Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond



Verslag van de vergadering van 20 december 2022 (2022/2023 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de initiatiefnemers. Los van de inhoud: ze zijn hier wel met een enthousiaste blik in de Eerste Kamer. Dat is altijd goed om te zien.

Terug naar het inhoudelijke verhaal. We hebben net een reactie gehoord van de minister. We hadden zojuist een kleine discussie over de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, meneer Baldewsingh, waar de minister blijkbaar vierkant achter staat. In zijn agenda zien we terugkomen dat hij hoofddoekjes wil bij de politie en boa's. Hij wil excuses voor het slavernijverleden. Op dat punt heeft hij alweer zijn zin gekregen. Als wethouder op het stadhuis hier in Den Haag had hij het beleid om te gaan "ontwitten", zoals het letterlijk werd genoemd. Dus bij openstaande vacatures werden mensen met een migratieachtergrond bij voorkeur benoemd. Dus bij gelijke benoembaarheid wordt de voorkeur gegeven aan iemand met een migratieachtergrond. Zulk soort ontwitten kan ik niet anders benoemen dan als antiblank racisme. Daarbij komt nog een verhaal dat ambtenaren ontslagen worden als ze het over Zwarte Piet hebben. Kortom, die man heeft een heel dubieuze agenda. Mijn vraag is: hoe kan de minister hier zo vierkant achter blijven staan?

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik dacht dat wij hier de goede regel hadden dat we hier geen oordelen uitspreken over mensen die zich niet kunnen verdedigen, dat we hier geen uitspraken doen over wat ambtenaren doen, maar dat de minister die politiek verantwoordelijk is, kan worden aangesproken — dat kan natuurlijk altijd — maar dat dat dan toch niet gaat over de persoon die dat uitvoert.

De heer Van Hattem (PVV):

De minister komt zelf met deze persoon aanzetten in het debat en zegt helemaal achter deze persoon te staan. Ik spreek ook voor alle duidelijkheid de minister erop aan, niet de persoon zelf.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Maar de heer Van Hattem heeft het ook over wat deze Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme deed in een vorige functie, waar de minister helemaal niet over gaat. Dus het is wel degelijk een ad hominem. Dat is niet aan de orde. Ik vind het niet terecht om op deze manier mensen die zich hier niet in het debat kunnen verweren, zo aan te vallen.

De heer Van Hattem (PVV):

We hebben de minister ervoor om het verweer te doen. De minister brengt hem zelf in stelling in het debat. De minister is er ook verantwoordelijk voor dat die persoon benoemd is, wetende wat hij in zijn vorige functie heeft gedaan en voorgesteld. Dus dat is wel degelijk van belang, zeker als we het over dit onderwerp hebben. En bij zo'n woke-activist — want daar hebben we het over — is artikel 1 van de Grondwet, waar we het vandaag over hebben, geen rustig bezit.

De heer Kox i (SP):

Collega Van Hattem heeft er een handje van om te zeggen: ik mag zeggen wat ik wil, want ik ben hier in het parlement. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind ook dat we hier moeten ingrijpen. Als een woordvoerder van een fractie een functionaris van de Staat een racist noemt — want dat zei u: hij is een vertegenwoordiger van racisme — dan gaat dat te ver. Dat is de zwaarste beschuldiging. We zetten het in artikel 1 van de Grondwet. Het is ontzettend erg als je mensen discrimineert. En dan denkt collega Van Hattem: ach, ik sta hier toch, laat ik nog eens iets zeggen; de Nationaal Coördinator noem ik een racist, dat moet toch kunnen? Dat kan niet, meneer Van Hattem. U moet die woorden terugnemen, anders bent u hier eigenlijk niet op uw plaats. U misbruikt uw recht om hier te spreken. U beschuldigt mensen op een heel gemakkelijke manier. We doen dat niet met u. Maar u moet hier de consequenties trekken. U hebt iets gezegd. U kan het niet waarmaken. U hebt iemand van racisme beschuldigd. Als u meent dat u zich dat kunt permitteren, vraag ik de voorzitter om in te grijpen.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik hoor van de heer Kox dat ik hier niet op mijn plaats ben, maar ik ben hier gewoon verkozen, dus het is niet aan de heer Kox om daarover te oordelen. Dat op de eerste plaats gesteld. Maar ik stel vast dat deze Nationaal Coördinator, waar de minister voor verantwoordelijk is, heeft voorgesteld om een stadhuis te ontwitten. Dat noem ik antiblank racisme. Dat is een duidelijke consequentie. Daarbij heb ik ook de vraag: gaat toegelaten worden dat blanke Nederlanders in dit kader geweigerd worden vanwege diversiteitsdoelen? Want als die Nationaal Coördinator zulk soort beleid wil inzetten, hebben we een probleem en dan hebben wij ook een probleem met artikel 1 van de Grondwet, waar we het vandaag over hebben. Dus het is helemaal binnen de orde van dit debat en binnen de strekking. Je hebt het hier over een vorm van positieve discriminatie. Die wordt op basis van ras … Hij heeft het letterlijk over "ontwitten" gehad. Mooier kan ik het niet maken. Als die man zelf zulk soort vreselijke dingen naar voren brengt en de minister er vierkant achter staat, hoor ik graag van de minister waarom ze zo vierkant hierachter kan blijven staan.

Voorzitter. Dan nog wat puntjes.

De voorzitter:

Voor de helderheid: de vraag is om dit niet te herhalen. U spreekt de minister aan op beleid. Waarvan akte. Maar ik hoor u dus nu in uw herformulering zeggen dat u niet iemand beschuldigt op de persoon, ad hominem. Daar is een punt van gemaakt en ik hoor u dat herformuleren. U zegt duidelijk dat het gaat om het beleid, om wat onder verantwoordelijkheid van de minister plaatsvindt en u wilt weten wat de minister daarvan zegt. Als ik het zo mag samenvatten, verzoek ik u om door te gaan.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik denk dat de voorzitter dat heel correct heeft verwoord. Daar spreek ik de minister dus op aan, die volledig verantwoordelijk is voor die persoon waar zij zo prat op gaat.

Voorzitter. Ik kom nog bij een aantal andere punten. In de brief over de constitutionele toetsing geeft de minister aan dat het kabinet wil inzetten op een variant waarbij de rechter in een bindend rechterlijk oordeel in een concreet aan hem voorliggend geval of een wet, een wetsbepaling buiten toepassing kan laten wegens strijd met de Grondwet. Daarbij wordt met name gedacht aan de klassieke vrijheidsrechten, waar artikel 1 ook onder valt. Kan de minister aangeven wat dit zou betekenen voor de toepassing van dit herziene artikel 1? En daarbij ook de vraag: zijn de huidige grondwetsartikelen überhaupt wel geschikt om op deze manier constitutioneel te toetsen, juist omdat ze zijn opgesteld vanuit de gedachte dat ze voor dat doel nooit bedoeld zouden zijn?

De heer Hammelburg had het er in zijn betoog over dat homoseksualiteit nu niet meer, zoals wel in de jaren zeventig, in de taboesfeer zit. Helaas, zo heb ik moeten vaststellen in mijn eerste termijn, is dat bij de islam in Nederland wel degelijk het geval. We hebben ook recentelijk het trieste voorbeeld gezien van een mishandeling. Ik hoor dan ook graag hoe de indieners daartegen aankijken. Mijn gevoel is dat homoseksuelen in de jaren zeventig vrijer en veiliger waren dan nu.

Ook had ik nog graag een reactie op het gedrag van GroenLinksers en D66'ers in de gemeenteraad van Waalwijk. Gelet daarop ook de vraag: gaan tegenstemmers nu weggezet worden als homofoob of transfoob als dit wetsvoorstel wordt aangenomen? Kunnen de indieners daar misschien ook nog een duiding aan geven?

Tot slot, voorzitter. Het is goed dat de indieners in eerste termijn bevestigd hebben dat personen met een pedofiele geaardheid op geen enkele wijze beschermd worden door deze bepaling over seksuele gerichtheid in artikel 1 van de Grondwet. Je moet er immers niet aan denken dat een pedofiel met een beroep op artikel 1 van de Grondwet niet geweigerd kan worden als kleuterleider of bij een kinderdagverblijf.

Voorzitter. Wij zullen tegen dit wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Van den Berg van de VVD.