Plenair Rietkerk bij voortzetting behandeling Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs



Verslag van de vergadering van 6 juni 2023 (2022/2023 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Via u dank ik de minister voor de antwoorden op de vragen die door deze Kamer gesteld zijn in de eerste termijn. Dank ook voor een aantal toezeggingen.

Ik heb een aantal punten. Allereerst het debat over nut en noodzaak. Kortheidshalve sluit ik me aan bij de onderbouwing en de inbreng van de heer Ganzevoort. Wellicht komt de minister daar in de tweede termijn nog op terug. Mijn fractie is er namelijk niet van overtuigd dat het in de genoemde casus in Limburg met een spoedaanwijzing anders had gelopen, los van de ernst van de situatie daar — want die ernst was aanwezig — en los van de aanpak voor de leerlingen die inderdaad hun PTA's en examen zouden moeten doen. Het heeft ons niet overtuigd.

Het tweede punt betreft terughoudend toezicht. Dank voor de uitleg en voor de toezeggingen op dat punt.

Die uitleg en toezeggingen staan ook in verbinding met het derde punt dat ik wil delen, namelijk het punt over de term "flagrant". De combinatie van de termen "flagrant" en "structureel" hebben we toegelicht gekregen. De minister heeft toegezegd dat hij de uitleg van de Raad van State volgt. Dat is een toezegging, die ook is onderbouwd. Daar heb ik nog één aanvullende vraag over. Diezelfde Raad van State zegt dat de term "flagrant" juridisch kwetsbaar is. Dat willen we denk ik beiden niet. Dit vraagt om duidelijkheid en om de duidelijke uitleg dat we de Raad van State daarin volgen. Maar hoe gaat de minister dan om met de term "juridisch kwetsbaar"? Want voor de praktijk en voor de rechters vraagt dat duiding.

Het vierde punt is het wezenlijk vermoeden. We hebben in het debat gezien dat de term "ernstig vermoeden" een duiding is die in het bestuursrecht en in de onderwijswetgeving helder is. De minister komt in de tweede termijn terug op de vraag over de relatie met de wetgeving in bijvoorbeeld het primair onderwijs, artikel 143, lid 2. Onze fractie heeft dit nodig om uiteindelijk tot een eindafweging te komen. Het gaat om de duidelijkheid voor de praktijk, ook op dit punt, en ook voor de rechterlijke macht.

Ik sta het langst stil bij mijn laatste punt: de basiswaarden, de democratische rechtsstaat. In eerste termijn heeft onze fractie daar aandacht voor gevraagd. We hebben ook gevraagd om dat begrip te duiden. Naar ons idee stimuleert het burgerschapsonderwijs de gehechtheid aan de democratische waarden, zoals gelijkwaardigheid, vrijheid en solidariteit — de minister noemde die begrippen — maar ook pluraliteit, vanuit het besef dat deze zeer uiteenlopend kunnen worden ingevuld en onderling ook op gespannen voet kunnen staan. De heer Ganzevoort heeft daar volgens mij ook een voorbeeld van gegeven. Burgerschapsonderwijs schrijft naar ons idee niet voor hoe leerlingen en studenten zich moeten gedragen of wat ze moeten denken. Wel dienen de democratische waarden en de democratische gezindheid bevorderd te worden. Is het zo, vraag ik de minister, dat collega-minister Dijkgraaf vanuit deze gedachte op dit moment bezig is om die begrippen te gaan voeden, met experts, studenten, bestuurders en samenleving? Het rapport Burgerschapsonderwijs in een veranderende samenleving gaat naar de Tweede Kamer. Zij gaan er eerst over. Maar kan de minister toezeggen — dit in het verlengde van wat de heer Pijlman zei — dat hij de opbrengst van die nota ook al met de Eerste Kamer deelt? Dat kan namelijk een interessante noot zijn, want het gaat over de democratische waarden en de democratische gezindheid.

Dan rest mij nog te zeggen dat wij op basis van de antwoorden van de minister in tweede termijn in onze fractie zullen afwegen hoe wij tot een eindoordeel komen. Daarmee geef ik aan dat wij op onderdelen nog niet overtuigd zijn. Die tweede termijn doet er dus zeker nog toe.

Voorzitter. Ik sluit af met dank aan de Kamerleden die ons gaan verlaten. Daarmee sluit ik me aan bij iedereen. Een enkeling gaat nog door. Die zien we in de debatten in de toekomst. Ook dank aan de Griffie en de ondersteuning. Ik dank ook deze functionerend, feitelijk voorzitter voor zijn bijdrage in de afgelopen periode.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Ten slotte van de kant van de Kamer de heer Ganzevoort. Hij spreekt namens de fracties van GroenLinks en de Partij van de Arbeid.