Plenair Postema bij voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 november 2014 (2014/2015 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.02 uur


De heer Postema i (PvdA):

Voorzitter. Ook namens mijn fractie hartelijk dank aan de beide bewindslieden, die het toch voor elkaar hebben gekregen om volledige steun van de CDA-fractie te verwerven. Dat is een mooi resultaat, waarmee ik de beide bewindslieden feliciteer. Dat belooft ook nog iets voor de toekomst.

Wij hebben dit debat willen aangrijpen om een paar specifieke punten vanuit de sociaaldemocratie naar voren te brengen. Daarin vervullen de beide bewindslieden hun eigen rol. Dat respecteren wij.

Het commitment voor het doorvoeren van een belastingherziening, waarbij werk veel centraler gesteld wordt en daarmee de belasting op werk sterk zal verminderen, is groot, zo heb ik vanavond gehoord. Het is belangrijk dat beide bewindslieden uitspreken dat zij daarvoor gaan en dat zij ook de daarvoor benodigde middelen zullen zoeken. Wij vroegen daar aandacht voor, omdat in eerste instantie de reactie was dat eerst bekeken zou moeten worden wanneer dat zou kunnen worden gefinancierd. Vandaag heb ik beluisterd dat de bewindslieden daar middelen voor gaan zoeken. De suggestie van mijn partij is om dat te doen door ook te kijken naar ruimte, uiteraard binnen de kaders van het SGP, maar als de middelen op een andere manier worden gevonden, is dat ons even lief.

Wij hebben begrip voor het standpunt van de regering om van ABN AMRO geen vluchtheuvelbank te maken. Belangrijker is dat de middelen die de samenleving in de redding van deze bank hebben gestoken, terugkomen. De oproep aan de minister was om daar iets over te zeggen. Wat ons betreft is verkoop niet eerder aan de orde dan nadat het bedrag terug is, al dan niet in combinatie met de verkoopresultaten.

Voorts hebben wij aandacht gevraagd voor de specifieke situatie die zich voordoet bij het toepassen van de Solvency-II-vereisten voor de zorgverzekeraars. Het is al gewisseld dat het hier gaat om een bijzondere groep. Het is ook bijzonder dat nogal wat zorgverzekeraars aangeven dat zij de eisen te eng geïnterpreteerd vinden. Voor ons is dat reden om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Door de leden Postema, Barth, Vlietstra, Beuving en Koning wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorgverzekeraars aangeven over aanzienlijk hogere vermogens te beschikken dan de feitelijke risico's rechtvaardigen;

constaterende dat dit met name is toe te schrijven aan de wijze waarop de Nederlandsche Bank de Solvency II-richtlijn interpreteert;

voorts constaterende dat de zorgpremies die verzekerden betalen hierdoor onnodig hoog zijn;

van mening dat dit signaal serieuze aandacht verdient en voor DNB aanleiding zou moeten zijn om de Solvency II-richtlijn voor zorgverzekeraars niet strikter te interpreteren dan noodzakelijk is;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de solvabiliteitsvereisten binnen de kaders van Solvency II meer in lijn te brengen met de feitelijke risico's van zorgverzekeraars en de Kamer hierover uiterlijk in het tweede kwartaal van 2015 te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (34000).

De heer De Grave i (VVD):

In het interruptiedebat heb ik al aangegeven dat ik de gedachtegang van collega Postema begrijp. Voor de duidelijkheid vraag ik hem waarom de Kamer daar nu al een uitspraak over moet doen. Mijn gedachte is om daar eerst eens met de Nederlandsche Bank over te spreken en om nog even goed hoor en wederhoor te hebben. Wij praten immers over een onafhankelijke instantie. De minister heeft al aangegeven dat ook hij de distantie wil houden. Waarom dan nu al een uitspraak doen? Ik voel er meer voor om er eerst eens met de Nederlandsche Bank over te spreken en dan pas uitspraken te doen.

De heer Postema (PvdA):

De onafhankelijkheid van de Nederlandsche Bank staat buiten kijf. Dat zal ook zo moeten blijven. In dat licht vind ik het niet onlogisch dat wij ons in een kwestie als deze in eerste instantie tot het kabinet wenden. Wij vragen niet aan het kabinet om op tafel te slaan en om wat anders af te dwingen. Wij vragen het kabinet om serieus te kijken naar de wijze waarop dit wordt geïnterpreteerd, gegeven de bijzondere omstandigheid van de zorgverzekeraars. Voor ons leek het kabinet hierin de primaire aanspreekpartner en vandaar de motie.