Plenair Van Apeldoorn bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2023



Verslag van de vergadering van 13 december 2022 (2022/2023 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.26 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter, dank. Dank aan de staatssecretaris en de minister voor de beantwoording en de prettige inhoudelijke gedachtewisseling, al werden het uiteraard niet helemaal eens.

In de eerste plaats wil ik nog eens terugkomen op de kern van mijn betoog in eerste termijn en wat de staatssecretaris daar in zijn beantwoording over heeft gezegd. Ik denk dat het belangrijk is dat we het debat op basis van de feiten voeren. Ik heb benadrukt dat wij hier vandaag uiteindelijk een politiek en ideologisch debat voeren over welke keuzes wij willen maken en over wat wij rechtvaardig vinden. Maar dat moeten we wel doen op basis van de feiten. Dankzij ons onvolprezen CPB en het ibo-rapport hebben we die feiten nu. Ik herhaal de belangrijkste feiten nog maar even.

Uit het CPB-rapport blijkt dat de gemiddelde belastingdruk niet, zoals je zou verwachten bij een progressief belastingstelsel, toeneemt bij een hoger inkomen, maar gelijk blijft of zelfs afneemt bij de allerhoogste inkomens. De allerhoogste inkomens hebben gemiddeld een belastingdruk van bijna iets meer dan de helft van de belastingdruk van 99% van de rest van de Nederlanders. Het CPB schrijft hierover dat ons belastingstelsel licht regressief is. Dat "licht" is een kwalificatie van het CPB, maar in ieder geval is het regressief. Het CPB schrijft ook: "De sterkste schouders betalen relatief minder belasting dan mensen met lage inkomens." Dit komt niet van het Wetenschappelijk Bureau van de SP, maar van het CPB.

De staatssecretaris zal de feiten niet willen ontkennen, maar toch nog even expliciet de vraag: onderschrijft hij de woorden die ik net heb geciteerd, de conclusie van het CPB? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt hij het dan rechtvaardig dat de sterkste schouders relatief minder belasting betalen dan mensen met lage inkomens? Huldigt de staatssecretaris, en daarmee de regering, nu wel of niet het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen? Als hij dat principe wel huldigt, waarom doet hij er dan niet meer aan om dat principe te realiseren? Die vraag uit mijn eerste termijn is nog onbeantwoord gebleven.

Dan het ibo-rapport: de top een bezit 26% van het vermogen, de top tien bezit 61% van het vermogen. Daarbij zijn uiteraard de pensioenen niet meegerekend, zeg ik tegen mevrouw Geerdink. Dat klopt, maar om goede redenen. Overigens, als je de pensioenen wel meerekent, blijkt dat de vermogensverdeling nog altijd heel erg scheef is en dat pensioenen niet de grote gelijkmaker zijn. Dat stelt het ibo-rapport ook heel duidelijk en daar geven ze ook de cijfers voor. Beide cijfers zijn dus beschikbaar. Daarom heb ik toch een vraag aan de staatssecretaris. Kan hij namens de regering ook bevestigen dat dat zo is? Onderschrijft de regering de conclusies van het ibo-rapport ook op dat punt? En idem, dat een te grote vermogensongelijkheid slecht is voor economische groei, dat deze de kansenongelijkheid vergroot en dat dat ook vanuit democratisch oogpunt problematisch is? Dat is dan weliswaar niet gespecificeerd, maar de implicatie uit het ibo-rapport is toch duidelijk: de vermogensongelijkheid is op dit moment te groot in Nederland, ook als je dat internationaal vergelijkt. Dat wordt allemaal gesteld in het ibo-rapport oftewel het interdepartementaal beleidsonderzoek. Het staat ook in de kabinetsappreciatie.

Ik concludeer dat op basis van het ibo-rapport en de kabinetsappreciatie de discussie over het wel of niet meenemen van de pensioenen nu gelukkig eens en voor altijd beslecht is. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Want als het gaat om kansenongelijkheid en om economische groei, dan gaat het ook om die ongelijke verdeling zonder dat je de pensioenen meerekent. Ten tweede concludeer ik dat de vermogensongelijkheid in Nederland erg groot is, ook internationaal. Een te grote vermogensongelijkheid is problematisch en daar moet dus iets aan gedaan worden. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij het daarmee eens is of niet. En als hij het ermee eens is, waarom doet hij, of de regering, er dan niet meer aan? Waarom blijven die grote verschillen tussen de boxen bijvoorbeeld voortbestaan? Waarom worden die niet verder teruggebracht? Of is dit een eerste stap, zoals de minister van Financiën suggereerde, en volgen er nog meerdere stappen, ook om die verschillen tussen de boxen te verkleinen?

Hoewel ik het inhoudelijke debat met de staatssecretaris erg waardeerde, moet ik eerlijk zeggen dat ik toch met stijgende verbazing proefde dat hij de conclusies in het ibo-rapport op een gegeven moment wat leek te relativeren. Hij had het over: het is weliswaar zo dat 0,01% het allerrijkst is en dat de gemiddelde belastingdruk daarvoor 21% is, terwijl de rest van ons 40% of meer betaalt en de marginale belastingdruk soms nog veel meer is, maar ja, het gaat hier wel om ondernemers. Die moeten toch het geld verdienen voor ons. Eerst moet het geld verdiend worden. Daar kan ik het wel mee eens zijn — allemaal tot uw dienst — maar feit is gewoon, dat blijkt ook uit het rapport van het CPB, dat de ondernemers die voor ons het geld verdienen, veel minder belasting betalen dan hun werknemers. Overigens verdienen zij zonder werknemers het geld ook niet; zij creëren uiteindelijk ook de waarde. Vindt de staatssecretaris dat nou rechtvaardig of niet?

Meten is weten, stelt het ibo-rapport ook heel duidelijk. Ik denk dat we het daarmee allemaal van harte eens kunnen zijn. Ik sluit me dan ook aan bij het verzoek van mevrouw Geerdink wat dat betreft. Er is ook al toegezegd dat we elk jaar deze exercitie gaan doen, althans dat het elk jaar rondom de Voorjaarsnota gemeten wordt. Dan komen we komend jaar en de jaren daarop te weten of de vermogensverdeling minder scheef is geworden, minder scheef gaat worden of misschien nog schever wordt. Als die minder scheef wordt, is dat hartstikke mooi. Maar als dat niet het geval is, verwacht ik aanvullende maatregelen van dit kabinet. Nogmaals, de minister van Financiën heeft tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen over het ibo gezegd: we zijn nog niet klaar. Dat vond ik hoopvol. Maar ik proefde een beetje een andere toon bij de staatssecretaris vandaag.

Ten slotte nog richting de staatssecretaris: het is mooi dat hij erkent dat het invoeren van meer schijven — al gaat het kabinet dat nu niet doen — een goede manier is om op een eenvoudige en heldere manier progressiviteit in het stelsel te krijgen. Het is ook goed dat het dat meeneemt in de discussie. Dank voor die toezegging.

Dan ten slotte nog in de richting van de minister van Sociale Zaken: over de bestaanszekerheid, en ook in de context van de discussie over het prijsplafond voor energie, zegt ze dat dit voor de meeste huishoudens toereikend is. Voor 80%, maar ik weet niet precies welk percentage ze daarvoor had. Maar sommige mensen vallen daarbuiten. Dat zijn soms ook mensen met hele lage inkomens. Mijn vraag ging nou juist over wat het kabinet, zeker als deze winter de komende maanden nog strenger wordt, dan nog kan doen voor die groepen, die dus buiten de boot vallen. Is dan bijvoorbeeld denkbaar dat het minimumloon nog verder omhooggaat, en reëel omhooggaat? Want de minister heeft ook moeten toegeven dat deze minimumloonverhoging, die steeds verkocht wordt als de meest forse verhoging ooit, nu, in deze tijden van recordinflatie, niets anders doet dan corrigeren voor inflatie. Want de inflatie is 10% en het minimumloon wordt nominaal ook met 10% verhoogd, dus we zorgen ervoor dat het minimumloon niet reëel achteruitgaat, althans het kabinet zorgt ervoor. Maar het gaat dus ook niet omhoog, alhoewel velen daar al jaren voor gepleit hebben.

Misschien kan de minister ook nog iets zeggen over wat er meer structureel gedaan kan worden aan de energiearmoede. Ik heb dat ook in de Algemene Financiële Beschouwingen aan de minister van Financiën gevraagd. Want als het prijsplafond afloopt, dan zullen de energieprijzen nog steeds hoog zijn en dan zullen vele lage inkomens nog steeds de energierekening niet kunnen betalen. Dit was ook al een probleem voor de huidige energiecrisis sinds het uitbreken van de oorlog, want die energiecrisis is in zekere zin al vorig jaar begonnen.

Helemaal tot slot, voorzitter, over de kinderarmoede. Nogmaals, ik ben blij met de toezegging dat er eventueel aanvullende maatregelen genomen worden om die inspanningsverplichting ook te realiseren en dat doel te halen. Mij was nog niet helemaal duidelijk in de beantwoording van de minister of er nu ook al gedacht wordt aan concrete aanvullende maatregelen en of de regering ziet dat die noodzaak er zeer waarschijnlijk zal zijn, omdat zonder aanvulling, tenzij het ineens met de economie weer heel erg goed gaat, dat doel waarschijnlijk toch uit zicht zal blijven. Graag daar ook nog een antwoord op van de minister.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Van Strien namens de fractie van de PVV.