Plenair Van Strien bij behandeling Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs



Verslag van de vergadering van 26 september 2023 (2023/2024 nr. 01)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Strien i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Nogmaals mijn felicitaties aan de heer Walenkamp. Goed verhaal, al komt de PVV wel tot andere conclusies, maar daar komen we in de loop van mijn verhaal nog wel op terug.

Voorzitter. De wettelijke taak van het CBS is het maken van statistieken over een groot aantal maatschappelijke onderwerpen en het openbaar maken van de uitkomsten daarvan. Zij registreren dus alleen het verleden, en dat doen ze keurig. Zij prognosticeren dus niet.

Er is één uitzondering op al die statistieken. Ze maken wel prognoses voor de bevolkingsgroei. De laatste is bij mijn weten tot 2070. En juist die ene prognose die ze maken, daar klopt geen bal van. Zo voorspelden ze in 2004 "maximaal 17 miljoen inwoners verwacht" en dat zou gehaald worden in 2035. In 2012 worden voor 2040 maximaal 17,8 miljoen mensen voorspeld. We zitten nu al op ruim 17,9, bijna 18 miljoen inwoners.

Ik zou zeggen: neemt u eens de tijd om te kijken naar de bevolkingsprognoses van het CBS van de afgelopen 30 jaar. Niet een komt ook maar in de buurt van de realiteit. Allemaal structureel te laag. En dat komt doordat de autochtone bevolking al jarenlang structureel daalt. De groei wordt uitsluitend veroorzaakt door immigratie en het is nu eenmaal niet politiek correct om die realistisch in te schatten en de verwoestende uitwerking ervan op dit land openbaar te maken.

De gevolgen zijn inderdaad zichtbaar: gigantisch woningtekort, welig tierende misdaad en drugshandel en — en daar gaat het vandaag over: dramatische gevolgen voor het onderwijs. Ga er als leraar maar aanstaan om steeds meer niet of gebrekkig Nederlands sprekende leerlingen in je klas te hebben. Er is niet veel fantasie voor nodig om de negatieve invloed daarvan op de Nederlandse leerlingen te zien. Door het chronische lerarentekort worden de klassen bovendien groter in plaats van kleiner en/of krijgen leerlingen maar vier dagen les.

Voorzitter. Ik heb even wat zitten grasduinen in het rapport De Staat van het Onderwijs 2023. Ik lees daarin dat maar liefst 2,5 miljoen mensen in Nederland moeite hebben met lezen, schrijven of rekenen. Leerlingen en studenten ronden hun opleiding af met taal- en rekenniveaus die niet voldoende zijn om zich te kunnen redden in de maatschappij. Ze zijn praktisch analfabeet. Daardoor vinden ze moeilijker een baan of raken ze in de schulden. Dat hebben we onder andere te danken aan D66 en de overige linkse wolk, die zich erop laten voorstaan dat ze zo goed voor het onderwijs zorgen.

Voorzitter. We zien zelfs dat in de onderbouw van het voortgezet onderwijs de beheersing van Nederlands en rekenen/wiskunde daalt. Van zowel de voor hun eindexamen geslaagde havo- als de vwo-leerlingen heeft een vijfde een onvoldoende vaardigheidsniveau voor Nederlands. Voor een deel stromen die vwo'ers gewoon door naar de universiteit, waar ze in steenkolenengels verder worden opgeleid.

En dan loopt het lerarentekort, dat nu al groot is, over het geheel genomen verder op: eind vorig jaar 9,2% oftewel 7.900 fte in het basisonderwijs en maar liefst 23,1% in het voortgezet onderwijs. Op een groot deel van de scholen, vooral in de grote steden, is het lerarentekort dus echt nijpend.

En dan komt dit demissionaire kabinet met de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs; een wetsvoorstel dat overlegplicht regelt voor schoolbesturen om onder regie van het gemeentebestuur samen het onderwijsaanbod voor de nieuwkomers te organiseren. Voorts bevat het wetsvoorstel regels die het mogelijk maken om in geval van nood tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in te richten. Dit alles is volgens tijdelijk minister Dijkgraaf op deze portefeuille in de Tweede Kamer om de toenemende vluchtelingenstroom te faciliteren. Tussen haakjes: voor het eerst een erkenning van een D66-minister dat die vluchtelingenstroom structureel toeneemt. Ik hoop dat de signatuur van de huidige minister sowieso voor meer realisme garantstaat.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, ik weet niet of dit een goed moment is, maar er is een vraag voor u van de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen i (D66):

Ik ben natuurlijk wel wat gewend in de discussies met mijn voormalige collega Beertema en ik begrijp heel goed de lijstduwerspositie van de heer Van Strien, als ik hem zo hoor. Ik denk dat hij zo nog wel kans maakt in de Tweede Kamer, met dit verhaal over onderwijs. Maar laat ik dit maar even laten gaan. Ik heb een heel simpele vraag. Ik zei al in mijn bijdrage dat je van alles kunt vinden van asiel en migratie. Wij vinden daar wat van en de heer Van Strien vindt daar wat van. Mijn vraag is: wat betekent dat nou voor een kind dat hier in Nederland is? Heeft dat kind volgens de heer Van Strien nu recht op onderwijs?

De heer Van Strien (PVV):

Het recht op onderwijs voor iedereen die in dit land komt binnenvallen, is gebaseerd op internationale verdragen die meestal kort na de Tweede Wereldoorlog zijn afgesloten, verdragen uit een andere tijd met andere problemen, waarover overigens nooit de mening van de Nederlanders gevraagd is. En áls die al een keer is gevraagd en vervolgens verkeerd uitpakt voor de linkse kerk — denk aan de Europese grondwet — dan trekt de regering zich daar niets van aan. Sterker, onder aanvoering van D66 wordt onmiddellijk de mogelijkheid van een referendum afgeschaft. Vervolgens zou ik een oud Nederlands gezegde willen aanhalen: waar niets is, verliest de keizer zijn recht.

Het gaat hiermee overigens hetzelfde als met het woningtekort. Jonge Nederlandse stellen hebben het nakijken als ze een gezin willen stichten. Statushouders hebben al voorrang bij de zeer schaars vrijkomende woningen. Nu worden onze Nederlandse kinderen aangepakt, omdat de eerste de beste die hier binnen komt vallen, kennelijk voorgaat.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, is dit nu een deel van uw spreektekst, of is dit het korte antwoord op de korte vraag?

De heer Van Strien (PVV):

Ja, nee, ik heb me voorbereid op een heel voorspelbare vraag van D66.

De voorzitter:

Anders gaat de klok weer aan.

De heer Van Meenen (D66):

Het was een hele korte vraag die ik stelde, volgens mij.

De voorzitter:

Kort antwoorden.

De heer Van Meenen (D66):

Nou, ík ga geen antwoord geven, maar ik verwacht nog …

De heer Van Strien (PVV):

Ik ben nog niet klaar, voorzitter. De hele situatie is ontstaan doordat achtereenvolgende kabinetten hebben weggekeken van de massa-immigratie en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse bevolking op het gebied van onder andere onderwijs, huisvesting, patiëntenzorg en economie.

De voorzitter:

Als u nu doorgaat, ga ik uw klok weer aanzetten. Bent u klaar met de beantwoording? Want dan gaat hij weer aan.

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb nog één zin. Pas als een begin is gemaakt met het indammen van deze volstrekt oncontroleerbare stroom, heeft het zin om te gaan dweilen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik laat het allemaal gaan. Ik had een hele simpele vraag gesteld, niet bedoeld om het hele verkiezingsprogramma van de PVV nog even voorgelezen te krijgen. Die vraag luidde, en daar heb ik nog geen antwoord op gekregen: heeft een kind dat nu hier in Nederland is, volgens de heer Van Strien recht op onderwijs, ja of nee? Een simpel ja of nee volstaat.

De heer Van Strien (PVV):

Ik laat me niet in een ja of nee dwingen. Deze vraag vraagt een genuanceerd antwoord en dat heb ik net gegeven.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Of dat een genuanceerd antwoord is, weet ik niet, maar ik kan het niet anders duiden dan als een nee, dus de PVV vindt gewoon dat er in Nederland kinderen zijn, van 4 jaar, van 6 jaar, die geen recht hebben op onderwijs. Daar komt het gewoon op neer. Laten we die constatering dan maar met z'n allen aanhoren. Ik vind het heel erg.

De heer Van Strien (PVV):

Ik laat die constatering voor de heer Van Meenen, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Roovers staan. Zij heeft zich niet ingeschreven. De heer Van Meenen voert het woord mede namens u, mevrouw Roovers, maar ik geef u graag het woord, al is dat niet gebruikelijk. Gaat uw gang.

Mevrouw Roovers i (GroenLinks-PvdA):

De heer Van Meenen stelde een vraag die ik ook had, maar ik heb een vervolgvraag daarop. U zegt dat het onvervreemdbare recht van een kind op onderwijs volgt uit internationale verdragen van na de Tweede Wereldoorlog en dat onze mening daarover nooit gevraagd is. Het volgt uit het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Bent u het met mij eens dat wij dat verdrag zouden moeten respecteren, of zou de PVV zeggen: nou, dat Verdrag inzake de rechten van het kind, en dan met name artikel 28 daarvan, het recht op onderwijs, kunnen we wel tussen haakjes plaatsen?

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter, ik ben zojuist al door u beknot omdat ik een vrij uitgebreid antwoord gaf op een heel voorspelbare vraag van D66. In dit geval zou ik het willen laten bij het uitgebreide antwoord dat ik op die vraag gegeven heb.

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

Dus u wilt het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind tussen haakjes plaatsen, niet honoreren?

De heer Van Strien (PVV):

Ook op die vraag heb ik gewoon een heel uitgebreid en volgens mij goed antwoord gegeven. Ik ga niet in herhaling vallen, want dan kom ik in de problemen met de voorzitter.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Roovers.

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

Dat vatten we dan op dezelfde manier op: dat u het onvervreemdbare recht van een kind op onderwijs niet honoreert.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, vervolgt u uw betoog.

De heer Van Strien (PVV):

Ja, dank u wel. Naar verwachting hebben begin 2024 zo'n 13.000 extra leerlingen nieuwkomersonderwijs nodig, boven op de 55.000 leerlingen die dat nu al krijgen. In het wetgevend overleg in de Tweede Kamer erkent de minister al dat de door deze tijdelijke wet te creëren "flexibiliteit" onvermijdelijk afbreuk doet aan de bestaande kwaliteitseisen. Dat zijn de twee kwaden waar we mee zitten, zei hij daar. Deze tijdelijke wet tijdelijke voorzieningen moeten wij volgens onze kerntaak als Eerste Kamer vandaag gaan toetsen op de kwaliteit van wetgeving, op rechtmatigheid en op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Laten we beginnen met het laatste: de uitvoerbaarheid. Deze wet is wegens het ongekende tekort aan leraren en ruimtelijke faciliteiten simpelweg niet uitvoerbaar en dus ook niet handhaafbaar. Bovendien levert deze wet weer extra bestuurlijk regelwerk op voor de schoolbesturen die nu de extra bestuurlijke druk en dwang van vaak linkse gemeentebesturen op hun nek krijgen. Als er dus al oplossingen gevonden worden om de immigrantenstroom les te geven, dan gaat dat ten koste van onze eigen kinderen en kleinkinderen.

Voorzitter. Onze kinderen en kleinkinderen zien ook woningen al aan hun neus voorbijgaan, omdat statushouders voorrang hebben. Deze wet ontneemt ze ook nog fatsoenlijk onderwijs. In beide gevallen vindt dit demissionaire kabinet de PVV op zijn weg. Bij dit alles zit ook de omstreden dwangwet asielopvang er nog aan te komen, zodat de gewone burger zich werkelijk afvraagt: wat voor land staat dit, gelukkig demissionaire, kabinet in hemelsnaam voor ogen?

Voorzitter. Als een wet niet uitvoerbaar is, dienen wij die sowieso naar de prullenmand te verwijzen. Ik maak echter ook nog een opmerking over de kwaliteit van wetgeving. De naam "Tijdelijke wet tijdelijke voorzieningen" doet natuurlijk al het ergste vrezen, maar ik wijs ook nog op een opmerking van de Raad van State over de aanwijzing van de minister omtrent het inrichten van tijdelijk nieuwkomersonderwijs. Het wetsvoorstel is er niet eensluidend over of de aanwijzing van de minister zich richt op schoolbesturen of gemeenten. De verantwoordelijkheden zijn niet duidelijk. Die onduidelijkheid is ook niet met een paar woorden weg te nemen. Sowieso zou bij het aannemen van deze wet een nog grotere chaos ontstaan en het is niet moeilijk in te zien dat dat leidt tot frictie tussen schoolbesturen en gemeentebesturen, waar uiteindelijk iedereen, inclusief de leerlingen, de dupe van is.

Tot slot de rechtmatigheid. Hoe rechtmatig is het, vraag ik de minister, om een totaal ongecontroleerde immigratiestroom les te geven als dat overduidelijk ten koste gaat van onze eigen kinderen? Dat zijn extra redenen om deze wet af te wijzen. De enige oplossing is een totale asielstop, althans, een zodanige beperking van de instroom dat het zin heeft om na te denken over hoe we dit land weer op het goede spoor krijgen.

Voorzitter, tot slot. Het verbaast mij waarom deze wet er met stoom en kokend water doorgedrukt moet worden. Misschien kan de minister dit toelichten. Ik heb er persoonlijk in ieder geval behoefte aan om deze wet na dit debat nog eens uitgebreider met mijn fractie te bespreken.

De voorzitter:

Daarmee bent u aan het eind van uw eerste termijn, meneer Van Strien?

De heer Van Strien (PVV):

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

In de eerste plaats zijn alle kinderen die hier wonen en recht hebben op onderwijs wat de SP-fractie betreft ónze kinderen. Ik zou dat onderscheid tussen eigen kinderen, onze kinderen, en andere kinderen, zeker in deze context, dus niet willen maken.

Op het punt van rechtmatigheid wil ik collega Van Strien toch nog een keer vragen hoe het dan zit met de rechtmatigheid van niet-handelen. Uit het betoog van de heer Van Strien begrijp ik dat de PVV-fractie grote moeite heeft met het wetsvoorstel. Op dit moment zitten rond de 2.000 kinderen thuis die recht hebben op onderwijs, die geen onderwijs kunnen volgen en die daardoor nog grotere achterstanden oplopen. Dit wetsvoorstel poogt dat probleem op te lossen en ervoor te zorgen dat die kinderen in ieder geval wel naar school kunnen. Als dat niet gebeurt en we blijven falen wat betreft het bieden van onderwijsplekken aan deze kinderen, hoe zit het dan met de rechtmatigheid daarvan?

De heer Van Strien (PVV):

Ik begin met één opmerking van de heer Van Apeldoorn. Hij constateert dat wij moeite hebben met deze wet. Dat lijkt me een terechte constatering. Hij zegt: ja, nee, álle kinderen hebben recht op onderwijs. Ja, maar de minister gaf zelf in de Tweede Kamer aan — niet deze minister, maar de tijdelijke minister — dat er in 2024 alweer 13.000 extra leerlingen in het nieuwkomersonderwijs zullen zijn boven op de 55.000 die we nu al hebben. Er is dus wel degelijk een verschil. De minister erkent dat zelf.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar moet volgens mij de heer Van Strien duidelijk over zijn. Is het nu ja of nee als het erom gaat of deze kinderen recht hebben op onderwijs? Via de voorzitter zeg ik tegen de heer Van Strien dat ik hem net hoorde zeggen "ja, dat hebben ze, maar" en vervolgens komt hij met allerlei aantallen. De kinderen waar we het over hebben, zijn volgens de wet leerplichtig. Het lijkt me evident dat als ze leerplichtig zijn, je ze ook onderwijs moet bieden. En er is net al verwezen naar internationale verdragen. De heer Van Strien kan zeggen "wij zijn nooit voor die verdragen geweest", maar die verdragen zijn er wel. Collega Schalk sprak net over de Grondwet. In de Grondwet staat in artikel 90 dat Nederland de internationale rechtsorde moet bevorderen. Respect voor verdragen waarbij we aangesloten zijn, zoals het Verdrag inzake de rechten van het kind, hoort daarbij. Dus als het om rechtmatigheid gaat, vraag ik de heer Van Strien ook dat mee te wegen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik haal één opmerking uit datgene wat ik hier eerder al over gezegd heb. Waar niet is, verliest de keizer zijn recht. Dat is een oud-Nederlands spreekwoord. Punt.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja. Dat spreekwoord laat ik bij de heer Van Strien. Volgens mij is de situatie heel helder. Er zijn hier kinderen die nu geen onderwijs krijgen, maar daarop wel recht hebben. Hoe je het ook wendt of keert, volgens mij komt het betoog van de heer Van Strien er toch op neer dat hij uiteindelijk zegt: dat recht kan er wel zijn, maar jammer en helaas gaan we dat recht niet toekennen. Laat dat dan helder zijn. De PVV-fractie gooit dat recht overboord.

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

Even meer een pragmatische vraag en niet zo'n principiële. Ik hoorde u zeggen "ik heb behoefte met de PVV-fractie hier nog eens uitgebreid over te spreken".

De heer Van Strien (PVV):

Intern in mijn fractie.

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

Ja. Intern in uw fractie. Deze wet staat gepland als spoedbehandeling en met een stemming voor vanavond, aansluitend aan dit debat. Wilt u hierbij alvast een voorschot nemen om dat uit te stellen? Begrijp ik dat goed?

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter praten, mevrouw Roovers. U ben ik en hij is ...

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

"Wil meneer Van Strien", via de voorzitter, ik moet het nog even leren. Ik zou de heer Van Strien willen vragen, via de voorzitter, of hij daarmee de stemming zou willen uitstellen.

De heer Van Strien (PVV):

Mevrouw is een goede luisteraar. Ik wil het in ieder geval met mijn fractie bespreken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de SGP.