omroepen zouden moeten hebben, gerealiseerd wordt. In eerste termijn heeft de staatssecretaris gezegd dat er ruimte moet worden geboden. Wil de staatssecretaris dit echt? Wij vinden dat de omroepen zoals wij die nu kennen een groot goed zijn. Die hebben alle ruimte en mogelijkheden nodig om datgene uit te dagen wat op grond van missie, doelstelling en/of identiteit uitgedragen moet worden. Die ruimte en mogelijkheden moeten geborgd worden. De omroepen moeten niet via een U-bocht aan banden worden gelegd via de NPO. Op dit punt dien ik een motie in. Ik heb haar inmiddels bij u neergelegd, voorzitter.

De voorzitter:

Door de leden Atsma, De Vries-Leggedoor en Martens wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wijziging van de Mediawet (34264) ingrijpende gevolgen kan hebben voor het Nederlandse publieke bestel;

overwegende dat de staatssecretaris met betrekking tot de governance binnen de NPO inmiddels heeft aangekondigd met aanpassingen te komen;

overwegende dat de voorgestelde sturing vanuit de NPO haaks staat of kan staan op de ruimte en de mogelijkheden die autonome omroepen binnen het Nederlandse publieke bestel dienen te hebben;

verzoekt de staatssecretaris, met wettelijke waarborgen te komen waardoor omroepen met inachtneming van hun missie, doelstellingen en/of identiteit alle ruimte krijgen om programma's te produceren en uit te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter J (34264).

De motie is nog niet voldoende ondertekend, maar ik begrijp van de heer Atsma dat dit in orde komt.

De heer Atsma (CDA):

Ik neem aan dat als de Kamer er geen bezwaar tegen heeft dat deze motie wordt ingediend, dit ook akkoord is.

De voorzitter:

Maar de motie moet nog wel voldoende ondertekend worden.

De heer Atsma (CDA):

Er zitten hier ongetwijfeld nog Kamerleden die dit willen doen. De motie is door drie Kamerleden ondertekend. Ik heb niet de gelegenheid gehad, gezien het vroege tijdstip van deze vergadering, om meer ondersteuning te zoeken.

De voorzitter:

Ik zie aan de vingers die worden opgestoken, dat dit het geval is.

De heer Atsma (CDA):

Dan is dat geregeld bij dezen.

We hopen dat de staatssecretaris op dit punt de CDA-fractie tegemoet kan komen omdat met name de elementen die ik naar voren bracht, zijnde de ruimte voor missie, doelstelling en/of identiteit, voor ons echt cruciaal zijn als het gaat om de toekomst van het mediabestel.

Vorige maand hebben we ook uitgebreid gesproken over de regionale omroepen. We hebben de afgelopen weken gezien dat het speelveld daar — misschien moet ik wel zeggen helaas — meer en meer verdeeld is geraakt. Zo hebben we het afgelopen weekend brieven gekregen van de voorzitters van de regionale omroepen van Drenthe en Zeeland, dat zij zich op dit moment niet meer kunnen vinden in de ambities van het ROOS-plan. De CDA-fractie is benieuwd hoe de staatssecretaris dit duidt en wat het betekent als enkele omroepen zich onttrekken aan het collectieve plan. Wat heeft dat voor consequenties, zowel voor de omroepen als voor het totaal?

Ik heb vorige keer gevraagd of er een mogelijkheid is om een concessie per provincie te verlenen. De staatssecretaris reageerde daarop in de zin dat dit tot bureaucratie kan leiden. Dat laatste zal zeker niet aan de orde zijn als je per provincie concessies verleent. Het geeft wel de ruimte die sommige provincies graag willen hebben om meer over hun eigen omroep te kunnen blijven gaan dan in het voorliggende wetsvoorstel naar voren komt. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris inmiddels op dit punt van gedachten is veranderd. Alle provincies, heeft de staatssecretaris nog eens bevestigd, hebben recht op één regionale omroep. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de situatie in Zuid-Holland, voor de discussie rondom West en Rijnmond? Wat betekent het voor het verzoek van AT5 en Noord-Holland om samen te gaan? Ik heb begrepen dat de staatssecretaris daar afwijzend op heeft gereageerd. En ten slotte noem ik de positie van de regionale omroep in Fryslân. Collega Ten Hoeve zal ongetwijfeld straks een motie indienen waarmee hij verder ingaat op de positie van Omrop Fryslân. Ik ben wel benieuwd welke concrete toezegging de staatssecretaris de afgelopen vier weken — dat zijn vier keer zeven dagen en elke dag telt 24 uur — op dit punt heeft gedaan aan het provinciaal bestuur van Fryslân, dat ook een- en andermaal heeft verzocht om meer ruimte gelet op de eigen identiteit en vooral op de positie van de tweede rijkstaal, die geborgd zal moeten worden voor de lange termijn.

Kortom, er zijn nog steeds veel vragen. Het element van de sturing is voor ons cruciaal in het debat. Er zijn kleine stappen vooruit gezet door de staatssecretaris. Wij zouden graag, afhankelijk van de beantwoording, onze definitieve conclusie aan de vooravond van de finale stemming over dit wetsvoorstel willen trekken.