Plenair Van der Linden bij behandeling Wet kiescollege niet-ingezetenen



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2022 (2022/2023 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.33 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Voorzitter, dank u wel. Mijn fractie heeft bij deze wijziging van de Kieswet drie kanttekeningen. De eerste is constitutioneel van aard, de tweede gaat over de timing van deze wet en de derde gaat over rechtvaardigheid.

Ik begin met de constitutionele kanttekening. We hebben het debat daarover al uitgebreid gevoerd. We gaan nu op twee manieren de Eerste Kamer kiezen: deels direct, deels indirect, voor de ene getrapt en voor de andere niet. Wij vinden dat een constructiefout, maar die discussie hebben we al gevoerd met elkaar bij de behandeling van de grondwetswijziging. Het gaat nu om de wet die het kiescollege voor de buitenlandse stemmers regelt.

Dat brengt me bij de tweede kanttekening: de timing. We behandelen deze wet met stoom en kokend water. Deze wetswijziging heeft direct gevolgen voor de verkiezing van de Eerste Kamer over vijf maanden. Vlak voor de verkiezingen de Kieswet wijzigen, gebeurt zelden. Landen die dat doen, kunnen normaal gesproken ook rekenen op forse internationale kritiek. Het is namelijk in strijd met internationale standaarden. Standaarden, waar ook Nederland zich aan committeert, in dit geval de standaarden van de Venetiëcommissie. Om precies te zijn: artikel 2b, hoofdstuk 2, uit de Code of Good Practice in Electoral Matters. Dit artikel luidt als volgt: The fundamental elements of electoral law, in particular the electoral system proper, membership of electoral commissions and the drawing of constituency boundaries, should not be open to amendment less than one year before an election, or should be written in the constitution or at a level higher than ordinary law. Dus geen wezenlijke wijzigingen in het jaar voor verkiezingen.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Eén. Kan zij aangeven waarom zij het wel een goed idee vindt dat wij deze wijziging van de Kieswet vlak voor de verkiezingen behandelen? Twee. Wat vindt de minister ervan dat we hiermee handelen in strijd met internationale afspraken? De reden dat je de Kieswet niet vlak voor de verkiezingen wijzigt, is natuurlijk omdat je dan direct kunt zien wie voordeel heeft bij zo'n wetswijziging. Dat is namelijk vrij goed te onderzoeken, te peilen en te analyseren, zo dicht op verkiezingen. Kan de minister de meest actuele informatie verstrekken? Eén. Kan ze dat doen over het aantal zetels dat, als deze wet wordt aangenomen en direct wordt uitgevoerd, naar verwachting bij de komende Eerste Kamerverkiezingen wordt verkozen door de kiezers uit het buitenland? Twee. Welke partijen profiteren volgens haar, naar de bij haar bekende analyses, naar verwachting van? Wat is de informatie die de minister daarvan heeft op basis van onderzoek, analyses, peilingen en dergelijke? Hoeveel zetels en welke partijen?

Dan kom ik bij de derde kanttekening: de rechtvaardigheid. Volgens onze analyse is het in de nieuwe Kieswet zo ingericht dat de stem van een Nederlander in het buitenland twee tot drie keer zo zwaar meetelt als de stem van een inwoner in Nederland. Ik ga niet in op de details, maar dat is onze analyse. Graag zou ik van de minister willen weten of zij de analyse van de stemzwaarte deelt. Als zij die bestrijdt, horen we ook graag hoe die verhouding volgens de minister dan is. Het mag duidelijk zijn dat wij een verhouding waarbij een stem uit het buitenland uiteindelijk twee tot drie keer zwaarder zou wegen dan een stem in Nederland, onrechtvaardig vinden. Wij zien uit naar de beantwoording.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Dittrich.

De heer Dittrich i (D66):

Ik heb een vraag aan de heer Van der Linden. Het is een interessante vraag, de vraag over de Venetiëcommissie. Ik wacht met belangstelling het antwoord af. Maar ik vroeg me eigenlijk af waarom de Fractie-Nanninga niet aan de schriftelijke voorbereiding heeft meegedaan, zodat wij allemaal die vragen en de antwoorden daarop hadden kunnen lezen. Waarom komt u daar nu pas mee?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik heb daar geen heel duidelijk antwoord op. We behandelen hier een aantal wetsvoorstellen. We hebben dit voorbereid en deze analyse gemaakt. Ik stel dat hier aan de orde. Maar ik ben wel benieuwd naar het oordeel van de D66-fractie over deze vraag, omdat u staatsrechtelijk de argumenten ook serieus neemt. Ik ben dus zeer benieuwd naar uw beantwoording straks.

De heer Dittrich (D66):

Ik vroeg het eigenlijk in het kader van de zorgvuldigheid van het wetgevingsproces. Het is handig om juist de schriftelijke voorbereidingen goed te doen, zodat we hier een plenaire afronding kunnen hebben. Nu komt u met in mijn ogen iets substantieels. Daar had ik graag van tevoren over willen nadenken.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik neem die aanbeveling ter harte voor de volgende keer.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik wil nog even interrumperen naar aanleiding van de vraag van de heer Dittrich. De zorgvuldigheid van het wetgevingsproces is juist iets wat ik in de commissie nadrukkelijk naar voren heb gebracht. Ik heb gezegd dat we dit voorstel niet halsoverkop, onder stoom en kokend water moeten behandelen en dat we er nog een tweede schriftelijke termijn aan moeten wijden. Mijn vraag aan de heer Van der Linde is of hij zich in de voorbereiding tekortgedaan voelt, doordat hij geen tweede kans heeft gehad om in een tweede termijn schriftelijke vragen te stellen aan de minister.

De voorzitter:

Het lijkt me enigszins buiten de orde.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

De heer Van Hattem raakt wel een goed punt. Hij heeft inderdaad in de commissie gevraagd waarom dit zo snel moest, omdat hij nog een aantal vragen had. We hebben wel in meerderheid met elkaar gezegd: laten we dit snel doen, vanwege de invoeringsdatum. Dat gaat wel ten koste van uitgebreide en zorgvuldige voorbereidingstijd. Het gevolg is dat je meer vragen in het plenaire debat aan de orde kunt stellen. Dat gebeurt dan ook.

De voorzitter:

Het is een commissiebesluit dat we hier staan vanavond. De heer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Dittrich spreekt over de zorgvuldigheid die voorop moet staan. Zou het niet iets zorgvuldiger zijn geweest als we er wat meer tijd voor hadden genomen en de schriftelijke behandeling ruimer ter hand hadden genomen, zodat we in dit debat deze discussie niet hadden hoeven te voeren?

De voorzitter:

Nee, want dan gaan we een discussie overdoen die in de commissie thuishoort. Die discussie heeft al plaatsgevonden. Daar is als commissiebesluit uitgekomen mij te adviseren om vanavond het debat te plannen. Dat heb ik gedaan. We gaan dat niet terugroepen.

Dank u wel, meneer Van der Linden. Het woord is aan de heer Ganzevoort, namens GroenLinks.