Plenair Koffeman bij behandeling Wijzigingswet Huisvestingswet 2014



Verslag van de vergadering van 5 december 2023 (2023/2024 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.55 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we over een belangrijke wijziging van de Huisvestingswet 2014, een wet die in tijden van woningnood, het niet kunnen voldoen aan het in voldoende mate bouwen van nieuwe woningen, voor de verdeling van de schaarse ruimte noodzakelijk is. Maar de schaarste is geen gevolg van een natuurverschijnsel, maar van politieke keuzes in het verleden. Collega Nanninga had het daar ook over. Dat ben ik van harte met haar eens. Bij de bespreking van dit soort schaarstevraagstukken mag dat punt niet onbenoemd blijven.

In 2014 werd de wet in dit huis als hamerstuk aangenomen. Van schaarste was toen nauwelijks sprake. Minister Stef Blok zag zelfs mogelijkheden om in het woonakkoord van 2013, met steun van VVD, Partij van de Arbeid, D66, SGP en ChristenUnie, een grote uitverkoop van sociale huurwoningen te organiseren. De vrije markt als medicijn om de corporatiesector weer gezond te maken. Op de vastgoedbeurs EXPO REAL München in 2015 prees de minister de lucratieve mogelijkheden van de Nederlandse sociale huurmarkt voor buitenlandse investeerders aan. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung vertelde hij triomfantelijk dat de dominante positie van de Nederlandse woningcorporaties definitief voorbij was en dat buitenlandse beleggers alle ruimte zouden krijgen om zich op de Nederlandse woningmarkt te manifesteren. Er kwam zelfs een internationale website, investingindutchhousing, om de uitverkoop van de sociale woningvoorraad een extra boost te geven. De Duitse belegger Patrizia kocht voor 570 miljoen 5.500 Nederlandse huurwoningen van woningcorporatie Vestia en het Britse investeringsfonds Round Hill kocht voor 365 miljoen 4.000 huurwoningen van het Wooninvesteringsfonds. Dat was ver onder de WOZ-waarde, gemiddeld voor pakweg €100.000 per woning. Dat is een schijntje in vergelijking met wat we vandaag bespreken als betaalbaarheidsnorm.

Het gevolg van deze keuzes is dat vanuit het buitenland gelokte investeerders voor 70% van de WOZ-waarde een hap uit de Nederlandse woningmarkt namen. Ze liberaliseerden sociale huurwoningen en verhuurden die tegen inmiddels woekerprijzen. Ze pleegden zo weinig mogelijk onderhoud en deden nauwelijks iets aan verduurzaming. Toenmalig minister Blok claimde in een interview in Het Financieele Dagblad van 6 oktober 2017 triomfantelijk dat hij "de eerste VVD'er was die een heel ministerie heeft laten verdwijnen". Dat verdwijnen gold niet alleen voor het ministerie, maar ook voor een heleboel huurwoningen.

De aanpak van het woningtekort — 900.000 woningen in 2030; inmiddels mogelijk meer — loopt telkens stuk op een tekort aan bouwlocaties, een gebrek aan milieugebruiksruimte, onder meer als gevolg van de stikstofcrisis, een gebrek aan aansluitingsmogelijkheden op het elektriciteitsnet en een tekort aan bouwvakkers en technici. De minister geeft aan dat er bij de huidige demografische ontwikkelingen na 2030 nog eens een miljoen extra woningen nodig zullen zijn. Achtereenvolgende ministers stellen zichzelf enorme bouwopgaven, maar slagen er keer op keer niet in om hun beloftes in te lossen. Er wordt voortdurend gewezen naar nieuwkomers op de woningmarkt, waarbij asielzoekers in veel gevallen als dreigend gevaar voor de woningmarkt worden genoemd, terwijl de feiten aangeven dat op dit moment hun ruimtebeslag op de woningvoorraad relatief beperkt is. In Nederland waren vorig jaar per saldo 220.000 migranten, waaronder 44.000 remigranten en 108.000 vluchtelingen uit Oekraïne met een tijdelijke verblijfsvergunning, maar ook 42.000 internationale studenten; van alle eerstejaarsstudenten is op dit moment 40% uit het buitenland afkomstig. De minister heeft deze week gepleit voor verruiming en grootschalige herintroductie van de aloude hospita, maar kijkt daarbij vooral naar flexibilisering van de huurcontracten en niet naar verruiming van de hospitanorm voor wat er belastingvrij verdiend mag worden met de verhuur van kamers.

De heer Van Hattem i (PVV):

De heer Koffeman van de Partij voor de Dieren relativeert eigenlijk de mate van beslag door statushouders of asielzoekers op de woningmarkt en vergelijkt die met internationale studenten en arbeidsmigranten, maar er is een belangrijk verschil. Wie hier komt als asielzoeker of statushouder en hier een woning toegewezen krijgt, blijft hier normaal gesproken de rest van zijn leven en laat ook nog een gezin overkomen. Is de heer Koffeman het met me eens dat in tegenstelling tot studenten en arbeiders die hier vaak maar voor kortere duur verblijven, het effect van het levenslange verblijf van asielzoekers op onze woningmarkt juist een langjarig en veel groter beslag geeft?

De heer Koffeman (PvdD):

Het is zeker zo dat er een verschil in ruimtebeslag is. Daar heeft u gelijk in, maar het is ook zo dat een aantal vraagstukken die we in onze Nederlandse demografische opbouw kennen, zoals vergrijzing, te maken hebben met de noodzaak om nieuwe werknemers te hebben. Ook daarin kunnen asielzoekers een wezenlijke rol vervullen. Bovendien geldt ook voor de 108.000 vluchtelingen uit Oekraïne dat zij weer teruggaan naar hun eigen land zodra het daar weer veilig is. Het blijvende ruimtebeslag dat asielzoekers hier leggen, wordt dus zwaar overdreven. Niemand zal ontkennen dat er een ruimtebeslag is.

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Koffeman vergelijkt nu eigenlijk appels met peren. Hij zegt namelijk dat Oekraïners ontheemden zijn, een andere positie hebben en geen statushouders zijn. Daarnaast zegt hij dat wij hier asielzoekers nodig hebben omdat ze voor onze ouderen moeten zorgen, et cetera. Maar in de praktijk blijkt dat de arbeidsinzet van asielzoekers vaak achterblijft, jarenlang achterblijft en zelfs generaties lang achterblijft. Ten tweede zou de reden waarom zij hiernaartoe komen internationale bescherming zijn, en niet om een bijdrage aan onze arbeidsmarkt te leveren. Ik vraag dus aan de heer Koffeman waarom hij met zulke argumenten komt, terwijl we ondertussen wel zien dat statushouders op die woningmarkt — we hebben het nu over de lokale woningmarkt — nog steeds voorrang krijgen ten opzichte van de lokale mensen. Is het niet veel beter om die voorrang er gewoon van af te halen?

De heer Koffeman (PvdD):

Dat denk ik niet. Wij moeten aan de internationale verdragen voldoen. Op het moment dat mensen op de vlucht zijn voor situaties die in veel gevallen mede door ons zijn gecreëerd, moeten wij die mensen ook opvangen. Ik zie het als een mogelijkheid, als die mensen hier langer blijven wonen, dat zij wel degelijk een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse werkvoorraad.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar ik bezie dit nu in het licht van dit wetsvoorstel en we hebben het over voorrang aan onze eigen inwoners in een gemeente. Is het dan uit te leggen aan de eigen inwoners en de vitale groepen, die niet aan een woning kunnen komen, dat statushouders wel met voorrang een woning toegewezen krijgen? Hoe kijkt de heer Koffeman daartegen aan?

De heer Koffeman (PvdD):

Ik heb net geprobeerd duidelijk te maken dat de uitverkoop van de Nederlandse sociale woningvoorraad een veel groter probleem is dan het beslag dat mensen die op de vlucht zijn daarop leggen. Ik heb net ook aangegeven dat ik vind dat er keer op keer door kabinetten beloofd wordt dat er extra woningen gebouwd worden en dat die belofte niet ingelost wordt. Dat vind ik een veel essentiëler probleem dan mensen die op de vlucht zijn voor bijvoorbeeld door ons veroorzaakte klimaatproblemen, op wie de PVV zich blindstaart. Er zijn heel veel klimaatvluchtelingen die gewoon niet in Afrika kunnen blijven leven, hoe graag ze dat ook zouden willen. Om die reden denk ik dat met name klimaatontkenners een grote boost geven aan de vluchtelingenstroom.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog over het voorliggende wetsvoorstel.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik zet mijn betoog voort. De minister heeft deze week gepleit voor verruiming van grootschalige herintroductie van de aloude hospita, maar hij kijkt daarbij vooral naar flexibilisering van de huurcontracten, en niet naar verruiming van de hospitanorm omtrent de belastingvrije verdiensten uit de verhuur van kamers. De minister geeft in de media aan dat er 900.000 alleenstaanden zijn met een woning van minimaal 90 vierkante meter en drie kamers of meer. Om dat potentieel te benutten, is het nodig om niet alleen de hypotheekverstrekker gunstig te stemmen via flexibeler contracten voor kamerhuur, maar ook om die verhuur fiscaal aantrekkelijker te maken. Een hospita die een kamer verhuurt, zit met de huidige kamerhuurprijzen bij één huurder al snel aan de norm voor belastingvrij verhuren, of zelfs daarboven. Is de minister bereid om meer onderzoek te doen naar verruiming van de mogelijkheden van kamerverhuur door hospita's, en dan niet alleen in de zin van het gunstig stemmen van hypotheekverstrekkers? Graag een reactie.

Hoe kijkt de minister aan tegen een versoepeling van het verbod op het verbouwen van één woonruimte tot twee woningen, zoals genoemd in artikel 21, lid d van de Huisvestingswet? Ook daarmee zou immers woonruimte gecreëerd kunnen worden in grote woningen, zonder dat daarmee formeel gesplitst zou hoeven worden in termen van eigendom. Daar zit namelijk juist het knelpunt op dit moment. Gemeentes willen niet dat projectontwikkelaars grote huizen omvormen tot een heleboel appartementen, maar op het moment dat een eigenaar van een grote woning in de gelegenheid zou worden gesteld om een extra woning te creëren zonder dat de eigendomssituatie verandert, zou dat wel degelijk de druk op de woningmarkt kunnen verminderen. Graag een reactie daarop.

Ook de sterk toenemende vergrijzing en de noodzaak tot het vergroten van het arbeidspotentieel met mensen die werk doen dat wij in Nederland onvoldoende kunnen of willen verrichten, de zogenaamde kennis- of arbeidsmigranten, vormen een groot deel van de binnenlandse woonbehoefte. Daarbij zorgt de nog altijd zeer riante expatregeling voor oneerlijke concurrentie op de woningmarkt. Graag een reactie van de minister. Is hij bereid om daar meer maatregelen voor te treffen dan er op dit moment voorgenomen zijn?

Het feit dat we de Huisvestingswet negen jaar na invoering opnieuw moeten bespreken, zonder dat er systematische wijzigingen zijn gekomen in het lenigen van de woningnood, geeft een beeld van lapmiddelen, van dweilen met de kraan open. Er zullen structurele maatregelen genomen moeten worden om de woningvoorraad substantieel te vergroten en flexibeler te maken. Ook de ruimtelijke indeling van Nederland zal daarbij tegen het licht gehouden moeten worden. De helft van ons land wordt gebruikt ten behoeve van de vee-industrie, maar de toegevoegde waarde in termen van het bruto nationaal product is gering en de maatschappelijke kosten daarentegen zijn enorm. Er is niet alleen te weinig ruimte voor woningen maar ook voor natuur. We worstelen met stikstof, broeikasgassen, vervuiling van bodem en water en ziekten die overspringen van dier op mens. De veehouderij legt niet alleen een groot beslag op de ruimte in Nederland, maar ook het voormalig regenwoud staat onder druk, mede door de enorme hoeveelheid veevoer die daar wordt verbouwd en vervolgens naar Nederland wordt geëxporteerd voor het voeren van ons vee.

De heer Kemperman i (BBB):

Meneer Koffeman, fijn dat u het ruimtelijke vraagstuk voor Nederland erbij haalt ofwel de keuze die we moeten maken voor ruimte. Ik begrijp dat u daarbij niet bent voor de veeteelt. Maar hoe kijkt u dan aan tegen de 700.000 hectare nieuwe natuur die de ngo's, Natuurmonumenten en ook andere organisaties in ons land erbij willen halen, in relatie tot het probleem van de woningnood? U zegt dat het de veeteelt is, maar je kan ook zeggen dat er te veel wensnatuur. Hoe kijkt u daartegen aan?

De heer Koffeman (PvdD):

Ik ben blij dat u die vraag stelt, want dat is inderdaad een interessant gegeven. Op dit moment is het zo dat ruim twee derde van Nederland in beslag genomen wordt door de landbouw en dat driekwart daarvan wordt toegepast voor veehouderij. De productie daarvan gaat voor 80% naar het buitenland. Voormalig minister Veerman zei bij zijn afscheid: Eigenlijk is het hele systeem vastgelopen, we importeren enorme hoeveelheden veevoer en we exporteren enorme hoeveelheden zuivel, vlees en eieren en met de rotzooi, 80 miljard kilo mest, blijven we zitten. Dat is precies het probleem. Op het moment dat we in de gelegenheid zouden zijn een deel van die landbouwgrond vrijwillig om te vormen tot enerzijds een klein beetje woningbouw en anderzijds grote delen natuur, dan zou dat kostenneutraal kunnen plaatsvinden. Er staan op dit moment 16.000 landbouwbedrijven te koop. Op het moment dat je die landbouwgrond voor 10% herbestemt tot woningbouw en daarmee opwaardeert, en voor 90% afwaardeert in termen van geld en daar nieuwe natuur van maakt, dan kan je dus budgetneutraal zorgen voor veel meer natuur en voor veel meer woningen, zonder dat dit iemand pijn doet.

De heer Kemperman (BBB):

Maar als je van die extra 700.000 hectare natuur maakt boven op de natuur die we al hebben, kun je daar geen bedrijvigheid en woningbouw in de buurt realiseren. Dan zet je half Nederland op slot op bepaalde gebieden. Dat is de keuze die je dan maakt voor nieuwe natuur in plaats van bedrijvigheid, voedselproductie en wonen. Die laatste zijn toch grotere, belangrijkere vraagstukken in de samenleving dan extra natuur, waarvan we in ons dichtbevolkte land toch al te veel hebben?

De heer Koffeman (PvdD):

Daarin verschillen we van mening, ben ik bang. Het ruimtebeslag van de landbouw in Nederland is twee derde en dat ruimtebeslag levert nauwelijks een bijdrage aan het bruto nationaal product. De primaire sector levert een bijdrage aan het nationaal product van minder dan 2%. Op het moment dat je twee derde van de ruimte nodig hebt voor 2% van je bruto nationaal product, betekent het dat dit een wanverhouding is, wat weer ten koste gaat van de andere kwaliteiten, zoals natuur, wonen en werken.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Kemperman.

De heer Kemperman (BBB):

Ik denk dat we over de principes niet echt tot elkaar komen maar het is natuurlijk wel zo dat de ruimte die je nodig hebt voor de veeteelt, ook wel voedselproductie oplevert. Je kunt wel met minder ruimte toe, maar dan gaat dat ten koste van het dierenwelzijn. En er moet toch gegeten worden. Dus die voedselproductie kun je niet zomaar opofferen voor nieuwe natuur, zo is onze stelling. Dat is iets waar je dan toch een keuze in zou moeten maken.

De voorzitter:

Dank u wel voor dit interessante zijpad, maar ik wil u vragen om in het vervolg van uw betoog weer terug te keren naar het wetsvoorstel zelf.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat lukt, maar dit heeft wat mij betreft ook alles met dit wetsvoorstel te maken. Ten aanzien van dat er toch gegeten moet worden: dat ben ik zeer met u eens. Ik heb zelf overigens nog nooit vlees gegeten en ik doe het er goed op vooralsnog. Wat betreft die 80% export die we hier produceren zoals voormalig minister Veerman zei: we exporteren veel te veel en met de troep blijven we zitten. En die mening deel ik.

Voorzitter. De grote problemen die met de veehouderij gepaard gaan, bijvoorbeeld in termen van klimaatverandering, leggen extra druk op onze binnenlandse bouwbehoefte en zorgen voor een aanzwellende stroom klimaatvluchtelingen. Ik had het daar zonet al even over. Het doel van de wet is om gemeenten de mogelijkheid te geven om maximaal 50% van de betaalbare nieuwbouw met een maximale prijs van €390.000 en sociale huurwoningen toe te wijzen aan mensen met een vitaal beroep of lokale binding. Maar de wet is in feite een lapmiddel in tijden van schaarste. Er dreigen meer gevaren op woongebied. We bouwen in gebieden die onder de zeespiegel liggen, zoals de 5.500 woningen in de Gnephoekpolder bij Alphen aan den Rijn, maar deskundigen waarschuwen dat dit een vorm van risicogedrag zou kunnen zijn dat doet denken aan "na ons de zondvloed". Het kabinet onderzoekt weliswaar het verplicht stellen van een waterlabel, naast een klimaatlabel, om kopers van huizen meer inzicht te geven in de risico's van hun nieuwe woning, op schade zowel door droogte als door wateroverlast, maar zover is het nog niet. Alleen al een miljoen woningen hebben op dit moment last van het risico op funderingsschade als gevolg van de te lage grondwaterstanden in het belang van de landbouw. De schade daarvan kan in de tientallen miljarden lopen.

In die zin vragen wij aan de minister hoe de betaalbaarheidsnorm zich verhoudt tot de nu nog verborgen gebreken die zich voor een huizenkoper kunnen voordoen, nu er geen sprake is van een verplicht waterlabel. Kan je het mensen aandoen ze een huis van €390.000 te laten kopen, terwijl daar verborgen gebreken in zitten die wij met z'n allen kunnen voorzien?

En is de minister van mening dat de wet te veel van z'n werkingskracht verloren heeft door de amendering in de Tweede Kamer en daarmee nog meer een lapmiddel dreigt te worden? Aanvankelijk zou de wet van toepassing worden op zo'n 160.000 transacties van koopwoningen, bestaand en nieuwbouw, per jaar. Nu blijven alleen de nieuwbouwkoopwoningen over, ofwel 17.000 verkopen per jaar. Graag een reactie van de minister. Is de wet hiermee niet 90% van z'n bedoelde werking kwijtgeraakt?

Een ander probleem is de arbitraire toepassing van het leefbaarheidscriterium, dat naast schaarste als argument misbruikt zou kunnen worden. Een van de redenen is dat gemeenten in bepaalde buurten willen voorkomen dat eigenaren hun woningen verkameren of bouwkundig splitsen in kleinere woningen, zo staat in de toelichting. Gevreesd wordt voor de te grote druk op de openbare ruimte, parkeerplekken en afvalcontainers, en klachten van bewoners over geluidsoverlast of vervuiling. Om die leefbaarheid te bewaken, maken gemeenten weleens misbruik van het begrip schaarste, vermeldt de toelichting. In zo'n geval categoriseert een gemeente woningen als schaars, terwijl dat niet de waarheid is. Daarbij nemen ze het risico dat een eigenaar de regels met succes aanvecht bij de rechter, indien onvoldoende onderbouwd kon worden dat er schaarste is aan dergelijke woningen. Kan de minister iets meer zeggen over hoe hij dergelijk misbruik van de nieuwe wetgeving wil voorkomen? En kan de minister ook aangeven hoe hij de wet ziet in relatie tot het vrije vestigingscriterium, zoals dat geldt in Europa? Een aantal sprekers voor mij hebben dat ook aangestipt.

Voorzitter, dank u wel.

Voorzitter: Faber-van de Klashorst

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Dan is de vraag aan de leden: wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Ik kijk even rond. Nee, dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering tot 15.45 uur. Dan gaan we verder met het interpellatiedebat over het radarstation Herwijnen.