Plenair Van Dijk bij behandeling Van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning



Verslag van de vergadering van 15 maart 2022 (2021/2022 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.12 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant heet ik de minister welkom. Plezier en zegen gewenst in de nieuwe functie. Complimenten voor de indieners dat ze erin geslaagd zijn het wetsvoorstel in ieder geval tot in de Eerste Kamer te hebben gebracht.

Voorzitter. Het ouderschap is een unieke ervaring. Het is één grote oefening in zelfverloochening. Een kind, zeker als het nog heel klein is, houdt geen rekening met de planning of behoeften van ouders. De eigen verlangens en behoeftes staan op de eerste plaats. Bij de ouders gaat het andersom. Hun behoefte moet wat naar achteren, naar de tweede plaats. Vandaar: zelfverloochening. Maar je krijgt er wel heel veel voor terug. Voor de SGP is het gezin de hoeksteen van de samenleving. Daar krijgt het kind, als het goed is, de veilige plaats waar het kan groeien, spelen en leren. Dat betekent dat de SGP in principe elk wetsvoorstel dat het ouderschap wil versterken welwillend tegemoet wil treden. Ik geef de initiatiefnemers gelijk wanneer zij zeggen dat een kind er niets aan kan doen in welke omstandigheden het geboren wordt, of het nou uit gehuwde of ongehuwde ouders is. Voor de goede orde: in dit geval hanteer ik dezelfde definitie als de initiatiefnemers; "gehuwd" omvat juridisch gezien zowel het huwelijk als een geregistreerd partnerschap. Ik wil niet verhullen dat de SGP, zoals bekend, voorstander is van het Bijbelse huwelijk als de levenslange liefdesverbintenis tussen een man en een vrouw.

Voorzitter. Kinderen hebben recht op opvoeding en verzorging door beide ouders volgens het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 7, lid 1. Wat de SGP betreft is dat heel belangrijk. Kinderen "neem" je niet zomaar. Het gaat om een klein mensje dat aan je zorg wordt toevertrouwd en dat is een grote verantwoordelijkheid voor beide ouders.

Voorzitter. Er zijn twee argumenten van de indieners die mij nog niet helemaal duidelijk zijn. Het eerste is het gegeven dat een groot aantal kinderen buiten de huwelijksrelatie wordt geboren op zichzelf niets zegt over de aard van de relatie tussen de ouders. De initiatiefnemers lijken er op voorhand van uit te gaan dat het hier gaat om relaties waarbinnen de intentie tot een duurzame opvoedingsrelatie wederzijds is. Maar dat hoeft niet het geval te zijn. Hoeveel kinderen worden er niet geboren zonder beschikbare vader, omdat die wel de lusten maar niet de lasten wenst te dragen? Ook deze kinderen hebben het recht op een liefdevol klimaat en deze alleenstaande moeders verdienen alle ondersteuning. De vraag is of dit wetsvoorstel daar echt een bijdrage aan levert.

Ook het argument dat een erkenner nu bij de rechter moet procederen om het gezag en daardoor tijd en geld kwijt is, zegt op zich meer over de toegang tot het recht dan over de wenselijkheid van het wetsvoorstel. Strikt genomen gaat dit voorstel niet over relatievormen of het waarborgen van de belangen van het kind. Tegelijkertijd heeft dat wel alles met die relatievormen te maken. Inderdaad zegt de relatievorm op zichzelf niet alles over de intentie tot een duurzame opvoedingsrelatie. In de visie van de indieners is het niet aan de overheid om te bepalen in welke relatie of gezinssituatie ouders hun kinderen wensen op te voeden, zolang het belang van het kind maar centraal blijft staan.

Maar daar zitten ook meteen de vragen. Wat is nu precies te vatten onder het belang van het kind? Het kan zomaar een term worden waarbij we er gemakshalve van uitgaan dat we allemaal hetzelfde bedoelen. Maar definities doen ertoe en daarmee ook de omstandigheden waarin een kind opgroeit.

Natuurlijk is een huwelijk of geregistreerd partnerschap op zichzelf geen garantie voor een duurzame relatie. Gezien de vele echtscheidingen is het helaas zo dat het juridische huwelijk geen garanties biedt voor de toekomst. Maar daarmee is het nog niet helemaal om het even of mensen al dan niet een huwelijk aangaan. Immers, het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap is een welbewuste daad, waarin de intentie tot een duurzame relatie publiekelijk tot uiting komt. Volgens het Burgerlijk Wetboek horen daar een aantal rechten en plichten bij, ook ten aanzien van de eventuele kinderen.

En daarom houd ik wat moeite met de stelling van de indieners dat een huwelijk louter om een formalisering van de relatie zou gaan. Dat is toch te mager? Een huwelijk is een verbond dat twee mensen aangaan, een verbond tussen twee individuen die elkaar liefde en trouw beloven en zich op die manier aan elkaar geven. Het Burgerlijk Wetboek geeft duidelijk aan dat echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn. Ook zijn echtgenoten jegens elkaar verplicht de tot het gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden en de kosten van die verzorging en opvoeding te dragen. Volgens het Burgerlijk Wetboek geldt dit zowel bij het huwelijk als bij het geregistreerd partnerschap. Met andere woorden: de relatievorm is niet een soort formaliteit, maar doet er wel degelijk toe.

Het is juist dit kader dat maakt dat het voor de SGP vanzelfsprekend is dat gehuwde ouders automatisch beide gezagsdrager worden. Dat dit niet zomaar mijn mening is, wordt onderstreept door het gegeven dat veel ouders de geboorte dan wel aanstaande geboorte van een kind nogal eens aangrijpen als een reden om te trouwen of een partnerschap aan te gaan. Is die relatie nou echt zo irrelevant als de initiatiefnemers suggereren? Daar hoor ik graag meer van.

Voorzitter. Een andere kwestie. In dit wetsvoorstel is beperkt aandacht voor tienermoeders. Zij kunnen volgens het Burgerlijk Wetboek geen ouderlijk gezag uitoefenen, tenzij ze een meerderjarigheidsverklaring aanvragen. Afgezien van duidelijke probleemsituaties, is het — ik zou bijna zeggen — een natuurrecht dat de moeder het gezag over haar kind toekomt, of zij nu minderjarig is of niet. Ze is immers niet alleen in tijdsorde maar ook in rangorde de eerste in de opvoeding. Ze omvat het kind in de geborgenheid van de moederschoot en is er met heel haar leven bij betrokken. Als zo'n jonge moeder de moedige beslissing heeft genomen om het kindje te houden, is het dan niet vanzelfsprekend om haar het ouderlijk gezag automatisch te verlenen? En wat te denken van de moeilijke situatie van een minderjarige moeder en een meerderjarige vader, die om allerlei redenen — we kunnen ons daar van alles bij voorstellen — niet zomaar het gezag over het kind zou mogen krijgen? Hebben de indieners voldoende oog voor dit soort situaties?

Wat moeten minderjarige ouders met de regel dat erkenning automatisch tot gezag leidt? Zij kunnen dat gezag onder de huidige wetgeving namelijk niet uitoefenen. Ik vraag de indieners en de minister om te reflecteren op de vraag of de huidige wetgeving op dit punt voldoet en op welke wijze in het bijzonder de zojuist genoemde kwetsbare meisjes beter beschermd kunnen worden. Ik zie uit naar de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk.

De heer Recourt i (PvdA):

Het is genoegzaam bekend dat de SGP een warm pleitbezorger is van het huwelijk, maar toch, luisterend naar dit betoog, hoorde ik niet "Wij zijn tegenstander van deze wet". "Wij hebben nog wel wat vragen, maar in beginsel zitten er ook wel goede punten in". Heb ik dat goed gehoord? Bestaat zelfs de kans dat de SGP voor dit wetsvoorstel gaat stemmen?

De heer Van Dijk (SGP):

Meneer Recourt, u gaat nu wel heel snel. U begon zo vriendelijk opbouwend. Uiteraard ga ik eerst luisteren naar de antwoorden. Maar ik ben blij dat het zo is overgekomen, want ik heb het denk ik ook vrij bewust gezegd. Het gaat inderdaad om de belangen van het kind. Het kind kan er niets aan doen in wat voor relatie het geboren wordt. Dus ook al gaat het om relaties waar wij principieel bezwaar tegen hebben — misschien doelt u daarop — het kind mag daar niet de dupe van worden.

Die doelstelling om het belang van het kind centraal te stellen, hoor ik heel erg terug in het wetsvoorstel. Dat neem ik zeer serieus. Of het wetsvoorstel daar ook echt het verschil maakt, daar heb ik een aantal vragen over gesteld. Maar het klopt dat ik die nuance bewust heb genoemd.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Ten slotte is in deze termijn het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.