Plenair Heijnen bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2024



Verslag van de vergadering van 12 december 2023 (2023/2024 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.45 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Heijnen i (BBB):

Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats hartelijk dank aan de staatssecretaris en beide ministers voor alle antwoorden en reacties. Ik zie dat de heer Jetten ook teruggekomen is; welkom! Het was inderdaad zeer uitgebreid. Ik heb nog wel een aantal antwoorden gemist, maar daar ga ik in mijn verhaal op in.

Ik vond het heel goed dat de staatssecretaris zijn verhaal in blokjes opdeelde. Dat heb ik dus ook gedaan. Ik heb er vijf blokjes van gemaakt: het Belastingplan, de Klimaatwet, de Wet WOZ/bpm, de fiscale beleggingsinstellingen en de Wet minimumbelasting. Laten we beginnen.

Ik ben heel blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij een nadere analyse zal maken van het globale evenwicht van box 2 en box 3, maar desalniettemin zouden we daar wel graag een motie over indienen. Die heb ik hier bij me. Ik kan de motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de per 1 januari 2024 geldende tarieven voor inkomsten in box 2 en box 3 additioneel met 2 procentpunten worden verhoogd als gevolg van het aangenomen amendement-Van der Lee c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 36418, nr. 11);

constaterende dat hiermee het hoogste tarief in box 2 wordt verhoogd van 31% naar 33% en dat hiermee het tarief in box 3 wordt verhoogd van 32% naar 36%;

overwegende dat beide tariefsverhogingen zeer schadelijk zijn voor de economie en dan met name ook voor onze mkb-ondernemers;

overwegende dat dit mogelijk tot ongewenste gedragseffecten zal leiden;

overwegende dat dit soort ingrijpende wijzigingen en tariefsverhogingen altijd in een groter fiscaal verband beoordeeld moeten worden;

overwegende dat het zeer reëel is dat een ondernemer een lager toptarief ib verschuldigd is in vergelijking met werknemers;

overwegende dat de regering momenteel een heroverweging maakt van de belastingheffing van inkomsten in box 3, al dan niet noodgedwongen vanwege een te verwachten uitspraak van de Hoge Raad;

verzoekt de regering in 2024 een nadere analyse te maken van alle effecten van beide tariefsverhogingen en deze analyse te delen met de Kamer;

verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 de uitkomsten van deze analyse mee te nemen en de tarieven box 2 en box 3 vast te stellen rekening houdende met deze uitkomsten, waarbij het globale evenwicht tussen de dga-ondernemer enerzijds en de ib-ondernemer anderzijds hersteld wordt en tevens rekening wordt gehouden met het ondernemersrisico van ondernemers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Baumgarten, Van Rooijen en Schalk.

Zij krijgt letter K (36418).

De heer Heijnen (BBB):

Dit is een motie van BBB, maar mede namens de VVD, het CDA, JA21, 50PLUS en de SGP.

De voorzitter:

Dan vraag ik nog formeel of deze motie voldoende ondersteuning heeft. Dat zat er dik in. U vervolgt uw betoog.

De heer Heijnen (BBB):

Op de tweede plaats wat betreft het Belastingplan zijn we erg blij met de toezeggingen van de staatssecretaris over het evaluatieonderzoek naar de grenseffecten van de accijnsverhogingen op alcohol en tabak. Wij snappen dat hij op dit moment niet echt kan aangeven wat de vervolgmaatregelen zullen zijn, maar wij vertrouwen erop dat als uit dat onderzoek blijkt dat nadere actie noodzakelijk is, de regering of een volgende regering deze zal nemen.

Dan ga ik naar mijn tweede blokje: de klimaatwetten. Ook voor de glastuinbouw hebben we een motie en die betreft met name de industriële wkk's. De heer Jetten heeft al toegelicht dat het vrij moeilijk is om voor industriële wkk's een uitzondering te maken in verband met EU-staatssteun. Desalniettemin willen we daar toch in een motie om verzoeken. Ik zal de motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de geleidelijke beperking niet alleen geldt voor de glastuinbouw maar ook voor elektriciteitsproducerende installaties in bijvoorbeeld de energiesector en industrie;

constaterende dat het in totaal 112 wkk's betreft, met een opgesteld vermogen van 3 GW;

overwegende dat ook de regering het belang van de bijdrage van deze installaties aan het flexibele productievermogen in Nederland erkent;

overwegende dat de inzet van een wkk bijdraagt aan het vermijden van C02-uitstoot;

overwegende dat beperken van de vrijstelling leidt tot meer gebruik van het stroomnet door de betrokken industriële bedrijven;

overwegende dat grote delen van Nederland kampen met netcongestie en dat dit de eerstkomende jaren niet opgelost kan worden;

overwegende dat de door de regering genoemde alternatieven nog onvoldoende ontwikkeld zijn om op middellange termijn een oplossing te bieden;

verzoekt de regering een impactanalyse te doen van de afbouw van de vrijstellingen op (1) netcongestie; (2) de bijdrage die wkk-installaties kunnen leveren aan de flexibilisering van het stroomnet; (3) de reële alternatieven die industriële bedrijven hebben voor decarbonisatie vóór 2030; (4) de impact op de C02-emissies; (5) de kosten voor de afnemers van industriële wkk's, en deze analyse uiterlijk in het tweede kwartaal 2024 aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Baumgarten, Van Rooijen, Van Strien en Schalk.

Zij krijgt letter L (36418).

De heer Heijnen (BBB):

Ook dit is een motie die door meerdere partijen is ondertekend. Naast BBB is dat door VVD, CDA, JA21, 50PLUS, PVV en SGP.

De voorzitter:

De motie wordt voldoende ondersteund. Ik wijs u erop, meneer Heijnen, dat uw spreektijd inmiddels in het rood staat.

De heer Heijnen (BBB):

Ik zie het. Ik heb nog drie moties.

De voorzitter:

Wilt u zich dan beperken tot het voorlezen van de motie, want dan moeten we er toch een eind aan maken.

De heer Heijnen (BBB):

Ja, dat is goed. Ik heb nog een motie over afschaffing vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de impactanalyse van Trinomics en BlueTerra duidelijk stelt dat de afschaffing van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés tot een hoog weglekrisico leidt en dat de verduurzamingsmogelijkheden alsmede het handelingsperspectief voor de industrie beperkt zijn;

overwegende dat de gebudgetteerde opbrengsten van deze maatregelen hoogst onzeker en waarschijnlijk te hoog ingeschat zijn;

overwegende dat in de Tweede Kamer de motie-Erkens c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 36418, nr. 114) vraagt om een analyse van de stapeling van alle maatregelen die de industrie gaan raken, en de gevolgen daarvan op het totale weglekrisico in kaart te brengen;

verzoekt de regering om nader overleg te voeren met de betrokken industrieën, om zeker te stellen dat de gehanteerde uitgangspunten juist zijn en dat deze analyse volledig en juist is;

verzoekt de regering om de voorgenomen analyse van naar voren te halen, de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Van Rooijen, Baumgarten, Van Strien en Schalk.

Zij krijgt letter M (36418).

De heer Heijnen (BBB):

Ook deze motie is door een aantal partijen ondertekend. Naast BBB is dat VVD, CDA, 50PLUS, JA21, PVV en SGP.

De voorzitter:

Ik zie hier ook voldoende ondersteuning in de zaal. U had nog twee moties?

De heer Heijnen (BBB):

We zijn er bijna, voorzitter.

De voorzitter:

Een beetje snelheid nu.

De heer Heijnen (BBB):

Ja, nog sneller. De volgende motie gaat over de hardheidsclausule in de energiebelasting. De staatssecretaris gaf aan dat hij dat niet adviseert. Desalniettemin willen we daar een motie over indienen.

De voorzitter:

Wilt u zich nu beperken tot het voorlezen van de motie, want u bent al ruim over de tijd?

De heer Heijnen (BBB):

Ik weet dan niet hoeveel tijd ik heb gekregen, maar goed, ik heb de volgende motie, die is meeondertekend door de VVD, JA21 en de PVV.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van de in het Belastingplan 2023 opgenomen verhoging van 500 miljoen euro aan energiebelasting op gas met één jaar is uitgesteld;

constaterende dat de energiebelasting op gas derhalve per 1 januari 2024 wordt verhoogd met 500 miljoen euro om zo bedrijven te prikkelen om de overstap naar elektriciteit te bevorderen in het kader van de verduurzaming van de industrie;

constaterende dat circa 8.000 bedrijven in de wachtrij staan voor een aansluiting op het stroomnet;

constaterende dat TenneT slechts 75% van de in 2030 benodigde netverzwaring kan realiseren;

overwegende dat bedrijven die willen verduurzamen dat niet kunnen doordat de overheid de randvoorwaarden zoals een aansluiting op het stroomnet niet altijd op orde heeft;

overwegende dat deze bedrijven tegen onvermijdbare extra kosten aanlopen, die ten koste gaan van hun transitie-investeringscapaciteit;

verzoekt de regering een voorstel uit te werken voor een hardheidsclausule in de energiebelasting op gas, gericht op bedrijven zonder handelingsperspectief, zulks te implementeren in het Belastingplan 2025 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2024,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Baumgarten en Van Strien.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter N (36418).

Dank u wel. Dan de laatste motie, meneer Heijnen.

De heer Heijnen (BBB):

De laatste motie en die gaat over rechtshulp burgers bij verkeersboetes.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij de behandeling van het wetsvoorstel Herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm, zonder zorgvuldige parlementaire behandeling, een wijziging is aangebracht aan de wet-Mulder, inzake de proceskostenvergoeding voor verkeersboetes;

overwegende dat wijziging van de wet-Mulder ertoe leidt dat de vergoeding die resteert voor rechtshulpverleners die burgers bijstaan in hun proces bij onterechte opgelegde verkeersboetes (de proceskostenvergoeding) met 75% tot 90% wordt verlaagd, terwijl de werkbelasting die van toepassing is op gespecialiseerde Mulderzaken zich niet verhoudt tot geautomatiseerde WOZ-claims en deze vorm van rechtshulp voor gewone burgers daardoor zal verdwijnen;

overwegende dat het WODC momenteel onderzoek verricht naar de vraag hoe groot de werkbelasting is per rechtsgebied en of er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van proceskostenvergoedingen en dat dit onderzoek begin 2024 wordt afgerond;

overwegende dat de vermeende toename van administratieve beroepen tegen (onterecht) opgelegde boetes en daarmee de druk op de rechtsketen vanuit het proportionaliteitsbeginsel nooit mag leiden tot inperking van de rechtsmogelijkheden van de burger;

overwegende dat uit beschikbare data blijkt dat er geen sprake is van een forse toename van het totale aantal administratieve beroepen en dat er ten opzichte van 2017 zelfs sprake is van een lichte daling en de druk op de rechtsketen niet gelegen is in administratieve bezwaren op verkeersboetes;

overwegende dat de uitvoering van de gewijzigde wet-Mulder complicaties met zich meebrengt doordat zo'n 1,3 miljoen voertuigen geregistreerd zijn bij leasemaatschappijen en kentekens niet overeenkomen met de specifieke overtreder en daarmee niet op korte termijn uitvoerbaar is;

verzoekt de regering om, vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, proportionaliteit en uitvoerbaarheid, het betreffende amendement inzake de proceskostenvergoedingen voor verkeersboetes niet in werking te laten treden, het daarover ingestelde WODC-onderzoek af te wachten en hierover overleg te voeren met de sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heijnen.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter O (36418).

Dank u wel. U bent hiermee gekomen aan het eind van uw termijn.

De heer Heijnen (BBB):

Dank u wel voor de extra tijd, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, het was uw maidenspeech, maar ik wijs u erop dat u van de opgegeven vijf minuten uiteindelijk elf minuten heeft gemaakt. Ik hoor u nu zeggen dat u vijftien minuten had opgegeven. Dan is hier iets verkeerd gegaan, want hier staat vijf minuten. Maar dan heeft u het geweldig gedaan, meneer Heijnen. Dan complimenteer ik u.

Ik geef het woord aan mevrouw Moonen.