Plenair Kemperman bij voortzetting behandeling Wet vaste huurcontracten



Verslag van de vergadering van 7 november 2023 (2023/2024 nr. 06)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.07 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kemperman i (BBB):

Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de initiatiefnemers en aan de minister voor de antwoorden en het debat en de discussie daarover. Het voordeel van dat ik veel interrupties had, is dat ik een aantal dingen van mijn tweede termijn al behandeld heb. Ik heb erboven geschreven "de maakbare wereld". Die is heel complex, heel ingewikkeld. Dat zien we aan alle uitzonderingen en alle doelgroepen en alle woorden die we hier nodig hebben om toch iets maakbaar te maken.

Ik ben blij dat de minister zelf — dat was net ook zo in het debat over de Oekraïense ontheemden en de huurtoeslag — ons goed uitlegde wat artikel 22 van de Grondwet is, namelijk een zorgplicht van de overheid voor woongelegenheid in plaats van een recht van de huurder en al helemaal geen plicht van de woningeigenaar. Stel dat deze wet niet zou gaan om wonen, maar om arbeidscontracten. Zouden we dan zeggen dat we de werknemers beschermen door maar direct vaste arbeidscontracten in te laten gaan? Dit gaat op alle fronten mis, maar het is de maakbaarheid die we onszelf nu willen opleggen om iets wat veel complexer is met een betrekkelijk sympathieke, maar ook eenvoudige wet te regelen. Maar inmiddels is de wet niet meer eenvoudig. Als we de discussie met elkaar voeren, krijgen we namelijk een waslijst van doelgroepen, contracten, uitzonderingsbepalingen, de Leegstandwet, het dringend-eigengebruiksprincipe, de hospitawet, de campuscontracten en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. De minister gaf zelf net uit de losse pols een indrukwekkende opsomming van alle uitzonderingsdoelgroepen die toch op de een of andere manier een plek moeten krijgen in deze wet. Dan krijg je een wet die op zichzelf — ik herhaal dat — qua huurbescherming sympathiek is jegens de huurders, maar waarvan de algemene maatregel van bestuur straks lijviger en ingewikkelder is dan de wet zelf. Dan heb ik het nog niet eens over de bewijslast aan de voorkant als je zegt dat je tot een uitzonderingspositie of een specifieke doelgroep behoort, over de claim op de rechten en de uitzonderingsposities die dat met zich meebrengt en over de bewijslast en wat er gebeurt als het betwist wordt of achteraf moet worden aangetoond. Het is te ingewikkeld. Dat toont de discussie van vanavond wat ons betreft aan.

We hebben net gezegd dat deze wet en de nieuwe wetten met elkaar samenhangen. Het is een samenhangend geheel, het zijn communicerende vaten — het werd net door de minister zelf letterlijk gezegd. Is het dan niet verstandig om op die nieuwe wetten te wachten? Anders tuigen we nu een wet op en laten we met elkaar een initiatiefwet ingaan waarvan we later constateren dat die raakvlakken heeft met de andere wetten die eraan zitten te komen.

Ik wil nog een andere opmerking maken. Als beleggers hun woning niet meer willen verhuren maar gaan uitponden en verkopen, hebben de huurders niks aan huurbescherming. Want dan is er toch een huurwoning van de huurmarkt verdwenen.

Ik heb nog een vraag over hoe om te gaan met de lopende tijdelijke huurcontracten. Als de wet op enig moment ingaat, zijn er tijdelijke huurcontracten van laten we zeggen maximaal twee jaar. Hoe gaan we daarmee om? Genieten die dan geen rechtsbescherming omdat het gewoon afgesproken is in een tijd dat dit legitiem was?

Ik heb een vraag over de door de initiatiefnemers veronderstelde causaliteit met leefbaarheid. U kunt mij heel veel vertellen en ik ben ook bereid heel veel te geloven, maar ik draai lang genoeg mee om te weten dat leefbaarheid niet van één wet afhangt en dat de veronderstelde causaliteit dat het beter wordt in wijken wanneer mensen er langer kunnen wonen, niet zomaar kan worden aangetoond. Er gaat nog wel wat meer water door de zee. Met name maatschappelijke ontwikkelingen zijn daar legio de oorzaak van.

Ik heb een vraag die niet is beantwoord, of slechts een beetje in de discussie over de Wadden. Hoe kijkt men naar het duizenddingendoekje, zoals ik het maar noem, van één wet voor een woningmarkt die regionaal gezien wezenlijk verschilt? De Randstad — Amsterdam werd vaak genoemd — is echt wat anders dan de Achterhoek of andere wat meer rustige gebieden waar de woningmarkt misschien nog wel kan functioneren.

Het feit dat deze wet al bestond in 2015 of in 2016 is volgens mij niet echt een inhoudelijk argument. Het is heel flauw, maar vroeger hadden we lijfstraffen. We gaan ook niet zeggen: dat werkte, dus dat moeten we nu weer terughalen. Ik vind dat we daarmee niet de inhoud van onze discussie goed te pakken hebben.

Ik heb het gehad over Peter Boelhouwer, die ons al waarschuwt in het kader van het koesteren van het middensegment. Ik heb het gehad over de rechtszekerheid van de verhuurder als het gaat om tijdelijke huurcontracten. Even kijken waar ik het nog meer met u over wil hebben.

Het thema bestaanszekerheid en het verruimen van de mogelijkheid om bijvoorbeeld tijdelijk een woning te verhuren. We kunnen daar alle uitzonderingsposities in hospitawetten en voor speciale doelgroepen op loslaten. Ik heb net al gezegd dat dit handhaafbeleid en de administratieve last disproportioneel zwaar gaan wegen ten opzichte van het eenvoudige principe van huurbescherming. Het zet ons allemaal aan het werk. Bestaanszekerheid is ook gewoon dat je tijdelijk even besluit om een stukje van je woning te verhuren en dat je dat voor een of twee jaar kunt doen, net zolang tot je zegt "dan heb ik het weer nodig", "dan komen de kinderen weer terug" of "we gaan iets anders doen met onze woning". Het wordt allemaal ingewikkeld. Het wordt allemaal toetsbaar, vooraf meetbaar, aanvechtbaar en mogelijk zelfs voor de rechter af te dwingen.

Ik wil nog een paar losse opmerkingen maken. Het relatieamendement over vaste huurcontracten, samenwooncontracten of trouwcontracten toont aan hoe ongelofelijk ingewikkeld het is en hoe het ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer. Deze wet biedt daar geen oplossingen voor, ook niet als we het amendement of de AMvB twee keer zo dik maken.

De voorzitter:

Maakt u uw verhaal even af. U bent bijna klaar, denk ik.

De heer Kemperman (BBB):

Ik ben bijna klaar.

De initiatiefnemers geven zelf aan dat het amendement — dat gaat over wat ik maar even het "relatiebeding" noem, het "proefsamenwonen" of het "proefhokken", zoals de minister zei — eigenlijk niet de gewenste afzwakking was van de wet. "Liever niet, maar ja, het moest", daarom is die wet toch maar met dit amendement belast. Wij behandelen hier in deze Kamer de complete wet. Het is vervelend dat u liever had gehad dat het niet had plaatsgevonden, maar wij behandelen de wet inclusief alle amendementen, moties en weet ik het wat. We kijken naar het geheel.

Ik heb het gehad over de herfinanciering. Dat was geen heel fijn antwoord, want degene die over een, twee of drie jaar opnieuw naar de bank moet om zijn pandje deels te herfinancieren, krijgt door alle beperkingen mogelijk geen financiering en zal dus gewoon moeten verkopen met een huurder erin. Dan is die ogenschijnlijk niet-proportionele schadepost van de leegwaardekorting €50.000, €80.000 of €100.000 per middenhuurwoning. Ik vind dat buitenproportioneel.

Ik heb, denk ik, al mijn punten gemaakt. Ik zie mevrouw Perin-Gopie al even voor de microfoon staan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kemperman. Mevrouw Perin-Gopie.

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

Ik hoorde meneer Kemperman een tijdje terug iets zeggen over bestaanszekerheid. Dat vindt hij heel belangrijk voor de verhuurders. Maar ik vraag me af: hoe belangrijk vinden de heer Kemperman en zijn partij bestaanszekerheid voor de mensen die in de huidige situatie steeds weer op zoek moeten naar een nieuwe woning? Wat vindt hij ervan dat er zelfs schrijnende situaties zijn waarin huurders geen woning meer kunnen vinden wanneer hun tijdelijke contract afloopt en daardoor dakloos worden? Hoe verhoudt de bestaanszekerheid van de verhuurders zich tot de bestaanszekerheid van de huurders?

De heer Kemperman (BBB):

We vinden de huurbescherming uitermate belangrijk, zowel als het gaat om de hoogte van de huur als om de duur van de huurcontracten en de rechtszekerheid van de huurder. Wij vinden dat het een weging moet zijn tussen beide kanten. Het kan ook nog zo zijn dat je met je huisbaas gewoon een afspraak kan maken en wat langer kan blijven huren. Dan krijg je ook weer gewoon een tijdelijk huurcontract of je verlengt met een jaar of met twee jaar, tot je een nieuwe baan hebt, tot je je studie hebt afgerond en tot je misschien maatschappelijk gezien wat meer kansen hebt om een zelfstandige woonruimte te vinden. Deze wet sluit op voorhand uit dat het een optie zou kunnen zijn dat mensen dat met elkaar afspreken.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik maak me er toch een beetje zorgen om of meneer Kemperman goed weet wat bestaanszekerheid is en vooral wat de bestaansonzekerheid is van de huurders die dakloos zijn geraakt omdat hun huurcontract slechts tijdelijk was. Ik ben toch wel benieuwd wat meneer Kemperman dan voorstelt. Hoe gaan we deze schrijnende situaties oplossen?

De heer Kemperman (BBB):

Ik vraag me af in hoeveel gevallen dat daadwerkelijk plaatsvindt, want ik geloof dat dat nog wel mee kan vallen. Als je weet dat je voor twee jaar een woning huurt, dan staat het je vrij om die woning te huren en dan weet je dat de huur tijdelijk is. Dan kun je daarna de huisbaas de schuld geven dat je geen andere woning vindt, maar het is niet die huisbaas die dat veroorzaakt, het is het algehele woningtekort waar we met z'n allen mee te maken hebben. Om dat af te wentelen op die huisbaas, door te zeggen dat die hardvochtige man dan die mensen op straat gaat gooien, vind ik wel heel pretentieus en heel erg zwaar.

Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):

De toon waarmee de heer Kemperman ons probeert te overtuigen geeft mij aanleiding om te denken dat wij hem niet gaan overtuigen vandaag. Ik stoor me er echt een beetje aan dat hij die bestaanszekerheid zo eenzijdig uitlegt; dat hij de bestaanszekerheid voor iemand die zijn huis deels wil verhuren kennelijk belangrijker vindt dan voor een huurder die op straat kan komen. De heer Kemperman zegt dan dat je ook in goed overleg met elkaar tot zaken kan komen. Ja, dat kan altijd. Ook bij een vast huurcontract kun je in goed overleg besluiten, als je het er allemaal mee eens bent, dat je ergens anders gaat wonen. Dat is toch geen argument? Het gaat er juist om dat er mensen zijn die keer op keer geconfronteerd worden met een huurcontract dat afloopt, wat zij niet willen en wat hen in de problemen brengt. Ik vind dat u daar zo gemakkelijk overheen stapt.

De voorzitter:

Wat is uw vraag? Dat was het eigenlijk?

Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):

Dan moet ik natuurlijk zeggen: vindt u dat ook?

De voorzitter:

O ja, dank u wel. Meneer Kemperman, een kort antwoord: ja of nee.

De heer Kemperman (BBB):

Nee, dat vind ik niet.

De heer Talsma i (ChristenUnie):

Ik hoor de heer Kemperman en ik luister met belangstelling in combinatie met plezier. Ik hoor hem veel over de verhuurders en ik snap ook zijn punt wat dat betreft. Tegelijkertijd hoor ik hem ook zeggen dat wonen geen grondrecht is. Ik houd hem dan toch voor — als u dat goedvindt, voorzitter — een korte passage die ik las in het verkiezingsprogramma van de partij die Nederland elke dag een beetje BBBeter wil maken. Daar staat, op blz. 38, zoekt u het nog even na: "wonen is een basisrecht". Ik geef toe dat er niet staat "grondrecht", maar er staat wel "een basisrecht". Er staat ook "iedere burger een thuis". En nog eentje: "nu eerst oog voor woningzoekenden".

En dan mijn vraag aan de heer Kemperman. Als ik nu deze diepe gedachten, waar ik heel enthousiast van word, aan hem voorhoud, hoe verhouden die zich dan tot de balans met de verhuurders en de belangen van mensen die hier hun verdienmodel van hebben?

De heer Kemperman (BBB):

Ik kan me voorstellen dat mijn betoog de focus legt op de positie van de verhuurder, als tegenwicht op wat ik misschien wel de buitenproportionele bescherming van de huurder vind. Ik kan me dat voorstellen. Wij vinden dat iedereen goed en fatsoenlijk en betaalbaar moet kunnen wonen. Sterker nog, daar doe ik al twintig jaar lang mijn best voor aan de sociale kant van de markt, de gereguleerde kant van de woningcorporaties. Tegelijkertijd vinden wij ook dat we op moeten komen voor de positie van die kleine belegger of die belegger die ook investeert in die middenhuur die we zo keihard nodig hebben. Ook de deskundigen, zoals een man als Boelhouwer, en instituten en analyses zeggen dat we zien dat die belegger nu aan het weglopen is van deze markt. Die hebben we keihard nodig om die hele woningmarkt — koop, gereguleerd, sociale volkshuisvesting, al die dingen in samenhang met elkaar — in stand te houden en nog veel meer woningen te gaan bijbouwen. En daar heb je wat voor nodig. Daarom is mijn pleidooi wellicht wat zwaar aan die kant van de markt, maar het is geenszins zo dat wij miskennen dat iedereen een fatsoenlijke woning kan vinden.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Talsma.

De heer Talsma (ChristenUnie):

Zeker, voorzitter. Ik ben blij dat u dat laatste erbij zegt, want zo kwam het aanvankelijk niet op mij over. De vraag aan de heer Kemperman is dan toch: als het dan zo belangrijk is dat u zegt: "nu eerst oog voor woningzoekenden" en dat iedere burger dat recht heeft, mag die burger er dan ook op rekenen dat de BBB steun geeft aan een wet waarvan niet alleen de initiatiefnemers of de verdedigers, maar ook het kabinet inmiddels zegt dat dit een wet is die inderdaad dat goede gaat voortbrengen?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Kemperman.

De heer Kemperman (BBB):

Ik ga u zeggen dat wij dat niet voornemens zijn. Ik heb volgens mij geprobeerd duidelijk te maken dat de samenhang der dingen, het disproportionele ervan en al die andere dingen die ik al eerder heb gezegd — ik zal niet in herhaling treden — voor ons maken dat deze wet niet gaat bijdragen aan het oplossen van de woningproblemen, en dat is volgens mij wat er echt moet gebeuren. Hiermee draai je aan één onderdeeltje van een motor die aan alle kanten hapert.

De heer Van Meenen i (D66):

Maar de bedoeling van deze wet is toch ook helemaal niet om het woningprobleem op te lossen ...

De heer Kemperman (BBB):

Maar dat was wat mij zojuist gevraagd werd ...

De voorzitter:

Nee, nee, nee. Ik heb het woord net aan de heer Van Meenen gegeven. Straks geef ik het woord weer aan u.

De heer Van Meenen (D66):

De bedoeling van deze wet is om de positie van huurders, die nu slecht is, te verbeteren. De minister zei: aan het eind van de dag sta je aan de ene of de andere kant. Je kunt niet aan beide kanten tegelijk staan. Je kunt niet, zeker niet in uw ogen, de positie van de huurder versterken en tegelijkertijd ook oog hebben voor degenen die de woningen in bezit hebben. Maar het kán wel. U zou het kunnen doen, zeg ik tegen de heer Kemperman. U zou kunnen zeggen: het gaat er vandaag om dat we de slechte positie van de huurder verbeteren, dat we die versterken en dat de overheid inderdaad, zoals uw programma zegt, mensen helpt omdat ze het recht hebben op een woning et cetera. Maar als je dan eindelijk een woning hebt gevonden, dan zou je toch ook de zekerheid moeten hebben dat je daar kunt blijven wonen, behoudens de uitzonderingen die er niet voor niets gekomen zijn?

De heer Kemperman (BBB):

De minister zei net zelf dat aanbieders van woonruimte niet ontmoedigd moeten worden. We voeren hier vandaag een ingewikkeld debat, met allerlei uitzonderingsposities. Je moet bijna jurist zijn om dit nog te kunnen begrijpen. Ik ken heel veel mensen die zeggen: ik begin er maar niet aan, want ik ga een woonruimte niet in dat systeem aanbieden. Wij denken dat deze wet averechts gaat werken, in combinatie met alle andere wetten, waarvan we er nog veel krijgen, met name de Wet regulering vrije huur. Wij denken dat deze wet dan niet het antwoord is op het verbeteren van de rechtsbescherming van huurders en het verbeteren van het woonaanbod.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.