Plenair Van Apeldoorn bij voortzetting debat Rapport werkgroep zelfevaluatie naar aanleiding van de toeslagenaffaire



Verslag van de vergadering van 8 november 2022 (2022/2023 nr. 6)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Dank aan de werkgroep voor de uitvoerige beantwoording en het plezierige en inhoudelijke debat tot nog toe. Dat zeg ik ook richting de collega's. Het gaat over een belangrijk onderwerp en het is een belangrijk moment van zelfevaluatie.

Zoals ik ook in het debat van vorige week over de Wet hersteloperatie toeslagen heb gememoreerd, is wat mij betreft een van de conclusies van het debat tot nog toe dat het serieus nemen van onze taak als Eerste Kamer, als medewetgever, die speciaal oog heeft voor de kwaliteit van wetgeving en de uitvoerbaarheid, betekent dat we ook de tijd moeten nemen om wetgeving zorgvuldig te behandelen. Die tijd ontbrak vaak. Dat is vandaag ook al eerder gememoreerd. Dat ligt soms ook bij de regering. Er is al een paar keer verwezen naar het pakket belastingen aan het eind van het jaar. Ook in mijn vorige termijn als Eerste Kamerlid werd elke keer geconstateerd dat dat een enorm probleem was. De respectievelijke staatssecretarissen van Financiën hebben elke keer beterschap beloofd, maar zoals al eerder vandaag gezegd is, is het alleen maar erger geworden. Dat is echt een probleem. Ik sluit me ook graag aan bij de vraag van collega Koole op dit punt, namelijk of de commissie of de werkgroep hier nog ideeën over heeft. Het feit dat die termijnen zo gehaald moeten worden en dat het allemaal voor 1 januari moet, met stoom en kokend water, ligt natuurlijk bij de regering en misschien deels ook wel bij de Tweede Kamer. Misschien moeten we echter hierbij ook naar onszelf kijken. Misschien moeten we meer op onze strepen gaan staan. Misschien móéten we daar als Kamer echt op de een of andere manier een verandering in afdwingen. Als wij zeggen dat het niet te doen is, is het op een gegeven moment ook echt niet meer te doen. Dat roepen we nu al jaren, maar er verandert niets.

Meer in het algemeen denk ik dat wij in de Eerste Kamer soms zelf meer de tijd moeten nemen en ons minder onder druk moeten laten zetten. We hebben hier vorige week die Wet hersteloperatie toeslagen behandeld. Wat mijn fractie betreft ging het allemaal te snel; dat heb ik vorige week uitgebreid betoogd. Ik begreep de reden van de haast wel goed, maar ik heb het toch ook betreurd. Ik denk dat we daar meer de tijd voor hadden kunnen en moeten nemen. Ik ben wel blij — en dat geldt denk ik Kamerbreed, voor bijna alle fracties — dat wij heel kritisch waren over dat wetsvoorstel. Uiteindelijk heeft mijn fractie bij dat wetsvoorstel een andere afweging gemaakt dan de meeste fracties, maar ik denk wel dat door die kritische behandeling het wetsvoorstel verbeterd is, ondanks de tijdsdruk. Het is verbeterd op basis van de moties en op basis van de toezeggingen, die onderdeel uitmaken van de wetsgeschiedenis. In die zin hebben we daarbij volgens mij onze rol goed op ons genomen. Het was echter toch beter geweest als we daar nog wat meer de tijd voor hadden gehad.

We nemen soms ook te weinig tijd bij het beoordelen van toezeggingen en voor de beoordeling of ze al dan niet als "voldaan" aangemerkt moeten worden. Dat is vandaag ook al eerder gezegd en het is ook een van de conclusies van de werkgroep. Ik denk dat dit echt een belangrijk punt is, want bij onze rol in deze hele geschiedenis van het toeslagenschandaal was er één keer sprake van echt een belangrijke toezegging. Die had niet als "voldaan" aangemerkt moeten worden. Ik denk dus dat dat ook een taak is voor ons allemaal, zeker op commissieniveau. De commissies moeten daar goed op letten.

De werkgroep is voor ons en namens ons de hele geschiedenis nagegaan. Daarbij zie je dat we toch te vaak politieke opportuniteit boven de zorgvuldige weging van de kwaliteit van wetgeving hebben laten gaan. Daarmee hebben we hier wetten aangenomen die eigenlijk kwalitatief onder de maat waren, waarbij wij ook onvoldoende voorzien hebben wat dat zou betekenen in de praktijk van de uitvoering. We hebben onvoldoende het burgerperspectief meegenomen. Ik sluit me wat dat betreft ook aan bij wat de heer Koole zei over het belang van het kennisnemen, in welke vorm precies dan ook, van de rapporten van de Ombudsman, en over het jaarlijks aangaan van het gesprek met hem of haar.

Ik wil opgemerkt hebben dat we hier in die zin als Eerste Kamer tekortgeschoten zijn, maar ik wil hier toch ook wel in herinnering roepen wat collega Ester eerder heeft gezegd. De heer Ester kan hier vandaag helaas niet aanwezig zijn. Hij zei dat wij veelal homogeniserend over "de Eerste Kamer" hebben gesproken in dit debat. Dat snap ik ook wel, want het gaat er ook niet om, schuldigen aan te wijzen. Het gaat er niet om te zeggen: die en die fracties hebben het gedaan. Je ziet echter natuurlijk toch dat er in de praktijk bij een aantal wetsvoorstellen wel degelijk kritiek kwam van bepaalde fracties, of soms ook maar van één enkele woordvoerder, en dat er dan toch op een gegeven moment een politieke dynamiek gaat gelden waarbij de regering zegt: ja, maar het komt allemaal wel goed. Vervolgens wordt die kritiek dan toch terzijde gelegd. Dat zit hem ook in de politiek en niet in de techniek. Dat punt wil ik toch nog wel een keer benadrukken.

Ik hoorde net ik geloof de collega van de VVD zeggen dat er te veel vertrouwen is geweest in de uitvoering. Misschien is er echter ook vaak vertrouwen geweest in de regering of in de staatssecretaris die bevraagd wordt over mogelijke uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst. Als hij dan zegt dat het wel goedkomt, concludeert de meerderheid: nou, het zal wel goedkomen. Op dat punt moeten we denk ik ook echt in de spiegel kijken.

Bepaalde wetten hadden we misschien beter niet kunnen aannemen. Dat kun je zeker zeggen met de kennis van nu. Ik denk dat het echter ook belangrijk is, ook in het licht van het debat dat we vorige week hebben gehad, om te noemen dat het niet aan de wetgeving heeft gelegen, maar juist aan de onjuiste toepassing van die wetten dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Daar is vandaag ook al eerder over gesproken in deze tweede termijn. Die wetten schonden niet de rechtsstaat, maar de uitvoering van die wetten deed dat wel. Ik heb het dan over de onjuiste toepassing van de wetten en het onrechtmatig handelen door de Belastingdienst. Ik denk dat het belangrijk is, ook in het licht van het debat van vorige week, om dat hier nog een keer te memoreren. De overheid heeft dus onrechtmatig gehandeld.

Voorzitter. Dat neemt ook niet weg dat het toeslagenschandaal nooit had kunnen ontstaan als we destijds gekozen hadden voor een ander stelsel, zoals kinderopvang als publieke voorziening. In plaats daarvan is er gekozen voor een marktstelsel met toeslagen. Nogmaals, het stelsel zelf heeft de rechtsstaat niet geschonden. Dat is in de uitvoering gebeurd. Je vraagt om problemen als je een stelsel hebt waarbij mensen basisvoorzieningen als kinderopvang niet kunnen betalen en daarvoor een toeslag uitgekeerd moeten krijgen door dezelfde dienst die hun geld moet ophalen. Het stelsel is complex in de uitvoering. Het vraagt ook om een te groot doenvermogen van burgers. Daarom staat mijn naam ook onder de motie van de ChristenUnie.

Er is destijds dus ook een politieke keuze gemaakt, in de context van de neoliberale tijdgeest en het dogma van een terugtredende overheid. Wat de SP-fractie betreft zouden basisvoorzieningen als kinderopvang gewoon een gratis publieke voorziening moeten zijn. De zorgpremie kunnen we inkomensafhankelijk maken. Dan kunnen we af van de zorgtoeslag. Huren kunnen we ook betaalbaar maken. Met voldoende politieke wil kunnen we echt van alle toeslagen af.

Voor de kinderopvang is het kabinet — daar spreken we vandaag echter niet mee — dat ook voornemens, al schijnt dat niet erg op te schieten. Wat mijn fractie betreft is ook daar de verkeerde oplossingsrichting voor gekozen. In de toekomst kijkend denk ik dat het belangrijk is dat we dat politieke debat echt gaan voeren. Eigenlijk is hier Kamerbreed gezegd dat we van de toeslagen af zouden moeten willen, ook al denken we verschillend over de precieze oplossingen. Dat moet dus een vervolg krijgen. Het moet niet blijven bij die constatering hier. Ik hoop dat we daar in deze Kamer verder over zullen gaan spreken.

Dat was mijn tweede termijn; dat was de tweede termijn van de SP. Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Backer van D66.