Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 30 mei 2023 (2022/2023 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dank u, voorzitter. €27.745. Dat is de gemiddelde schuld van de studenten die in het studiejaar 2015-2016, toen de basisbeurs werd afgeschaft, zijn begonnen met studeren. De minister weet dat ook goed. Een derde hiervan heeft een schuld van meer dan €40.000. De studenten die daarna zijn begonnen met studeren, hebben gemiddeld nog meer geleend. Deze schuldengeneratie zit nog jaren aan die schuld vast. Het is een van de factoren die bijdragen aan de toch al hoge psychische druk die studenten ervaren. Ook nadat ze allang afgestudeerd zijn, zal bij velen deze hoge schuld als een molensteen om de nek blijven hangen. Dat is de prijs die deze groep betaalt voor de onbezonnen invoering van het schuldenstelsel in 2015, het zogenaamde sociale leenstelsel, dat behoorlijk asociaal uitpakte en tegenwoordig enkel nog door premier Rutte en zijn partij verdedigd wordt. De overige enthousiaste voorstanders van destijds zijn inmiddels spijtoptant en even geestdriftig voorstander van de herinvoering van de basisbeurs als ze destijds pleitbezorger waren van de afschaffing ervan. Dat is mooi en ik complimenteer die partijen met hun voortschrijdend inzicht.

Het leenstelsel heeft studenten minder financieel zelfstandig en afhankelijker van hun ouders gemaakt en heeft met name op de doorstroom van mbo naar hbo een negatief effect gehad. Het was destijds al duidelijk slechte wetgeving. We hadden het ook kunnen weten. Nu is gelukkig dit inzicht, niet in de laatste plaats dankzij de niet aflatende druk van de studenten zelf, bij bijna iedereen gerijpt en krijgen de komende generaties bij aanvaarding van dit wetsvoorstel vanaf komend studiejaar weer een basisbeurs. Daar is mijn fractie blij mee, maar intussen is het leed wel geschied. De schade is wel aangericht bij een hele generatie studenten.

Voor die schade moet wat de SP-fractie betreft een fatsoenlijke compensatie komen. Maar die komt er met dit wetsvoorstel helaas niet. Het is mooi dat de voorstanders van het leenstelsel nu spijt hebben, maar doe dan ook boter bij de vis. GroenLinks en de PvdA doen dit wel royaal, maar dat geldt helaas niet voor de coalitie. De compensatie voor de zogenaamde pechgeneratie blijft steken op maximaal €1.436 per student. Mijn fractie spreekt overigens liever van een "schuldengeneratie", de generatie die zich niet door pech, maar door onverstandige politieke keuzes jarenlang diep in de schulden heeft moeten steken.

Nu krijgen ze daarvoor op basis van dit wetsvoorstel €359 per studiejaar aan compensatie. De regering heeft geen verhaal over waarom dit een redelijk bedrag zou zijn. De hoogte van deze compensatie blijkt namelijk op niets anders gebaseerd te zijn dan op het feit dat de onderhandelaars van het coalitieakkoord uitkwamen op 1 miljard euro voor deze post. Als je dat deelt door het aantal studenten dat het betreft, kom je op dit bedrag uit. Het is een kennelijk willekeurige uitkomst van het kwartetspel dat toen gespeeld is door de coalitieonderhandelaars. Erkent de minister, die — zo weet ik — niet bij de coalitieonderhandelingen betrokken was, maar nu wel namens de regering verantwoordelijk is voor het beleid dat hij hier nu in de Eerste Kamer verdedigt, dat hij inderdaad geen andere onderbouwing heeft voor dit bedrag, anders dan dat het nu eenmaal zo uit het coalitieakkoord is gekomen? En zo ja, is hij het dan ook met mij eens dat dit beleidsinhoudelijk nogal mager is en vooral dat het tot een nogal magere compensatie leidt? En hoe zit het met studenten die door omstandigheden vier in plaats van drie jaar over hun bachelor gedaan hebben? Die hebben niet eens recht op een jaar basisbeurs, als ze bijvoorbeeld een master willen gaan doen, dus dat is dan dubbel pech. Vindt de minister dat nu rechtvaardig?

Vorige week werd hier in de Eerste Kamer een petitie aangeboden door moeders van studenten van deze schuldengeneratie. Wat zegt de minister nu tegen deze moeders, en trouwens ook tegen de vaders? Hebben deze ouders en hun kinderen inderdaad gewoon pech gehad, jammer dan? Wat zegt zijn eigen rechtvaardigheidsgevoel hierover? Graag een reactie van de minister.

Zoals de minister weet, staan wij als SP niet alleen in de wens om te komen tot een redelijkere compensatie van de schuldengeneratie. Sterker nog, er zijn hier in de senaat twee moties aangenomen die de regering vragen meer te doen voor deze studenten die de dupe waren van de afschaffing van de basisbeurs. Hier zal collega Koffeman vast ook nog wel bij stilstaan. Wij sluiten ons daar bij voorbaat al bij aan.

Voorzitter. Dan de nieuwe basisbeurs zelf. In welke basis dient de basisbeurs nu eigenlijk te voorzien? Dan kom ik op de hoogte van de nieuw in te voeren basisbeurs en hoe die tot stand is gekomen. Net als bij de compensatie van de schuldengeneratie lijkt hier weinig andere onderbouwing te zijn dan het in het coalitieakkoord vastgestelde budgettaire kader van in dit geval één miljard structureel.

De nieuwe basisbeurs bedraagt ongeveer hetzelfde als die voor de afschaffing van de oude, nominaal althans, namelijk €275 voor uitwonende studenten per maand. Maar studenten hebben nu wel te maken met veel hogere kosten. Dat was ook al voor de huidige inflatiecrisis het geval. Zo stijgen de huren van studentenwoningen al sinds jaar en dag en worden deze voor veel studenten langzamerhand onbetaalbaar. Erkent de minister dat in reële termen de nieuwe basisbeurs een stuk lager uitkomt dan die was voor de afschaffing ervan?

Volgens het rapport van het SER Jongerenplatform uit 2021, Studeren zonder druk, zou de basisbeurs een dusdanige hoogte moeten hebben dat het niet meer nodig is voor studenten om schulden te maken. Zij kwamen uit op een aanzienlijk hoger bedrag, namelijk €421 per maand. Mijn fractie vindt dit een mooi uitgangspunt: een basisbeurs die ervoor zorgt dat studenten schuldenvrij kunnen studeren en afstuderen. Is de minister dat niet gewoon met ons en met het SER Jongerenplatform eens? Zo ja, waarom is dat dan niet het principe dat onder de herinvoering van de basisbeurs ligt? En wat is dan het principe wél, als dat niet het principe is? Waarom wordt gekozen voor een bedrag dat duidelijk niet toereikend is?

Vanwege de recordinflatie van het afgelopen jaar is de basisbeurs nu voor het aankomende studiejaar verhoogd met €164. Wat de SP-fractie betreft zou die verhoging permanent moeten worden. Nu werd overwogen, ook op verzoek van een deel van de Tweede Kamer, om dat bij de Voorjaarsnota te regelen, of om dat in ieder geval te verlengen, maar dat is dus niet gebeurd. Mijn fractie is daar erg teleurgesteld over en ik begrijp dat eerlijk gezegd ook niet. Immers, het is niet zo dat de prijzen intussen dalen. Nee, ze stijgen nog steeds en blijven dat ook doen. Zelfs als de inflatie straks naar nul gaat, liggen de kosten van levensonderhoud nog altijd veel hoger dan het geval was toen in de coalitie werd afgesproken om de basisbeurs te herinvoeren. Maar de Voorjaarsnota is niet de laatste begroting van deze minister, daar ga ik maar even van uit, dus hij kan het ook opnieuw heroverwegen. Heeft de minister onderzocht wat de gevolgen zijn van het stopzetten van deze verhoging? Zal het niet leiden tot nog weer meer leningen onder studenten? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Dan nog iets over de ongelijke behandeling van mbo en h.o.-studenten. Onder andere recent Nibud-onderzoek laat zien dat het zeker voor de middengroepen niet makkelijk is om studeren van de kinderen betaalbaar te houden, ook met de herinvoering van de basisbeurs. Daarom is het goed dat de inkomensgrens waarbij een aanvullende beurs gebruikt kan worden is verhoogd naar €70.000.

Maar wat wij echt niet begrijpen, is dat deze verruiming alleen geldt voor studenten in het hoger onderwijs, terwijl voor studenten in het mbo deze inkomensgrens, van het inkomen van de ouders dus, bijna €18.000 lager ligt. Zeker van een minister die terecht zo veel aandacht vraagt voor het belang van het mbo, en die elke keer hamert op de gelijkwaardigheid van het beroepsonderwijs ten opzichte van het hoger onderwijs, vindt mijn fractie dit gewoon niet goed uit te leggen. Het vergroot ook eerder de kansongelijkheid, terwijl de regering zegt die juist te willen verkleinen. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ten slotte kom ik op de belofte dat de opbrengst gestoken zou worden in de verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs. Ik denk dat op dit punt niet alleen de partijen en de voorstanders van destijds, maar vooral ook het hoger onderwijs zelf van een koude kermis zijn thuisgekomen. Erkent de minister dat van deze kwaliteitsimpuls weinig tot niets te zien is geweest en dat de werkdruk voor docenten aan hbo's en universiteiten in de jaren sinds de afschaffing van de basisbeurs enkel is toegenomen? Graag een helder ja of nee.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie blij is dat de basisbeurs terugkomt. De SP was immers vanaf het begin fel gekant tegen het schuldenstelsel. Tegelijkertijd is het ook duidelijk dat wij zowel de compensatie voor de schuldengeneratie als de hoogte van de nieuwe basisbeurs als die tijdelijke verhoging afloopt ronduit teleurstellend vinden. Voor nu zie ik uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Ik dank u wel, meneer Van Apeldoorn. De heer Otten ziet af van spreken. Ik wil dus het woord geven aan mevrouw De Blécourt-Wouterse, die namens de fractie van de VVD zal spreken.