Plenair Baumgarten bij behandeling Wijziging begrotingen Financiën en Nationale Schuld 2023 en Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 samenhangende met de Voorjaarsnota



Verslag van de vergadering van 11 juli 2023 (2022/2023 nr. 42)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Baumgarten i (JA21):

Voorzitter, excellenties. Dank u wel. Allereerst mijn felicitaties aan collega Martens en collega Griffioen voor hun prachtige maidenspeech. De heer Bovens wens ik zo direct veel succes met zijn maidenspeech.

Voor ons ligt de Voorjaarsnota 2023. Met deze nota behandelen we een voorstel tot wet dat de begroting tracht te wijzigen. Ik dank de minister van Financiën hartelijk voor het aanleveren van deze nota en vooral voor de tijd die zij en de andere bewindslieden nemen om in deze roerige tijden met ons in debat te gaan. Dank daarvoor.

Mijn eerste observatie is dat de nagestreefde transparantie van de overheidsfinanciën, zoals verwoord in deze nota, voor verbetering vatbaar is. Met 232 pagina's tekst en uitleg is het een hele klus om de grote lijnen uit de nota te destilleren. Ik geef dit advies alvast aan de minister mee. Zorg in de toekomst voor een leesbare en beknopte samenvatting van de nota, inclusief een helder overzicht van de bijstellingen ten opzichte van de begroting.

Vorige week zijn de financieel woordvoerders van de Eerste Kamerfracties in gesprek gegaan met de Raad van State. De bespiegelingen vanuit de Raad van State op de overheidsfinanciën in het algemeen en op de Voorjaarsnota in het bijzonder, liegen er niet om. Termen als "expansief" en "langs de vangrail" werden vele malen gebruikt. De regering onderkent enige urgentie in de Voorjaarsnota. Ik citeer: "Met de investeringsagenda uit het coalitieakkoord" — hoewel dat inmiddels niet meer van toepassing is — "vaart het kabinet budgettair bewust scherp aan de wind." In de volgende alinea wordt daaraan toegevoegd: "Het is daarom nodig de begroting op orde te houden." Op de hele korte termijn lijkt het binnen de lijntjes blijven van de overheidsfinanciën nog wel te lukken. Immers, het EMU-saldo wordt tot en met 2025 geraamd op -3% van het bruto binnenlands product. Maar daarna loopt het tekort fors op. De EMU-schuld wordt geraamd op 49,5% in 2023, waarna deze geleidelijk stijgt tot 55,6% van het bruto binnenlands product in 2028. Hiermee blijft Nederland onder de Europese grenswaarde van een maximale schuld van 60%.

In normaal Nederlands staat er eigenlijk dat er structureel te veel geld wordt uitgegeven, zonder dekking dus, en dat het kabinet, demissionair of niet, meerjarig op te grote voet leeft. Dat dit voor een enkel jaar of wellicht twee jaren nodig is om ineenstorting van de economie en de samenleving te voorkomen, is nog te snappen, denk bijvoorbeeld aan het royale uitgavenbeleid tijdens de covidpandemie. Mijn echte zorg zit in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn bij ongewijzigd beleid. Zadelen we de toekomstige generatie zo niet op met een schuldenberg waar zij niet meer van af komt? Zullen we daardoor bepaalde noodzakelijke uitgaven, bijvoorbeeld voor haalbaar asielbeleid of versteviging van de defensie, niet meer kunnen doen, simpelweg omdat we het geld moeten uitgeven aan rente? Ook de Raad van State is over dit punt heel duidelijk. De Voorjaarsnota voldoet volgens de Raad van State slechts gedeeltelijk aan de Europese nationale begrotingsregels. Het begrotingsbeleid is nog steeds expansief en biedt weinig financiële ruimte in de volgende kabinetsperiode. Het bevat geen buffers voor economische tegenvallers. De Raad van State geeft bovendien aan dat het huidige begrotingstekort en de staatsschuld op het oog naar omstandigheden een gunstig beeld bieden, maar dat dit grotendeels veroorzaakt wordt door — het werd al aangehaald — tijdelijke factoren als onderuitputting, inflatie en belastingmeevallers.

Als we dan verder inzoomen op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de staatsschuld, in het bijzonder op de langere termijn, ontstaat een onthutsend beeld. Het Centraal Planbureau verwacht namelijk dat de overheidsfinanciën zullen verslechteren, vanwege de vergrijzing en de opgelopen rente. Zo lopen de rente-uitgaven geleidelijk op naar 18 miljard in 2031. De EMU-schuld bedraagt naar verwachting 60,4% van het bruto binnenlands product in 2031. De regering zelf vindt, blijkens antwoorden op gestelde vragen, dat de geraamde overheidsschuld relatief laag blijft, zeker in internationale context. Wat dat betreft zijn er dus nog buffers om eventuele tegenvallers op te vangen, althans volgens de regering. Normaal gezegd: als er tegenvallers zijn, laten we de staatsschuld verder oplopen. Is dat verantwoord begrotingsbeleid?

Het gemiddelde schuldenniveau binnen de EU is 80%. Het simpele feit dat de gemiddelde EU-schuld hoger is dan de Nederlandse wil nog niet zeggen dat we het goed doen. We doen het wellicht minder slecht, maar nog steeds slecht. Laat daar geen misverstand over bestaan. Omgerekend betalen we per 2031 structureel €1.000 per Nederlander aan rentelasten voor de staatsschuld. Dat is geld dat wordt onttrokken aan consumptie of investeringen. Aannemelijk is bovendien dat de schuld wordt gehouden door buitenlandse partijen, zodat ook door iedere Nederlander opgebrachte rentelasten over de landsgrenzen heen gaan. Mijn fractie is wars van dergelijk expansief begrotingsbeleid, omdat het uiteindelijk het verdienvermogen van Nederland en ieders welvaart uitholt. Het kan simpelweg niet zo zijn dat de overheid zo fors op de pof leeft en zo onverantwoord en ongedekt geld blijft uitgeven. Geld is bovendien niet meer gratis. Het verhogen van de overheidsinkomsten via de inkomstenbelasting of btw gaat vroeg of laat ten koste van arbeidsdeelname en koopkracht. De rekening voor expansief beleid neerleggen bij bedrijven is ons inziens het paard achter de wagen spannen. Immers, bedrijven, groot of klein, zorgen voor inkomsten en, belangrijker nog, voor werkgelegenheid en investeringen in de samenleving. Dat zijn ons inziens de best denkbare ingrediënten voor werk, welvaart en het beperken van de lasten voor sociale zekerheid. Kortom, mijn fractie verwacht dat de regering, demissionair of niet, de tering naar de nering zet.

Afrondend kom ik tot mijn vragen aan de minister. Eén. Welke aanpassingen en maatregelen voert de minister door op het begrotingsbeleid 2024 en daarna, indachtig de stevige kritiek van de Raad van State? Ik mag overigens aannemen dat de begroting 2024 beleidsarm zal worden opgesteld. Ook hiervan ontvang ik graag een bevestiging van de minister. Twee. Is de minister het met mij eens dat de overheid ten behoeve van de houdbaarheid van de staatsschuld eerder de uitgaven dient te beperken dan de inkomsten via belastingen te verhogen? Drie. Is de minister het met mij eens dat we eerder van de gemiddelde EU-staatsschuld af moeten bewegen dan ernaartoe moeten bewegen? Vier. Welke maatregelen neemt de minister ten behoeve van de houdbaarheid of zelfs het terugdringen van de staatsschuld, zodat de ongedekte rekening niet bij toekomstige generaties terechtkomt? Vijf. Is de minister het met mij eens dat de uitgaven aan rente ten koste gaan van andere noodzakelijke toekomstige uitgaven voor de samenleving? Ten slotte, zes. Wanneer en hoe wil de minister neutraliteit in de rijksbegroting realiseren? Ik ontvang graag de reactie van de minister op bovenstaande vragen.

Meneer de voorzitter, ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Baumgarten. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.