Plenair Mei Li Vos bij debat met de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC) over het rapport "Gelijk recht doen"



Verslag van de vergadering van 13 september 2022 (2021/2022 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Mei Li Vos i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Speciaal voor de collega's aan de overkant zeg ik: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dat hebben we allemaal meegekregen, want dat is de basisregel van ongeveer elke religie of levensovertuiging. Als we ons daar allemaal aan zouden houden, dan zouden we hier niet hoeven staan.

Dat is helaas niet zo. Stel jezelf dus eens voor als een minderheid, als de afwijking van de norm. Hoe voelt dat dan? Bij het lezen van de eerste bladzijdes van To Paradise van de schrijfster Hanya Yanagihara dacht ik aan de presentatie van het rapport door onze voorzitter, voor de zomer. Hij vertelde over zijn ervaringen als hij hand in hand loopt met zijn man. De auteur Yanagihara schrijft over het Amerika van 1890, maar het is fictie. In haar verhaal zijn homoseksuele relaties de norm. Ik was even confuus toen ik begon te lezen, want ik dacht: hoezo is die pater familias nu een man voor zijn kleinzoon aan het zoeken, is zijn zus getrouwd met een vrouw en zijn broer getrouwd met een man? Dat is even verwarrend. Het deed mij beseffen hoe het voelt als je in de minderheid bent.

Door het lezen van het boek realiseer ik me hoe vanzelfsprekend het is dat mensen heteroseksueel zijn en zich ook zo voelen in hun lichaam, en hoe het moet voelen als jouw geaardheid niet de norm is. Ik weet natuurlijk ook hoe het voelt om "poepchinees" of "dat meisje" genoemd te worden. Ik weet nog heel goed hoe kwaad ik was toen ik ontdekte dat de man tegenover mij, die precies hetzelfde werk deed, meer verdiende dan ik. Woest was ik. Ik heb niet de zeven vinkjes, maar de meerderheid van Nederland heeft niet de zeven vinkjes; laten we wel wezen. We zijn in goed gezelschap, de mensen die niet de zeven vinkjes hebben.

Desondanks komt discriminatie nog erg veel voor in Nederland. De meeste mensen zullen niet bewust eens even lekker gaan discrimineren, want we zijn allemaal opgevoed met die basisregel die ik ken uit de Bijbel over het behandelen van de ander zoals je zelf behandeld wil worden. Maar het gebeurt toch. Dit rapport laat heel goed zien hoe discriminatie, op alle verschillende domeinen en manieren, bewust en onbewust, werkt en voorkomt, en hoe kwetsend dat is. Dus heel veel dank aan deze commissie. Het rapport is heel goed geschreven en heeft een heldere structuur. Het bevat hele concrete aanbevelingen voor een onderwerp dat heel breed en ongrijpbaar kan zijn. Ik zie dat de voorzitter van de staatscommissie op de publieke tribune zit. Wij kunnen dit van harte aan u aanbevelen als start van uw werk, of misschien heeft u het allang gelezen. Dank u wel voor uw bevestiging vanuit de publieke tribune. Het is van belang dat het rapport niet ondersneeuwt in de urgente onderwerpen van vandaag, want er zijn natuurlijk heel veel urgente onderwerpen. Maar dit is zo basaal; het is artikel 1 van onze Grondwet. Het moet geregeld worden gebruikt om ons handelen en denken hier en buiten het huis te scherpen.

Waarom is het ook alweer zo belangrijk om discriminatie tegen te gaan? Omdat je de samenleving bij elkaar wil houden. Die samenleving verandert continu: wat betreft opvattingen, samenstelling en leeftijdsopbouw, zeg ik ook tegen de heer Van Rooijen. Je kunt stilstaan en de samenleving proberen te houden zoals die was. Maar ja, dan discrimineer je vrouwen, ouderen en minderheden op de arbeidsmarkt. Je kunt ook een samenleving afdwingen gebaseerd op één enkele leefwijze van één enkele groep, zoals in Afghanistan en Iran. Of je zorgt dat de veranderende samenleving bij elkaar blijft. Dan doe je dit soort onderzoeken, schrijf je dit soort rapporten en neem je die ter harte. Dan is het tegengaan van discriminatie dus een onderwerp van aanhoudende zorg van de overheid. Dat is al eerder gememoreerd door mijn voorgangers.

Dit rapport laat ook heel goed zien hoe cultuur werkt en dat een wet de cultuur niet zomaar verandert. Een wet legt wel de structuur neer die nodig is om een cultuur te veranderen. Wij bij de PvdA hebben echt het voorbeeld van hoe dat kan. Wij zijn inmiddels een partij met een compleet vrouwelijke top, met overal vrouwen aan de top. Dat komt omdat we heel ijzerenheinig de structuur hebben neergelegd dat wij mannen en vrouwen om en om op kieslijsten zetten. Daardoor hebben wij heel veel vrouwen, goede vrouwen, en is het heel normaal voor ons dat vrouwen naar boven komen als er topfuncties zijn. In Duitsland vroegen jongetjes na het aftreden van mevrouw Merkel of een man ook Bundeskanzler kan worden. Dat vind ik toch heel zoet. Dan zie je dus dat structuur ook een cultuur kan veranderen. De roep om verandering komt meestal van de gediscrimineerde groepen zelf: vrouwen, mensen met een beperking, mensen met een migratieachtergrond, ouderen. Als je de structuren goed zet naar aanleiding van die vraag, dan verandert de cultuur uiteindelijk meestal mee. Maar dan moet je het wel willen doen. Daar gaat het rapport over.

Terug naar de structuur en waarom goede wetten en regels ertoe doen en waarom ik de aanbevelingen ook zo goed vind. Na de oorlog werden joodse mensen die terugkwamen uit de kampen, bijzonder kil ontvangen in Nederland. Michal Citroen heeft daar een aangrijpend boek over geschreven. De regels werden simpelweg toegepast als iemand terugkwam, geheel vermagerd, bijna geen kleren meer aan zijn lijf. Als iemand zijn erfpacht niet had betaald, "ja, dan kunnen we natuurlijk niet aantonen dat het huis van u was". Dat waren de regels. Als iemand een tijd in Dachau had gezeten en z'n verzekeringspremie niet had kunnen betalen of z'n bonnetjes niet had meegenomen, ja, dan was dat toch zijn probleem.

Denk dichterbij aan de slachtoffers van het toeslagenschandaal. Mensen gingen daadwerkelijk geloven — en ik ken ze persoonlijk — dat zíj iets fout hadden gedaan, omdat die regels zo ontzettend consequent en hard werden toegepast. Er was een overdaad aan procedures, maar er werd geen recht gedaan aan de mensen. Daarom is de titel van het rapport ook zo goed. En het lag niet aan de regels zelf maar ook aan de geest erachter. Na de oorlog was er nu eenmaal veel antisemitisme. Dat was de geest achter de regels, die de joodse terugkeerders aan den lijve hebben ondervonden. Het gaat dus niet alleen om de regels zelf maar ook om de geest erachter. Bij het toeslagenschandaal ontdekten journalisten dat bij de Belastingdienst diep racistische opvattingen aanwezig waren. In het debat over het asielsysteem dat vorige week in de Tweede Kamer werd gehouden, ging het ook over de geest achter de regels: een rem op gezinshereniging, omdat de regels de mensen moesten ontmoedigen. Dat is de geest achter de regels. Die beruchte afschrikwekkende werking, omdat sommige mensen bang zijn voor een aanzuigende werking. Het zijn soms de regels, maar soms is het ook de geest achter de wet die geoorloofd of ongeoorloofd onderscheid maakt. Daarover heb ik, heeft mijn fractie, een vraag.

De commissie beveelt uitvoerders in aanbeveling 5 over verantwoordelijkheid en leiderschap aan om de rechtmatigheidstoets niet naar de letter maar naar de geest van de wet uit te leggen. De commissie zegt hierbij: "De letter van de wet leidt nooit tot rechtmatigheid". Is de commissie dan niet bang dat er verschillende interpretaties van de geest van de wet zullen ontstaan en de ervaring van ongelijke behandeling misschien in de hand wordt gewerkt? En wat als de geest van de wet diffuus is? Wat moeten IND-ambtenaren doen als de geest van de wet eigenlijk misschien ook wel een afschrikwekkende werking dicteert? Gaat de commissie er niet te gemakkelijk van uit dat de geest van de wet ondubbelzinnig is en discriminatie tegengaat? Graag een reflectie van de commissie op deze aanbeveling.

Naast goede regels moet de overheid ook haar zorgplicht veel serieuzer nemen. Onze fractie had bij de APB van 2019 een inbreng over de Kinderkoning. Die was toen net gekozen en hij heette Younes. Dat was toen een jongetje van 14, gymnasium, maar inderdaad: Younes. Het openlijk racisme dat hem ten deel viel op sociale media omdat hij Kinderkoning was geworden, was onze fractie meer dan een doorn in het oog: wij vonden dat vreselijk. Wij hebben toen aan premier Rutte gevraagd wat hij daarvan vond. Zijn reactie daarop was: dat is ook vreselijk, dat moet hier niet gebeuren, ik zal dat ook normeren, ik zal daar wat van zeggen. Hij vond dat er krachtig moest worden gereageerd. Maar je moet veel meer doen dan alleen maar zéggen dat het belangrijk is. Dat betekent: consequent en continu handhaven en optreden en zorgen dat mensen zich veilig voelen om een klacht in te dienen of om het bespreekbaar te maken. En dat — zo zegt de commissie ook terecht — is nog best lastig als je inderdaad gediscrimineerd wordt, als je in de onderliggende positie ligt. Het betekent dus ook dat de regering, met de premier voorop, elke keer weer als er diepbruine leuzen worden gescandeerd, daar woedend over wordt. Net zolang totdat mensen zich gaan schamen voor hun racistische gedachtes. Want regeren is ook normeren. Als fractie vinden we ook dat we in dit huis ook scherp moeten zijn op onbewuste of bewuste discriminatie. We moeten elkaar blijven aanspreken. Ik vind dat mevrouw Bredenoord dat net, bij een wat ander onderwerp, ook strak deed.

De zorgplicht van de overheid houdt ook in dat de regering echt rekening houdt met het doenvermogen van mensen. Daar hebben we het ook heel erg vaak over. Uitvoerders geven ook aan dat veel mensen niet in staat zijn om een klacht in te dienen. Het is ingewikkeld. Ze gaan van het kastje naar de muur. Vandaag heeft de Ombudsman, Reinier van Zutphen, een rapport uitgebracht over jongeren met een handicap. Daarin staat dat de regels hen eerder tegenwerken dan dat ze meewerken, en dat die jongeren eigenlijk dieper in de put worden gedrukt dan de bedoeling is van de regels. Er zijn verschillende loketten om een klacht in te dienen. Een klacht moet aan criteria voldoen. Als dat niet het geval is, wordt hij niet in behandeling genomen. Daardoor haken mensen af. En als we iets niet willen hebben als we de samenleving bij elkaar willen houden, is het dat mensen afhaken.

De grote vraag in dit debat is hoe dit onderzoek daadwerkelijk tot verbeteringen in beleid en uitvoering gaat leiden, zodat de ervaringen van mensen gewoonweg beter worden. Dit is een vraag aan de commissie. Kan de commissie erop reflecteren hoe zij denkt dat de adviezen in de praktijk kunnen worden omgezet? Het is net ook al door collega Bredenoord en collega Rosenmöller gevraagd. Er is bijvoorbeeld een advies om bij wetgeving mensen te vertrouwen in plaats van ze te wantrouwen. Dat vond ik een heel helder advies, maar het is eigenlijk ook wel verdrietig dat het zo expliciet benoemd moet worden en dat beleid inderdaad zo vaak uitgaat van wantrouwen, terwijl vaak maar een hele kleine groep misbruik maakt van de wet. Hoeveel gedoe, schade en wantrouwen veroorzaak je eigenlijk niet bij de burgers die wél te goeder trouw zijn? Deskundigen geven aan dat het verstandig en effectief is om de burger meer te vertrouwen. Daar zouden wij de wetgeving op kunnen beoordelen. Maar ik krijg graag ook een reflectie hierop van deze commissie, en misschien wat voorbeelden van waar het anders kan of anders had gemoeten.

De fractie van de PvdA zal heel graag een motie steunen die zowel de regering als onszelf en de overkant, de Tweede Kamer, oproept om de aanbevelingen te doordenken en op te volgen. Wij hebben goede hoop dat dat ook kan. Uit eerder onderzoek naar marktwerking kwam namelijk een ladder met aanbevelingen, en ik kan me nog herinneren dat we die in de Tweede Kamer redelijk consequent hebben toegepast in wetgeving die relevant was.

Voorzitter, tot slot. Onze fractie hoopt vooral dat de regering én het parlement het harteloze en kwaadaardige racisme dat de afgelopen jaren zo openlijk beleden wordt de kop gaan indrukken. Want uiteindelijk is regeren ook normeren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vos. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.