Plenair Van Strien bij Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 november 2014 (2014/2015 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.46 uur


De heer Van Strien i (PVV):

Voorzitter. Na de brave woorden van de vorige twee sprekers toch wat meer kritische noten van een oppositiepartij. "Broos herstel" staat dit jaar boven de Macro Economische Verkenning. Die kregen we in september. Inmiddels weten we dat zelfs dat dat er niet in zit. Na jaren het zuur te hebben ervaren, zijn nu ook nog de kalktabletjes op en wrijven helpt ook al niet. Een recent CBS-bericht geeft de werkelijkheid beter weer. Bedrijven hebben in augustus weer 3,8% minder geïnvesteerd dan in dezelfde maand van 2013. Dat is de derde daling op rij en is tekenend voor stagnatie: geen herstel.

Ik heb vorig jaar een cijferreeks van het bruto binnenlands product gepresenteerd. Dat waren cijfers van StatLine, de website van het CBS. Ik heb aangetoond dat er geen enkele naoorlogse periode van de lengte van 2002 tot nu te vinden is waarin het zo slecht met Nederland ging als sedert de invoering van de euro. Er was na 1960 ook geen periode te vinden waarin de koopkrachtontwikkeling zo zwak was als sedert de invoering van de euro. Het zal de gemiddelde krantenlezer niet verbazen dat de situatie er in dat opzicht nog niet op vooruit is gegaan. Ik heb ook nu de groei van het bbp, nu over een periode van twaalf jaar, voortschrijdend berekend en vergeleken met de groei vanaf 1960. Dan blijkt nog steeds dat zelfs de krimp in 1975 en begin jaren tachtig niets voorstelde in vergelijking met wat wij nu beleven, sedert de invoering van de euro.

Daarnaast is er van onze krimpende economie vele miljarden naar onder meer ontwikkelingshulp en Zuid-Europa gegaan. Nu gebeurt wat de PVV al jaren voorspelt: op alle mogelijke manieren verdwijnt ons goede, zuurverdiende geld structureel naar de zuidelijke lidstaten. De ECB is bezig met het onbeperkt opkopen van leningen van vooral Zuid-Europese banken en houdt de rente wanhopig op bijna 0% om de gigantische schuldenberg van Zuid-Europa gratis op peil te houden of nog verder te laten vergroten. De Nederlandse spaarder betaalt het gelag doordat hij minder dan 1% op zijn spaarrekening krijgt. Op papier zou het krediet voor Nederlandse ondernemers goedkoper moeten zijn, zodat zij meer zouden kunnen investeren. De praktijk is anders, zoals in het FD te lezen is. Een gemiddeld bedrijf merkt helemaal niets van de lage rente. Dat wordt ook bevestigd door het eerdere, zojuist door mij genoemde CBS-bericht. Hetzelfde geldt voor gezinnen met een hypotheek: ook voor hen blijft de rente onverkort hoog. Onze pensioenfondsen moeten door de lage rente daarentegen een absurd lage rekenrente hanteren, want die is veel lager dan hun werkelijke rendement. Dat is voor het kabinet weer reden om de pensioenen te verlagen. Ook de werkende die nu pensioenpremie afdraagt, ziet zijn vooruitzichten verdampen. Dit alles gebeurt om een Europees politiek waanidee in stand te houden.

Voortdurend roept het kabinet dat het allemaal de schuld is van de wereldeconomie; als die maar aantrekt, zou het weer goed met ons gaan. Als je de Macro Economische Verkenning goed leest — de cijfers zijn namelijk zodanig gepresenteerd dat dit niet direct opvalt — zie je dat de bbp-groei voor dit jaar voor de wereldeconomie op 3,25% wordt geraamd, voor Europa op 1% en voor Nederland op 0,75%. Voor 2015 zijn deze prognoses: 3,75% groei voor de wereldeconomie, 1,5% voor het eurogebied en 1,25% voor Nederland. Dat laatste moeten we ook nog maar zien. Ik breng in dit verband in herinnering dat we zojuist, kennelijk totaal onverwacht voor de minister, een naheffing uit Europa hebben gekregen van 642 miljoen euro. Wat moeten we bij die andere cijfers denken als zo'n groot bedrag zomaar uit de lucht kan komen vallen? De reactie van de minister is eigenlijk nog het meest onthutsend en blijkt uitstekend geplaatst te kunnen worden in de serie "foutje, bedankt". En dan richting belastingbetaler, die weer mag boeten.

De heer Terpstra i (CDA):

Als het gaat om de problemen in Nederland wordt heel vaak verwezen naar de euro, dat het een mislukt project is, enzovoort. Hoe verklaart de heer Van Strien dat in zijn beschouwing het eurogebied het als zodanig beter doet dan Nederland? Dat kan toch nauwelijks aan de euro liggen, lijkt mij?

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb aangegeven dat het eurogebied het slechter doet dan de rest van de wereld en Nederland nog slechter dan het eurogebied. Op dat laatste kom ik nog terug in het vervolg van mijn betoog.

In het algemeen kan gesteld worden dat de economische groei in de eurolanden in negatieve zin schril afsteekt tegen die in niet-eurolanden en de Verenigde Staten. Voor de Verenigde Staten raamt de Europese Commissie de groei dit jaar op 2,2% en 3,1% in 2015. Een verschil dat in niet onbelangrijke mate veroorzaakt wordt door het verschil in energiebeleid. Ik kom daar nog op terug.

Dat wij het veel slechter doen dan het wereldgemiddelde, maar ook slechter dan het Europese gemiddelde — en dan komt het antwoord op de vraag van de heer Terpstra — komt door al die zogenaamde hervormingen van dit kabinet, die wij liever misvormingen zouden willen noemen. De WW, het ontslagrecht, de woningmarkt, de studiefinanciering, het pensioenstelsel en nu de langdurige zorg; alles moest eraan geloven. Tegelijkertijd is de belastingdruk tot ongekende hoogte gestegen en de gevolgen konden dan ook niet uitblijven. 245.000 banen gingen in deze kabinetsperiode verloren. 150.000 mensen zijn de WW ingejaagd en 25.000 bedrijven gingen failliet. De huizenprijzen zijn met 20% gekelderd en we hebben meer dan 3% aan koopkracht mogen inleveren. Een fors deel van het inleveren van de koopkracht komt op het bordje van de ouderen, onder meer doordat de pensioenen niet geïndexeerd mogen worden.

Ik wil even stilstaan bij de redenen die het kabinet hiervoor aanvoert. De eerste reden is dat we ouder worden. Dat is juist, maar dat is niet van vandaag op gisteren gegaan. Het is een proces dat al 100 jaar duurt en het effect daarvan is heel behoorlijk in te schatten. De tweede reden is dat er onzekerheden zijn ten aanzien van de waarde van beleggingen, het rendement, inflatie, noem maar op. Dat is allemaal juist. Dus bouwen we een buffer in. Dat is logisch. De facto komt er in het nieuwe stelsel 30% bovenop de pensioenverplichtingen. Maar nu gebeurt er iets raars. Om de dekkingsgraad te berekenen worden de pensioenverplichtingen contant gemaakt met een bewust extreem lage rente, waardoor de verplichtingen zwaar overschat worden. De huidige rekenrente — de heer De Grave heeft daar zojuist ook op gewezen — heeft helemaal niets te maken met het beleggingsresultaat van pensioenfondsen. Dat beleggingsresultaat ligt namelijk voor de grote pensioenfondsen tegen de 7%, terwijl de rekenrente op dit moment ergens rond de 2% ligt. Op die manier wordt het met veel mist omgeven — want maar weinig mensen schijnen dat te snappen — en wordt een reusachtige extra buffer voor de toekomst ingebouwd waar de huidige gepensioneerden helemaal niets aan hebben.

Ik geef een eenvoudig getallenvoorbeeld van werken met een reële rekenrente afgezet tegen de defensieve rekenrente van nu. Als je €1.000 pensioengeld wegzet tegen 2% is dat bedrag pas na 35 jaar verdubbeld tot €2.000. Wat gebeurt er echter in werkelijkheid als je werkt met het reële rendement van 7%? Dan heb je een verdubbelingstijd van 10 jaar. In werkelijkheid is die €1.000 dus niet na 35 jaar, maar reeds na 10 jaar verdubbeld naar €2.000. Na 20 jaar is het €4.000. Na 30 jaar is het €8.000 en in 35 jaar is die €1.000 aangegroeid niet tot €2.000, maar tot €10.000. Dit betekent dat de 1.150 miljard aan reserve die de pensioenfondsen nu bezitten over 35 jaar gegroeid zal zijn naar 11.000 miljard en niet naar 2.200 miljard, zoals de regering voorspiegelt. De facto is dat hele bedrag als buffer aan te merken, want de huidige pensioenen worden namelijk betaald uit de pensioeninkomsten.

Je kunt nu discussiëren over een paar tienden van een procent meer of minder bij de rekenrente of bij het werkelijk rendement, feit blijft dat de gepensioneerden van vandaag, die hun hele leven pensioen hebben betaald, grotelijks belazerd worden door het niet indexeren van hun pensioenen. Aangezien dit grote macro-economische effecten heeft, in casu op de consumptie, krijg ik graag een reactie van de minister op dit onderwerp.

Bij alle onheil die ik tot nu toe heb aangestipt, roept het kabinet, niet gehinderd door een blik naar buiten, dat we koers moeten houden. De klus zou er al zo'n beetje opzitten. Dat heb ik de heer De Grave zojuist nog horen zeggen. De werkloosheid zou dalen. Ja, als je niet de massa meetelt die moedeloos heeft afgehaakt en de verborgen zzp-werkloosheid; dan kom je misschien in die richting. En ach, van die taakstelling van 51 miljard hoeven we er nog maar 8 miljard in te vullen in de periode 2015-2017. Alleen het belastingstelsel kan het kabinet nog uit de leunstoel krijgen. De claim dat een herziening daarvan 100.000 banen zou opleveren, bleek echter niet onderbouwd met een CPB-doorrekening. Niet alleen dat; in de vraag hoe het zou moeten, staan VVD en PvdA lijnrecht tegenover elkaar. Dat heb ik ook vanmorgen nog gehoord. Daarom is er inmiddels een rapport van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid verschenen onder de titel "Hoe ongelijk is Nederland?". Ook dit rapport is vanmorgen al aan de orde geweest. Ik wil er nog een paar extra opmerkingen over maken.

De heer De Grave i (VVD):

Mijnheer Van Strien, hebt u wel geluisterd naar mijn verhaal? Het is geen WRR-rapport — lees de site van de WRR — het is een publicatie van vier auteurs. Laten we het ook zo noemen dan.

De heer Van Strien (PVV):

Ik ga daar zo op in. Dat rapport is volgens de WRR van zodanige kwaliteit en betekenis dat publicatie gewenst is. Nu quote ik de WRR. Bij lezing wordt overigens al snel duidelijk wat het thema is van het rapport, namelijk "hoe gelijker, hoe beter". Dat hadden ze er beter op kunnen zetten, want als CBS-cijfers in hoofdstuk 2 laten zien dat de Gini-coëfficiënt, een vanaf het begin van de twintigste eeuw gebruikte wiskundige methode om ongelijkheid te meten, in een bepaalde periode al 20 jaar gelijk is, dan is dat volgens deze wetenschappers geen goede methode omdat de tektonische bewegingen van de ongelijkheid niet worden gemeten. Dit lijkt mij in wetenschappelijk opzicht al wartaal, maar het wordt nog veel erger als je zo eens wat grafieken en tabellen in dat rapport gaat vergelijken. Ik noem ze hier maar even, zodat de minister en de staatssecretaris en hun ambtenaren kunnen controleren wat ik zeg. Ik verwijs naar figuur 1.3 in dat rapport op bladzijde 19 en de figuren 5.3 en 5.4 op bladzijde 105 respectievelijk 106. In alle drie deze figuren staat de inkomensongelijkheid tussen verschillende landen. De eerste zet die inkomensongelijkheid met de Gini-coëfficiënt als schaal uit. De Gini-coëfficiënt schijnt hier plotseling wel acceptabel te zijn. De laatste twee grafieken hebben helemaal geen schaal. Dat is voor iemand met een exacte opleiding al een gruwel, maar nog idioter is het dat de diverse landen in de onderscheiden grafieken in verschillende volgorde van ongelijkheid staan.

Ik geef een paar voorbeelden. In grafiek 1.3 is Nederland gelijker dan Duitsland. In grafiek 5.3 een stuk ongelijker. In figuur 1.3 is Zwitserland een stuk gelijker dan Nederland. In 5.3 een stuk ongelijker. In de figuren 5.3 en 5.4 wisselen Frankrijk en Duitsland qua ongelijkheid van plaats, terwijl nota bene dezelfde bron gebruikt wordt. Ga zo maar door.

De heer Reuten i (SP):

Er is niks mis met de Gini-coëfficiënt, maar het is een vrij grove maatstaf. Kijk naar StatLine van het CBS, daar worden naast de Gini-coëfficiënt ook enkele andere maatstaven gebruikt, zoals de top 20, de bovenste 20% afgezet tegen de onderste 20%, enzovoorts. En als je met die verschillende maatstaven naar rangordes kijkt, komen er andere uitkomsten uit.

De heer Van Strien (PVV):

Dit vind ik echt verbijsterend. De rangorde in die grafieken is afhankelijk van het systeem dat je gebruikt? Het kan toch niet dat landen van plaats verwisselen in ongelijkheid door een andere ongelijkheidsmethode te gebruiken?

De heer Reuten (SP):

Ja. Die Gini-coëfficiënt ziet heel erg op het midden van een inkomensverdeling. Je hebt andere maatstaven die kijken naar de verhouding tussen de top en onderaan. Ja, daar komen andere uitkomsten uit. Vandaar ook dat er verscheidene maatstaven worden gehanteerd. Precies!

De heer Van Strien (PVV):

Ik raad de heer Reuten aan om dit rapport nog eens rustig te bekijken. Bij de figuren 5.3 en 5.4 staat niet eens een schaal. Ik heb al gezegd dat het wetenschappelijk sowieso al een gruwel is om een grafiek te presenteren waarop geen schaal staat. 5.3 en 5.4 hebben bovendien dezelfde bron en dezelfde methode. Kortom, ik weet niet wat de quasi-onderzoekers heeft bezield, maar één ding weet ik wel. De enige conclusie die uit dit rapport kan worden getrokken, is dat de dame en heren wetenschappers van dit rapport dezelfde relatie met de wetenschap hebben als een Eskimo met kokosnoten.

Mocht de regering nog eens verstandig gaan bezuinigen en mocht zij dit soort clubs als de WRR willen opheffen, dan kan zo'n voorstel op de warme instemming van de PVV-fractie rekenen.

Ik kom bij een volgend geldverslindend fiasco, het energieakkoord. Volgens pagina 14 van de Miljoenennota is dit een onderdeel van de omvangrijke hervormingsagenda, opgesteld om duurzame groei te bevorderen, de schatkist blijvend op orde te brengen — ja, het staat er echt — en met een scherp oog voor een evenwichtige inkomensverdeling. Ik zou graag van de minister horen hoe dit energieakkoord hetzij de duurzame groei bevordert, whatever it may be, hetzij de schatkist blijvend op orde brengt, hetzij zorgt voor een evenwichtiger inkomensverdeling. Volgens onze informatie gebeurt er op deze drie punten namelijk het volgende.

Met duurzame groei wordt vermoedelijk de vermeende vermindering van de CO2-productie bedoeld. Die rechten worden verkocht aan Oost-Europa om daar de bruinkoolcentrales nog eens extra op te stoken. De vraag is wat hier duurzaam aan is, zie ook het CPB-rapport.

Wat het tweede punt betreft, namelijk de miljardensubsidies — de schattingen lopen uiteen van 35 tot 60 miljard — die nodig zijn om de windmolens te laten draaien, vroegtijdig af te breken en wederom te laten draaien, zoals we gisteren op televisie zagen, al dat geld wordt inderdaad door huishoudens en middenstanders betaald. Die zullen gemiddeld minimaal €500 extra per jaar voor hun energierekening gaan betalen. De PVV-fractie begrijpt echt niet hoe deze aanslag op de koopkracht een relatie heeft met het blijvend op orde brengen van de schatkist.

Tot slot het derde punt, een evenwichtiger inkomensverdeling. Ook hier is het ons niet duidelijk wat ermee wordt bedoeld, maar laat ik met een voorbeeld werken: windmolen De Ambtenaar bij Medemblik. Ik heb deze naam niet uit een of andere Britse komische serie als Yes, Minister of Monty Python's Flying Circus, hij heet echt zo. Die molen is via een ingewikkelde fiscale constructie als beleggingsobject verkocht aan een groep van 21 bankiers en financieel specialisten, waaronder de heer Rijkman Groenink, waardoor zij minder inkomstenbelasting hoeven te betalen en bovendien een rendement van 10% op hun belegde miljoenen maken. Dat alles is extra op te brengen door de consument. Is dit wat bedoeld wordt met een scherp oog voor een evenwichtige inkomensverdeling?

Dan nog een punt dat ik ook bij het Belastingplan aan de orde zal stellen maar dat zodanig ernstige macro-economische effecten heeft dat ik het ook hier te berde breng. Het betreft de grenseffecten van de per 1 januari 2014 verhoogde accijns voor diesel en lpg. Onderzoeksbureau Panteia concludeerde een paar weken geleden dat binnen twee jaar 700 banen bij pompstations verloren gaan, waarvan de helft aan de grens. De grensregio wordt in het algemeen gedefinieerd als de strook, 20 kilometer vanaf de grens. Ik merk op dat Limburg daarmee in zijn geheel grensregio is. Nergens sta je daar verder dan 20 kilometer van de grens. Ik zie met eigen ogen inderdaad hoe pompstations waar ik regelmatig langsrijd totaal verlaten zijn. Niet alleen dat, volgens Panteia verdwijnen ook nog eens 5.500 banen door lagere consumentenbestedingen en nog eens 1.000 door grensoverschrijdend winkelen. Het standpunt van de regering tot nu toe is dat er minder brandstof word verkocht doordat er minder en zuiniger wordt gereden. Ronduit absurd, lijkt mij. In Duitsland en België stijgt de dieselverkoop.

Ik eindig met een vraag. Wat moet er gebeuren alvorens het kabinet maatregelen neemt zoals het terugdraaien van de accijnsverhoging? Hoe ver moet de werkloosheid in het algemeen en in de grensregio's in het bijzonder stijgen alvorens hierop actie wordt ondernomen?