Plenair Prins bij voortzetting behandeling Wet digitale overheid



Verslag van de vergadering van 21 februari 2023 (2022/2023 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins i (CDA):

Meneer de voorzitter, ook ik dank de staatssecretaris voor de uitvoerige beantwoording. Ik merk dat ik met hetzelfde zit. Ik begrijp uit de toelichting van de staatssecretaris dat Europese wetgeving ervoor zorgt dat elke nationale overheid moet zorgen voor een inlogmiddel om met de overheid te communiceren, ons huidige DigiD. Zij zorgt er ook voor dat een inlogmiddel dat in een ander Europees land is geaccordeerd door de Nederlandse overheid moet worden geaccepteerd. Heb ik dat goed begrepen? Onze burgers kunnen dus in theorie naast het publieke middel DigiD gebruikmaken van andere middelen uit andere landen, mits geaccordeerd volgens eIDAS. Ik wil dat even scherp hebben en dat sluit een beetje aan bij de vraag van de heer Ganzevoort.

Het voorliggende wetsvoorstel regelt dus dat de Nederlandse overheid aanvullende eisen stelt aan de inlogmiddelen die wij accorderen. Dit betekent een extra verantwoordelijkheid voor de Nederlandse overheid om dit heel duidelijk te maken voor de Nederlandse burger. Ik heb als toezegging van de staatssecretaris genoteerd dat er extra aandacht wordt gegeven aan de communicatie, maar ik wil dit hier nog even extra benadrukken, omdat ik denk dat dit cruciaal is, ook voor de toekomst.

Voorzitter. Als laatste breng ik nog de volgende vraag onder de aandacht. We hebben begrepen dat de aanbieders van inlogmiddelen minimaal 60 uur per week telefonisch bereikbaar dienen te zijn voor hun klanten. Wordt er bij de toelating en de tussentijdse controles niet alleen getoetst op die meetbare 60 uur, want dat is makkelijk, maar juist ook op het getraind en vaardig zijn van de medewerkers van de aanbieders van de inlogmiddelen in het beantwoorden van vragen van niet-digitale experts? Eigenlijk zou ik graag een toezegging willen hebben van de staatssecretaris dat dit onderdeel ook in de toetsing wordt meegenomen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Dan is het woord aan meneer Van den Berg namens de fractie van de VVD.