Plenair Brinkman bij voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 14 oktober 2014 (2014/2015 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.23 uur


De heer Brinkman i (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president zeer voor zijn precieze antwoorden, hoewel die beantwoording op een aantal punten een beetje globaal was. Er komen nog wel nadere gelegenheden, bijvoorbeeld de financiële beschouwingen, om toch wat preciezer in te gaan op een aantal nog onbeantwoorde vragen. Een daarvan is hoe het toch komt dat bijvoorbeeld bij de zorg de startcijfers zulke grote verschillen laten zien binnen het kabinet. Ik houd bij een andere gelegenheid graag tegoed wat anno heden de betekenis voor de minister-president is van de hem bekende spreuk "haec libertatis ergo". Aan het einde van de vergadering zal hij misschien nog wel gelegenheid vinden om daar een enkel woord over te zeggen.

Belangrijker is dat ik het voorbeeld van de betaaltermijnen gaf om hier van mijn collega's Hermans, Barth en anderen niet het verwijt te krijgen dat het CDA geen verantwoordelijkheid neemt voor belangrijke besluitvorming op financieel terrein. Dit is nu typisch zo'n voorbeeld waar de centrale overheid als opdrachtgever en marktpartij binnen de begrotingskaders ervoor kan zorgen dat het geld er sneller komt. De minister-president zegt dat het in de meeste gevallen op tijd komt, maar die tijd wordt bepaald door de overheid als opdrachtgever. Ik weet uit heel veel spreekbeurten en uit andere voorbeelden hoezeer die tijd vaak is opgerekt tot twee à drie maanden. Dat is in het normale maatschappelijk verkeer voor een bedrijf, zeker de kleinere en de middelbedrijven, niet gebruikelijk. Ik hoop dat de minister-president er nog op ingaat. Ik heb eveneens het voorbeeld uit de pensioenwereld genoemd.

De minister-president is niet helemaal helder geweest over de dingen die al op de korte termijn op het terrein van energie spelen. Juist omdat het kabinet zo aan draagvlak hecht, heb ik de kwestie van de molens genoemd. Deze zouden uit het zicht moeten worden geplaatst, zodat het draagvlak wordt verhoogd. Ik sluit mij aan bij de vraag hoe het ermee staat. De minister-president zegt dat het in 2016 zal worden gemeten. Daar kunnen we op wachten, maar ondertussen moeten natuurlijk wel maatregelen worden genomen. Misschien kan hij daar nog iets concreter over zijn.

De minister-president heeft gezegd dat hij rekent op enthousiaste wethouders in de zorg. Ik zie hem graag op de foto met al die enthousiaste wethouders, kan het zijn begin januari. Dan kunnen we die foto ook als getuige meenemen voor al degenen die ons ongetwijfeld nog kritisch tegemoetkomen. Het gaat natuurlijk niet primair om de bestuurders, maar om de patiënten en bijna-patiënten. Het is dus prima dat er optimisme is, maar er mag niet alleen met foto's worden gezwaaid. Laat gewoon maar zien wat er echt in de maatschappij aan de hand is.

De economie is fragiel. Dat zeg ik niet met vreugde, maar juist omdat we zo exportafhankelijk zijn en omdat er op dat punt niet alleen nieuwe cijfers zijn maar ook aarzelingen — het CPB wijst daar ook op — is het zo van belang om de binnenlandse economie op gang te brengen. Daar horen dus ook nadere discussies bij, niet alleen over investeringen van institutionele beleggers maar ook over de wijze waarop we met de financiële sector anno heden moeten omgaan in plaats van zo nu en dan de roede te hanteren en zwarte pieten uit te delen.

Ik heb er ook behoefte aan dat bij de financiële beschouwingen nog eens goed wordt stilgestaan bij de vraag hoe wij weg kunnen komen van het in het honderd jagen van de binnenlandse economie. Ik geloof graag dat dit niet de bedoeling is van het kabinet, maar er zijn toch nog iets te veel aanwijzingen dat dit wel gebeurt. Ik heb dit het vorig jaar gevraagd en nu vraag ik het opnieuw. Misschien moet hieraan eens een apart debat worden gewijd, want de kwaliteit van de overheidsdienst moet ons allen zorgen baren.