Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Wijzigingswet Huisvestingswet 2014



Verslag van de vergadering van 5 december 2023 (2023/2024 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Ik kan me van harte aansluiten bij de laatste vraag van de heer Talsma van de ChristenUnie, want dat was ook een van de zorgpunten die ik in mijn betoog heb genoemd.

Ik wil de minister allereerst bedanken voor de beantwoording in eerste termijn. Die was behoorlijk uitvoerig. Ik vraag de minister toch om een kleine toezegging. Hij had het over grip op migratie. Kan de minister in ieder geval toezeggen dat de grenswachter gaat vallen onder de vitale beroepen, dus dat de grenswachterswoning weer terugkomt? Dat is namelijk hard nodig om die grip op migratie te krijgen.

Voorzitter. Mijn vraag over de inzet van het toezichtinstrumentarium is niet heel duidelijk beantwoord. De heer Talsma had het daar net ook al over. Ik vind een antwoord daarop tijdens de behandeling hier in de Kamer belangrijk voor de wetsgeschiedenis, omdat ook de rechterlijke macht daar, indien nodig, een beroep op kan doen. Ik zou in dit debat toch nog iets meer kader willen hebben als het gaat om de vraag waar de provincies de gemeenten aan kunnen houden en wat gemeenten daar zelf voor kunnen inbrengen. Dan gaat het met name om een situatie waarin sprake is van taakverwaarlozing en de provincie het interbestuurlijk toezichtinstrumentarium kan inzetten. Ik vind belangrijk om hier in de wetsgeschiedenis vast te leggen wat daar precies het kader voor is, wat de minister daar in ieder geval mee beoogt, zodat de provincies en gemeenten straks ook weten waar ze aan toe zijn. Ik vind het belangrijk dat er niet alleen een handleiding ligt van de VNG, maar dat er ook gewoon een stukje wetsgeschiedenis is waar ze op terug kunnen vallen. Dat geldt evengoed voor de rechtspraak. Als bijvoorbeeld een huisvestingsvergunning wordt geweigerd aan iemand uit een bepaalde vitale beroepsgroep of aan iemand in wat voor omstandigheid in het kader van deze wet dan ook, dan is het ook belangrijk waar de rechter effectief aan kan toetsen.

Ik heb in eerste termijn nog een vraag gesteld over de CPO's. Daar krijg ik in de tweede termijn nog een antwoord op van de minister.

Ik heb nog een onbeantwoorde vraag over het onderzoek van Eurostat naar de manier waarop de mensen in Europese landen wonen, waaruit blijkt dat Nederlanders toch vooral in grondgebonden woningen wonen, met een tuintje erbij en een schoorsteen op het dak, zullen we maar zeggen. Dit zou in een beleidsdebat aan de orde kunnen komen, maar ik vind het voor dit debat ook wel belangrijk. In hoeverre wordt er ook rekening gehouden met die woonwensen van Nederlanders, ook van mensen met vitale beroepen? Het moet niet zo zijn dat er voor iemand met een vitaal beroep alleen maar een flatje beschikbaar is. Ook voor hen moet er gewoon een woning zijn met een tuin erbij. Een normale gezinswoning, zullen we maar zeggen.

Ik kom nog even terug op de parkeermogelijkheden. Dat schoof de minister eigenlijk een klein beetje af met het argument dat hij zich niet gaat bemoeien met wat de gemeente Rotterdam doet. Het ging mij in bredere zin om een situatie waarin iemand een vitaal beroep heeft en een woning krijgt toegewezen, maar vervolgens geen parkeervergunning kan krijgen. Wordt er in dit kader wel rekening gehouden met het feit dat parkeervergunningen ook een schaars goed zijn voor mensen die ergens willen wonen?

Voorzitter. Ik heb ten slotte nog een vraag gesteld over niet alleen de aard van het voorrang verlenen aan statushouders maar ook de prioritering. Dus als op basis van zo'n huisvestingsverordening een rangorde wordt meegegeven aan de groepen die voorrang kunnen krijgen, hoe verhoudt de voorrangssituatie van statushouders zich dan tot de voorrang voor de vitale beroepsgroepen aan wie huizen worden toegewezen? Kan de minister dat aangeven?

Voorzitter, tot zover in tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.