Plenair Van Apeldoorn bij beleidsdebat over alle extrabudgettaire financiering via fondsen en andere initiatieven



Verslag van de vergadering van 4 april 2023 (2022/2023 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik dacht al: van deze wissel wist ik niets.

Voorzitter. Fondsen zijn in de mode, althans bij het kabinet-Rutte IV. We hadden al het Nationale Groeifonds, we krijgen nog het Klimaatfonds en het stikstoffonds. Ik zal niet de hele lijst opnoemen die de heer Otten net heeft opgenoemd. Wat het stikstoffonds betreft, moeten we natuurlijk nog maar zien of het kabinet niet eerder struikelt over het stikstofdossier. Maar de vraag is: waartoe en waarom al deze fondsen? In dit beleidsdebat richten we ons vooral op fondsen als instrument, de voor- en nadelen van op die manier belastinggeld uitgeven, maar ook op nut en noodzaak van zo veel geld uitgeven voor de beoogde doelen van de verschillende fondsen. De kernvraag is of zulke uitgaven wel nodig zijn en of het soms niet effectiever en doelmatiger zou kunnen via regulering of via de fiscaliteit.

Laat ik beginnen met het algemene punt over het instrument van fondsen, dat wil zeggen ten opzichte van uitgaven — collega Crone heeft hier ook al over gesproken — via de reguliere begroting, met name ten aanzien van de drie grote begrotingsfondsen van deze regering, het al bestaande Nationale Groeifonds en de nog in te stellen Klimaat- en stikstoffondsen, met een totale omvang van maar liefst bijna 80 miljard. Kan de minister nog eens helder uitleggen wat volgens het kabinet de voordelen van zulke begrotingsfondsen zijn en waarom er voor dit instrument gekozen is in plaats van geld uitgeven via de reguliere begroting? Het voordeel heet te zijn, zo hebben wij kunnen lezen en de logica daarvan is te volgen, het kunnen plannen van uitgaven over meerdere jaren. Maar toch is de vraag of daar per se een begrotingsfonds voor nodig is.

Mijn fractie is nog niet helemaal overtuigd van dit voordeel, terwijl de nadelen en risico's vrij evident zijn. Een risico waar ook de Algemene Rekenkamer op gewezen heeft en waar ook voorgaande sprekers over gesproken hebben, is dat geld op zoek gaat naar een doel. Als die hele grote pot met geld er eenmaal is, zal de drang er ook zijn om het uit te geven. Dan ga je dus op zoek naar een bestemming, ook als die helemaal niet makkelijk te vinden blijkt.

Dit roept meteen de vraag op naar de doelmatigheid. Dat wordt nog versterkt door het bestaan van verschillende fondsen die in hun doelen deels overlappen. We hebben het hier in de Kamer al eerder over dit vraagstuk gehad. Sterker nog, het is mede de aanleiding voor dit beleidsdebat. Maar onze vragen hierover zijn simpelweg nog niet goed beantwoord. Zowel het Groeifonds als het Klimaatfonds heten gericht te zijn op de klimaattransitie, terwijl het bij het stikstoffonds ook deels om overlappende duurzaamheidsdoelen gaat. We hebben ook nog het warmtefonds en het Mobiliteitsfonds. Ook het al langer bestaande Invest-NL is mede op duurzaamheid gericht. Ziet u door de bomen het bos nog? Welk fonds gaat geld uitgeven aan wat en waarom?

Partijen die geld uit het fonds willen krijgen, kunnen dus ook kiezen tussen fondsen. Leidt dit niet tot het risico van fondsshoppen en ziet de minister daar ook een risico in? Het vergroot in ieder geval niet het overzicht. Daaraan gerelateerd is er ook het risico van een gebrekkig toezicht op de uitgaven. Bij het Klimaatfonds lopen de uitgaven via de ministeries, die geld uit het fonds kunnen krijgen en dat dan vervolgens als investering, als subsidie, naar bepaalde commerciële en maatschappelijke partijen kunnen laten gaan. Maar dit leidt dus tot een situatie waarin — ik citeer hier een memo over de begrotingsfondsen van accountantskantoor PwC — "ministerie X een aanvraag doet bij ministerie Y en het geld vervolgens uitgeeft aan een investering in project B, dat weer onderdeel vormt van het grotere project C van consortium Z. Wie houdt dan zicht op de geldstromen, op de doelmatige en doeltreffende besteding?" Dat is inderdaad een goede vraag van PwC. Graag een helder antwoord van de minister.

Hoe zit het met het stikstoffonds? Klopt het dat de uitvoering daarvan deels bij de provincies ligt, zo vraag ik de minister. Welnu, dat wordt na de verkiezingen van 15 maart misschien sowieso een moeilijk verhaal, maar daar zullen we het misschien een andere keer nog over hebben. Maar wat als het misgaat bij de uitvoering? Wie is er dan verantwoordelijk en wie is in staat op welke manier in te grijpen? Zijn dat de provincies of is dat de minister voor Stikstof of de minister van Financiën? In het algemeen, in termen van de governance van de begrotingsfondsen, is het voor de SP-fractie van het grootste belang om helderheid te krijgen over wie in de uitvoering precies waarvoor verantwoordelijk is en erop toeziet dat het geld op basis van heldere criteria wordt uitgegeven aan het doel waarvoor het fonds is opgericht. En dat op een doelmatige wijze, dus zonder verspilling van belastinggeld. Dus: is het effectief, maar ook efficiënt? Wie monitort dat dan? Hoe en wanneer wordt dat dan geëvalueerd? En vooral: kan er dan ook tijdig bijgestuurd worden? Ik heb het hier dus over datgene waartoe de verantwoordelijke minister verplicht is op basis van artikel 4.1 van de Compatibiliteitswet: het toezicht houden op het uitvoeren van het beleid en het periodiek onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Graag een reactie van de minister.

Als het gaat om doelmatigheid, ligt er nu bijvoorbeeld een behoorlijk kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over het warmtefonds. De Rekenkamer stelt dat een deel van het belastinggeld is gegaan naar mensen met relatief hoge inkomens, die ook prima via de markt hun huis hadden kunnen en willen verduurzamen, terwijl mensen die het wel nodig hebben, in tochtige en slecht geïsoleerde huizen blijven wonen. Dit is helaas een vorm van klimaatonrechtvaardigheid die maar al te kenmerkend is voor het klimaatbeleid van dit kabinet. Hoe gaat de regering deze lessen leren als het gaat om de fondsen waarvoor nu een instellingswet is ingediend?

Bovenstaande raakt aan wat voor de SP-fractie de hamvraag is ten aanzien van de governance. Dat is de rol van de Eerste en de Tweede Kamer, en met name ons budgetrecht. Mijn fractie blijft zorgen houden over de vraag in hoeverre het budgetrecht ook in materiële zin geborgd wordt. Ook de Rekenkamer heeft hier meerdere malen zijn zorgen over geuit. In de eerste plaats gaat het hierbij om de vraag — ik heb het er net ook al over gehad — bij wie nu precies welke verantwoordelijkheden belegd zijn en welke minister nu concreet waarop aangesproken kan worden. De vraag is verder of dat dan ook op een manier kan dat er tijdig bijgestuurd kan worden als zaken in de uitvoering grondig misgaan en geld dus niet goed besteed wordt. Ja, wij hebben een budgetrecht in de zin dat we jaarlijks het budget voor het komende jaar al dan niet kunnen goedkeuren, maar dat grote kanon, dat wil zeggen het afkeuren van de begroting, zal niet snel door een meerderheid worden uitgereden en afgeschoten. Er zijn in dit land grote crises waarvoor een grote aanpak door de overheid noodzakelijk is, waaronder ook zeker de klimaatcrisis, maar dat moet niet met minder maar juist met meer democratie gepaard gaan. Het gaat ons hierbij niet alleen om de goedkeuring vooraf van de hoogte van het budget, maar ook om de controle van waar het precies aan besteed wordt en de controle achteraf als het gaat om doelmatigheid. Het gaat ons ook om de mogelijkheid om tussentijds bij te sturen als het misgaat in de uitvoering. Hoe gaat dat er in de praktijk uitzien bij de nog in te stellen begrotingsfondsen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ook als deze vragen, over de vormgeving van de fondsen, de mate waarin er toezicht is op de uitgaven, en dus de uitvoering, en de parlementaire betrokkenheid daarbij, bevredigend worden beantwoord, gelden wat mijn fractie betreft nog altijd de vragen die ook voor alle reguliere overheidsuitgaven gelden. Eén: is het doel van de uitgaven nastrevenswaardig? Twee: wordt het doel met de uitgaven ook daadwerkelijk getroffen? Drie: is het daarmee ook een efficiënte inzet van overheidsmiddelen, of had je ook op een andere manier, voor minder geld of zelfs geen geld, hetzelfde doel kunnen bereiken? Dit gaat dan ook om de fundamentelere vraag in hoeverre het uitgeven van grote hoeveelheden belastinggeld überhaupt het juiste instrument is voor de beoogde doelen.

Voorzitter. Laat ik drie grote begrotingsfondsen langs deze meetlat leggen. Als het gaat om doelen geldt voor mijn fractie in het algemeen dat overheidsuitgaven vooral dienen bij te dragen aan een sociaal rechtvaardig en leefbaar Nederland en een duurzame economie die werkt voor iedereen. Met andere woorden, de uitgaven dienen ten goede te komen aan wat tegenwoordig vaak de brede welvaart wordt genoemd. Publieke uitgaven dienen per definitie ten goede te komen aan het publiek, aan mensen, en dienen niet te verdwijnen in de zakken van aandeelhouders van private bedrijven. Publieke uitgaven zijn er voor publieke baten, niet voor de private winsten. Daarom heeft mijn fractie vorig jaar uiteindelijk tegen de instellingswet voor het Nationaal Groeifonds gestemd, waarin dat onvoldoende geborgd was.

Voorzitter. Mijn fractie steunt de achterliggende doelen van de twee megafondsen die nog ingesteld moeten worden, het Klimaatfonds en het stikstoffonds. Mijn fractie vindt beleid om de klimaatcrisis tegen te gaan letterlijk van levensbelang. We hechten ook zeer aan natuurbehoud en biodiversiteit, en dus zal de uitstoot van stikstof drastisch omlaag moeten. Maar ik wil het nu vooral hebben over het fundamentele punt of het uitgeven van tientallen miljarden altijd de goede manier is om een bepaald probleem op te lossen. Die vraag laat zich zeker stellen voor het Klimaatfonds van 34,12 miljard.

De fundamentele vraag, die mijn fractie al meerdere malen heeft gesteld, is: waarom zo veel subsidiëren als je ook kan normeren en beprijzen? Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen sprak mijn fractievoorzitter in dit verband de vrees uit dat we gaan subsidiëren waar we bedrijven ook zouden kunnen verplichten — mogelijk zijn ze er al toe verplicht, maar ze doen het gewoon niet.De minister-president zegde toen via collega Jetten toe dat hier goed naar gekeken zal worden. Ik vraag de nu aanwezige ministers hier nog eens op te reflecteren. Wat is de visie van de regering? Wat wordt op dit punt het beleid bij de nog in te stellen begrotingsfondsen?

Al bij het aantreden van het kabinet en het presenteren van deze miljardenfondsen voor bijvoorbeeld het klimaat uitten verschillende economen felle kritiek: het kabinet-Rutte/Kaag zou het principe dat de vervuiler betaalt, inruilen voor het principe van het betalen van de vervuiler. Hoe kijkt de minister van Financiën tegen deze kritiek aan? Blijft "de vervuiler betaalt" voor de regering een belangrijk uitgangspunt en, zo ja, waar blijkt dat dan uit? Graag een reactie.

Gegeven de 60 miljard die de regering via deze fondsen uitgegeven wil zien aan de reductie van stikstof en de klimaattransitie, hoe verhoudt zich in het kabinetsbeleid het instrument van subsidiëren zich tot de instrumenten van normeren en beprijzen? Welke keuzes zijn hier nu eigenlijk gemaakt, en waarom? En opnieuw, vooral: welke visie steekt hierachter? Ik kan die visie helaas niet terugvinden in het coalitieakkoord en ook niet in enig ander stuk van het kabinet, dus ik geef de minister graag de gelegenheid, en misschien ook de vicepremier, om deze visie hier alsnog te ontvouwen.

Concreet: gaan we met het Klimaatfonds niet de vervuiler betalen in plaats van dat we die laten betalen? En de vervuiler wordt al zo veel betaald. Volgens nieuwe berekeningen van economische onderzoeken en oud-PvdA-Europarlementariër Alman Metten betalen we rond de 30 miljard per jaar aan fossiele subsidies. 30 miljard per jaar! Eerder zou het om 17 miljard gaan, maar volgens Metten was het in jaren 2019 en 2020 30 miljard. Ook als het de helft zou zijn van dat bedrag, gaat het nog om een gigantisch bedrag, veel meer dan de regering jaarlijks in dit megaklimaatfonds wil gaan stoppen. Is dat niet de wereld op zijn kop? Zullen we niet eerst eens, zo vraag ik de minister, zo snel mogelijk stoppen met die miljarden aan subsidies voor de fossiele industrie voordat we miljarden in een klimaatfonds gaan stoppen? Kan de minister toezeggen dat we met het Klimaatfonds in ieder geval de vervuiler niet nog meer gaan subsidiëren dan nu al het geval is en dat voor zover subsidies naar huishoudens gaan, dit op een rechtvaardige manier gebeurt en dat het geld dus ook en vooral bij de lagere inkomens terechtkomt, dus bij diegenen die het het beste zouden kunnen gebruiken maar tot nog toe het minst profijt hebben van klimaatsubsidies? De rekening van de klimaattransitie oneerlijk verdelen is immers zowel onrechtvaardig als funest voor het draagvlak. Is de minister dat met ons eens?

Voorzitter, ik sluit af. Bij mijn fractie leven er nog veel vragen over nut en noodzaak van deze fondsen. De belangrijkste vragen hierbij zijn of een fonds überhaupt wel een goed instrument is om een bepaald doel, zoals de klimaattransitie, te realiseren en of het niet vooral een pot geld zal zijn op zoek naar een bestemming, waarbij vooral veel bedrijven er wijzer van worden in de vorm van subsidies. Daarnaast is er ook de fundamentele vraag over het toezicht, de uitvoering en de doelmatigheid van de uitgaven uit deze miljardenfondsen, hoe dat geregeld is en wat dan de rol is van de Staten-Generaal daarbij en of ons budgetrecht daarbij niet in het gedrang komt.

Kortom, het is denk ik goed dat we dit debat nu hebben. Immers, bezint eer begint. Dit geldt in ieder geval voor de twee megafondsen die er nog aankomen. Mochten die de Tweede Kamer passeren en onze kant op komen, dan zal mijn fractie daar zeker zeer kritisch naar kijken. Intussen zie ik uit naar de beantwoording van mijn vragen vandaag door beide ministers.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is nu het woord aan de heer Raven.