Plenair Elzinga bij behandeling Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten



Verslag van de vergadering van 24 maart 2015 (2014/2015 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.31 uur


De heer Elzinga i (SP):

Voorzitter. De SP-fractie heeft lang uitgekeken naar het moment waarop we een wetsvoorstel voor een quotumregeling ten behoeve van arbeidsbeperkten, met een sanctiemogelijkheid richting werkgevers, zouden kunnen invoeren. Het voorstel voor een Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zou dan ook door de SP gevierd behoren te worden. De SP pleit immers al sinds haar entree aan het Binnenhof voor zo'n quotumregeling, al stonden we destijds nog helemaal alleen met onze wens om daar, net als in Duitsland, een sanctie aan te koppelen voor werkgevers die niet meewerken. Omdat we de steun voor dat principe wel zagen groeien, werd drie jaar geleden door onze Tweede Kamerfractie een initiatiefwetsvoorstel met een dergelijke quotumregeling gelanceerd. Al zou zo'n regeling het sluitstuk van inclusief arbeidsmarktbeleid moeten zijn, het principe van een quotumregeling met sanctiemogelijkheid heeft zeker onze steun.

Het gaat bij de beoordeling van het wetsvoorstel vanzelfsprekend om de uitwerking en om de context van vigerend beleid, de praktijk en de veranderingen hierin. De SP heeft vooral problemen met de contextuele veranderingen die met dit wetsvoorstel samenhangen, ook al hebben we ook over de uitwerking van dit wetsvoorstel vragen en twijfels.

Het wetsvoorstel is een uitwerking van een afspraak die deel uitmaakte van het sociaal akkoord met werkgevers en werknemers in 2013. Vanwege de mooie afspraken die het akkoord zeker ook bevatte, had dat akkoord in principe de steun van de SP, zelfs voorzien van een aanbod aan de regering om bij de uitwerking en het realiseren ervan te helpen. We weten inmiddels — dat is geschiedenis — dat het kabinet voor de uitwerking koos voor een coalitie met D66, de ChristenUnie en de SGP en bovenal — tegen de afspraak met werkgevers en werknemers in — verderging met economisch schadelijk bezuinigingsbeleid. De banenafspraken in het kader van deze wet zijn daardoor volgens de sociale partners en volgens de SP-fractie een stuk onzekerder geworden en door het bezuinigingsbeleid zijn direct en indirect vele banen vernietigd.

Vanwege de goede afspraken die ook voor werknemers in het sociaal akkoord zaten, trokken de vakbonden na de onfatsoenlijke en eenzijdige aanpassing niet direct de stekker uit dat akkoord, maar het mag duidelijk zijn dat deze uitwerking niet de uitwerking was die de SP voor ogen had. We bekijken het voorstel daarom niet als een onderdeel van dat totale pakket, maar — zoals altijd — op de eigen merites en steunen het als het per saldo positief is volgens onze maatstaven.

De pijn voor de SP maar, veel belangrijker, ook voor alle mensen met een arbeidsbeperking zat en zit vooral in de Participatiewet, zoals de Wet werken naar vermogen door dit kabinet is gedoopt. Deze Wet werken naar vermogen werd terecht ook door de partij van de staatssecretaris, zij aan zij met de SP, bestreden in de vorige kabinetsperiode, want volgens de PvdA werkte de Wet werken naar vermogen niet, was de wet gebaseerd op drijfzand en bood de wet geen enkel zicht op een baan voor arbeidsbeperkten. De plannen om de sociale werkvoorzieningen te sluiten, werden niet, zoals voor de verkiezingen beloofd, teruggedraaid, maar werden wat verzacht door de sociale werkvoorzieningen alleen voor nieuwe gevallen te sluiten en zo een sterfhuis te maken. Onder het huidige kabinet heeft de SP het verzet tegen de Participatiewet dan ook voortgezet. Ik zal het debat dat wij hierover vlak voor de zomer hadden, nu niet overdoen, maar als Participatiewet heeft de Wet werken naar vermogen, nu met steun van de PvdA, de eindstreep gehaald en is de wet inmiddels ingevoerd.

Het voorliggende wetsvoorstel is een uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde quotumregeling die ervoor moet helpen zorgen dat arbeidsgehandicapten in plaats van in een SW-bedrijf bij reguliere werkgevers aan het werk kunnen. Het regeerakkoord schrijft hierover: "We zorgen ervoor dat niemand tussen wal en schip valt. Naarmate het aantal plaatsen in de sociale werkvoorziening afneemt, neemt het aantal reguliere plaatsen voor arbeidsgehandicapten toe. De quotumregeling wordt vanaf 1 januari 2015 in zes jaar stapsgewijs ingevoerd."

Het eerste teleurstellende aan het voorliggende wetsvoorstel is wellicht dat zowel de ingangsdatum als de invoeringstermijn niet is gehaald. De quotumregeling wordt nu voorgesteld als een stok achter de deur, ter ondersteuning van de afspraken tussen werkgevers, vakbonden en overheid over het creëren van 125.000 banen voor mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, over een periode van ruim tien jaar. De twijfel van mijn fractie zit bij de ambitie en de haalbaarheid van deze afspraken, de effectiviteit van dit wetsvoorstel om deze afspraken kracht bij te zetten, de afbakening van de doelgroep en het risico op verdringing door het wetsvoorstel van mensen die om welke reden dan ook net buiten de doelgroep vallen. Als je weet dat er 1,5 miljoen mensen met een arbeidsbeperking zijn, van wie er ongeveer 1 miljoen op dit moment niet in staat zijn om mee te doen in een betaalde baan, is een banenafspraak van 125.000 bij reguliere werkgevers, inclusief de overheid, over ruim tien jaar, wel erg mager. En of dat aantal gehaald zal worden en in een tempo dat het verlies aan banen bij SW-bedrijven als gevolg van de Participatiewet kan bijbenen, is gezien de nog voortslepende crisis, hoge werkloosheid en nog velen banen kostende, reeds ingeboekte bezuinigingen, hoogst twijfelachtig. De eerste signalen zijn in elk geval nog niet erg hoopgevend. Volgens een analyse van bijna 110.000 vacatures in de maand januari waren er slechts 20 gericht op de doelgroep van de Participatiewet. In dit tempo duurt het ruim 500 jaar voordat we 125.000 banen hebben gevuld, vooropgesteld dat alle vacatures een match opleveren en iedereen het ook 500 jaar in de aangeboden baan volhoudt.

In 1947 werd de Wet plaatsing mindervalide arbeidskrachten ingevoerd. Die wet bevatte al een quotumbepaling. Voor collega Terpstra van het CDA merk ik op dat het CDA in het algemeen misschien wel geen voorstander is van quotumbepalingen, maar dat ik mij niet aan de indruk kan onttrekken dat in ieder geval delen van het CDA bij deze wet betrokken waren. Maar omdat de wet geen sanctie zette op het niet nakomen van het quotum, werd de wet geen succes. Mede daarom werd al in 1950 de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening ingevoerd, gevolgd door de Wet sociale werkvoorziening (WSW) in 1969. De facultatieve, sanctieloze quotumregeling van de WPMV, zoals die wet afgekort heette, ging in 1986 over op de WAGW, en in 1998 op de Wet REA, die met de invoering van de WIA uiteindelijk werd opgeheven.

Dat een quotumregeling zonder sancties niet werkt, weten we dus al heel lang. Dat we desalniettemin zonder te weten of het met een sanctie-instrument wel gaat werken, de WSW op slot zetten voor nieuwe instroom en daarmee een beproefd middel opgeven voor een experiment, vindt de SP erg onverstandig. Pas als eind volgend jaar blijkt dat de banenafspraak niet op schema zit, zal in overleg met werkgevers en werknemers mogelijk de sanctie worden ingevoerd. En als de werkgever ervoor kiest de sanctie te accepteren in plaats van het gedrag aan te passen, gebeurt er niets. Dan betaalt de werkgever een bescheiden boete en zit de werkzoekende met arbeidsbeperking nog steeds thuis.

Dat de hoogte van de sanctie niet variabel is en niet eenvoudig aan te passen, maakt sturing hierop lastig. Het lijkt de SP-fractie voor veel werkgevers niet erg afschrikwekkend, €5.000, vooral omdat het grote werkgevers betreft. Op kleine werkgevers is de wet immers niet van toepassing. De SP-woordvoerder in de Tweede Kamer sprak in dit verband van "een lollystokje achter de deur". Waarom heeft de regering eigenlijk een vast bedrag in het wetsvoorstel opgenomen? Betekent dit dat uitvoering van het dictum van de motie-Van Ojik/Kerstens alleen kan met een wetswijziging? Is de regering van plan om elk jaar een wetswijziging voor te stellen om het boetebedrag te corrigeren voor inflatie? Ziet de staatssecretaris ook dat het vastleggen van het boetebedrag wellicht wat onhandig is om te sturen als de boete bedoeld is instrumenteel te zijn om gedrag te beïnvloeden? Het wetsvoorstel richt zich op grotere werkgevers, althans, werkgevers met meer dan 25 werknemers. Echter, ook kleinere bedrijven kunnen werknemers met een arbeidsbeperking in dienst hebben en het zou goed zijn, ook actief beleid te maken om deze kleinere werkgevers te stimuleren om mensen uit het doelgroepenregister in dienst te nemen en hen te wijzen op alle mogelijke voorzieningen die er ten aanzien van deze groep bestaan. Dat moet de staatssecretaris toch met me eens zijn? Zonder stok, zo heeft de ervaring ons geleerd, zal niet elke werkgever te overtuigen zijn. Maar zouden we niet ten minste proberen om ook de kleinere werkgever te verleiden?

Tot slot heeft mijn fractie twijfels over de afbakening van de doelgroep en de mogelijke verdringing van mensen die buiten de doelgroep vallen, door mensen die er net binnen vallen. Bij een andere afbakening vinden de grenseffecten plaats op een andere plek. De Raad van State wijst al op de mogelijke verdringing van werknemers met een WIA-uitkering. De regering wil dit monitoren, maar wat kan en zal zij doen als uit monitoring blijkt dat deze verdringing toch plaatsvindt? En onderschrijft de regering het risico dat vooral de kosten van een noodzakelijke voorziening een groot nadeel in de competitie om een beperkt aantal banen zal opleveren?

De regering wil prioriteit maken van de lastige doelgroep van de Participatiewet, de Wajong en de Wsw die niet in staat is het wettelijk minimumloon op eigen kracht te verdienen. De Tweede Kamer heeft de doelgroep al een beetje uitgebreid, namelijk tot mensen onder de 18 die een voorziening nodig hebben om zelfstandig het minimumloon te kunnen verdienen. Dat lijkt de SP-fractie positief. Maar waarom vallen niet alle personen die met een structurele functionele arbeidsbeperking tot de doelgroep van de Participatiewet behoren onder de doelgroep van de Quotumwet? En waarom zijn noodzakelijke voorzieningen voor deelname aan het arbeidsproces eigenlijk geen gegarandeerd recht?

Is de staatssecretaris van plan om deze wet, als hij wordt ingevoerd, na een jaar of twee te evalueren op basis van de gevolgen voor gedrag van werkgevers, eventuele verdringingseffecten en overige belemmeringen tot toetreding tot het arbeidsproces? Zo ja, is de staatssecretaris dan bereid om boetebedrag, doelgroep en ondersteunend instrumentarium nog eens kritisch tegen het licht te houden?

De heer Terpstra i (CDA):

Bij discussies over het bevorderen van de arbeidsmarktparticipatie van een bepaalde groep is verdringing altijd een belangrijk argument voor de SP. Maar geldt het probleem van verdringing niet voor alle maatregelen, ook maatregelen waar de SP zelf voor is? Als je ogenblikkelijk een quotumheffing invoert, met heel hoge bedragen, krijg je volgens mij ook verdringing. Ik denk dan ook dat verdringing altijd een rol speelt. Waarom gebruikt de SP altijd het argument van verdringing tegen het idee om een maatregel te nemen, als zodanig, terwijl het overal speelt?

De heer Elzinga (SP):

Als collega Terpstra goed heeft geluisterd, dan heeft hij gehoord dat ik die opmerking zelf ook heb gemaakt. Ik heb gezegd dat als je de grens van de doelgroep ergens anders legt, elders ook verdringing plaatsvindt. Als de doelgroep strak wordt gedefinieerd, het aanbod van banen beperkt is en het aantal mensen dat om die banen moet concurreren groter is, zal er altijd ergens een grenseffect plaatsvinden. Daarom heb ik ook vragen gesteld over de manier waarop we de doelgroep van deze wet beoordelen en monitoren. Zijn er nog andere middelen nodig om belemmeringen weg te nemen? Denk aan het recht op voorzieningen die toetreding tot de arbeidsmarkt mogelijk maken.

De heer Backer i (D66):

Ik was even gealarmeerd door het citaat van de collega van de heer Elzinga uit de Tweede Kamer. Ik heb de Handelingen ook gelezen en ik dacht dat er nog meer citaten zouden komen. De toon van uw bijdrage, mijnheer Elzinga, is echter anders; gelukkig. De Participatiewet is nu eenmaal een feit. Hij bestaat. Er zijn verdringingsproblemen. Die constateren we allemaal. De kern van het debat is eigenlijk: is het betere niet de vijand van het goede? Zou voor de SP-fractie het goede in de voorstellen in elk geval een goed startpunt kunnen zijn? Dat is mijn eerste vraag. Ik wil er nog een tweede aan verbinden. De heer Elzinga zit wat dichter bij de vakbeweging en ik kan mij voorstellen dat het voorstel zijn licht vooruitwerpt op de cao-onderhandelingen. Wat is zijn visie hierop? Heeft dit een positief effect? Zijn er al resultaten geboekt? Zo ja, zou dat geen extra pleidooi kunnen zijn voor een positievere benadering?

De heer Elzinga (SP):

Om met de eerste vraag te beginnen: helaas is de Participatiewet dankzij deze coalitie en de steun van de fractie van de heer Backer inderdaad een feit. In het geheel van de Participatiewet en de Quotumwet zat daar de grootste pijn voor onze partij. Een quotumregeling, waar wij al jaren voor pleiten — ik zei het al eerder — zou het sluitstuk moeten zijn voor een inclusief arbeidsmarktbeleid en geen schaamlap voor bezuinigingsmaatregelen met ernstige discriminerende effecten. U hebt echter goed gehoord dat wij het principe van een quotumregeling niet afwijzen. We herkennen daar een aantal goede dingen in. Ons gaat het om de uitwerking. Daarover hebben we nog de nodige twijfels. We kunnen er nog steeds niet met onze pet bij dat de coalitie met zo'n brede steun het wetsvoorstel over de Participatiewet ten koste van de doelgroep door beide Kamers heeft gekregen. Los van het principiële debat gingen de vragen en de twijfels in beide debatten vooral over de uitwerking. Afhankelijk van de uitkomsten van dit debat zullen we ons in de fractie beraden over ons standpunt. Dat kunnen we natuurlijk niet voorafgaand aan het debat doen.

Wat de tweede vraag betreft: de quotumregeling is een instrument, een stok achter de deur voor het geval een en ander wordt ingevoerd. De vakbeweging zit er net als de werkgeverskoepel bij, omdat het instrument pas na overleg met de sociale partners zal worden ingevoerd. In eerste instantie gaat het om het uitvoeren van de afspraken tussen de sociale partners ten aanzien van het realiseren van 125.000 banen. De vakbonden zaten daarbij aan tafel. Ze zitten ook elders aan tafel, met de SER en bij de cao-onderhandelingen met de werkgevers. Ze zullen deze afspraak in hun achterhoofd houden. Ik neem aan dat ze regelmatig vragen zullen stellen en de werkgevers, de grotere voorop, zeker zullen aanspreken op hun verantwoordelijkheid om de tripartite gemaakte afspraken na te komen.

Ik was aan het einde van mijn betoog gekomen. De SP-fractie heeft voorlopig nog veel twijfel, zoals ook wel bleek uit de interrupties, en ziet zeker uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.