Plenair Van Dijk bij behandeling COVID-19-onderwerpen en de langetermijnaanpak



Verslag van de vergadering van 5 juli 2022 (2021/2022 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Voorzitter. Twee keer meten, één keer zagen. Daar moest ik geregeld aan denken bij het lezen van de Kamerbrief met de nadere uitwerking van de langetermijnaanpak COVID-19. Het is heel goed dat de regering grondig en serieus nadenkt over de corona-aanpak op de langere termijn. Het is goed dat de regering breder wil kijken dan alleen naar epidemiologische overwegingen en dit vormgeeft door een Maatschappelijk Impact Team te vormen. Het is heel goed dat de regering niet alles top-down wil regelen, maar juist ook initiatief in de samenleving serieus wil ontplooien. Maar ik vroeg me af: wanneer wordt er nou eens gezaagd? Vertrouwen geven is nog iets anders dan eigen verantwoordelijkheid loslaten of opgeven. Dat zijn twee fundamenteel verschillende zaken. Dat zal de minister ook beamen. Het laatste kan verhuld gaan als het eerste, maar vertrouwen kun je alleen geven als je eerst zelf verantwoordelijkheid neemt. We voelen allemaal wel aan dat het geen goede zaak zou zijn als de overheid bepaalde verantwoordelijkheden loslaat, niet vanuit inhoudelijke overwegingen, maar vanuit de angst om erop te worden afgerekend als het onverhoopt niet goed gaat. Die angst is een slechte raadgever.

Een kern van het nieuwe beleid is de samenleving zo veel mogelijk openhouden. Volgens de langetermijnaanpak betekent dit vooral dat we als gehele samenleving hiervoor verantwoordelijk zijn, een vertrekpunt dat de SGP op zichzelf prima kan billijken. Een kernvraag van de SGP is daarom: zijn de randvoorwaarden voor het kunnen nemen van die verantwoordelijkheid door de samenleving zelf op orde? Hierover gaan mijn vragen. Wat betekent het precies dat de samenleving meer verantwoordelijkheid moet gaan dragen? Dat zal immers niet een soort officieuze uitbreiding impliceren van artikel 22 van onze Grondwet, die stelt dat het de verantwoordelijkheid is van de overheid om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. De eerdere regionale aanpak heeft niet in alle opzichten gewerkt. Waarom denkt de minister dat dit plan wel kans van slagen heeft? Wie houdt er regie en toezicht op de naleving van die genoemde maatregelenladders?

Let wel: de SGP geeft de samenleving en het bedrijfsleven heel graag en royaal het vertrouwen, maar stel — het is ook door andere woordvoerders opgemerkt — dat het onverhoopt niet voldoende goed uitpakt, wat gebeurt er dan? Stel dat bij veel winkels de dispensers met handalcohol leeg blijven en eenzaam verstoffen in een hoekje bij de ingang; stel dat werkgevers niet als vanzelf hun personeel weer maximaal thuis laten werken als dat besmettingen voorkomt: wat dan? En wanneer wordt er dan geschakeld?

Het blijft zoeken naar een optimale balans tussen het geven van vertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid door de overheid zelf. Is het dan niet nodig dat de overheid heldere kaders daarvoor schept met meetbare indicatoren, dat zij concreet maakt bij welk aantal besmettingen welke maatregelen nodig zijn, en duidelijk afbakent op welke wijze fundamentele grondrechten worden gewaarborgd? Als dit op orde is, is er geen sprake van het afschuiven van verantwoordelijkheid, maar wordt recht gedaan aan zowel het geven van vertrouwen als aan het serieus nemen van de eigen verantwoordelijkheid.

Wat de SGP betreft is maatwerk en het serieus nemen van initiatieven van de sectoren zelf natuurlijk nuttig en waardevol. Juist die ondernemers hebben de afgelopen tijd bij uitstek ervaringen opgedaan met de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van diverse maatregelen. Het is goed om die ervaring voluit te benutten.

In de Kamerbrief wordt gesteld dat er bij de sectorplannen rekening gehouden wordt met de uitvoering en de handhaafbaarheid. Kan de minister dat wat concreter maken? Hoe ziet de regering de eigen verantwoordelijkheid in relatie tot de sectorplannen? Ligt de handhaving ook bij de sectoren of wordt dit een regionale of gemeentelijke taak? Heeft de minister ook in beeld welke capaciteit en middelen hiervoor nodig zijn en of die nu wel voorhanden zijn? Is de minister al begonnen met het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor het geschetste beleid? En welke concrete stappen zijn er gezet?

Voorzitter. De coronavaccins zijn niet de hoge muur waarop men hoopte. Hoewel zeker effectief in het verlagen van de ziektelast en in het voorkomen van sterfte, zijn ze geen ondoordringbaar schild tegen besmettingen gebleken. Hoe weegt de minister dit in relatie tot een maatregel als het coronatoegangsbewijs of het digitale coronacertificaat, het DCC, dat in de EU nog wordt gebruikt? Kan de minister concreet uitleggen waarom het instrument DCC nog nodig wordt geacht, nu steeds duidelijker wordt dat vaccinatie maar beperkt bescherming biedt tegen infectie? Is dit geen vorm van schijnveiligheid? Kan de minister toelichten hoe de regering zich inzet voor de proportionaliteit van EU-brede maatregelen? Hoe denkt hij de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen als Nederlanders op vakantie gaan in het buitenland en daarom een DCC wordt gevraagd?

Voorzitter. Inmiddels zitten we zelf in een soort zomergolf. Dat laat allereerst zien dat wij van alles kunnen en mogen proberen, maar dat dit virus ook zijn eigen weg gaat. Zelfs met de meest draconische maatregelen kon niet eens China covid beteugelen. Dat mag ons allereerst brengen tot bescheidenheid en verootmoediging, want zo maakbaar is het allemaal niet. Al onze plannen, protocollen en maatregelen blijken uiteindelijk nauwelijks bestand tegen een met het blote oog onzichtbaar virus. In de Bijbel kunnen we lezen dat God ook ziekte kan gebruiken om ons mensen iets te leren, om ons bijvoorbeeld te laten zien dat het leven hier beneden slechts een tijdelijke en beperkte aangelegenheid is en dat echte veiligheid en echte bescherming alleen bij God zelf te verkrijgen zijn. Dit sluit menselijke verantwoordelijkheid en inzet zeker niet uit, maar zet die in een ander perspectief. Dat te zien en te erkennen wens ik alle politiek betrokkenen van harte toe.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. De volgende spreker is de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren.