Plenair Ester bij behandeling Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking



Verslag van de vergadering van 8 maart 2022 (2021/2022 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie verwelkomt de nieuwe staatssecretaris van harte. Ik heb goede herinneringen aan zijn tijd als senator en zie uit naar onze samenwerking in de voorliggende periode. Zijn onmiskenbare expertise rond fiscale kwesties zal hard nodig zijn, gezien de beleidsuitdagingen die zich op zijn terrein opdringen. Ik denk alleen al aan de broodnodige stelselhervorming en de box 3-perikelen.

Een even hartelijk welkom aan minister Jetten. Het is goed dat hij vandaag bij dit debat in de Eerste Kamer aanwezig is. Het gaat immers om de verduurzaming van bedrijven die elektriciteit opwekken. Wij wensen zowel de staatssecretaris als de minister veel wijsheid en daadkracht in de komende ongetwijfeld turbulente jaren.

De leden van de ChristenUniefractie beklemtonen het belang en de urgentie van het beprijzen van de uitstoot van broeikasgassen bij elektriciteitsopwekking. Het principe "de vervuiler betaalt" is daarbij ons uitgangspunt. Dit principe is ook leidend voor ons in het beoordelen van het voorliggende wetsvoorstel. Het klimaatakkoord vraagt terecht om een belasting op CO2-emissies, ook van de energiesector, van bedrijven die elektriciteit produceren. Energiebesparing en emissiereductie zijn voor mijn fractie bepalend voor een effectief klimaatbeleid. Nederland moet de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in hoog tempo afbouwen, wil het de klimaatdoelstellingen van Parijs en de Europese Green Deal halen.

De elektriciteitssector speelt bij dit alles een essentiële rol. Berekeningen laten zien dat het aandeel van elektriciteit producerende bedrijven in de Nederlandse CO2-uitstoot ongeveer een kwart is. Een eerlijke uitstootbelasting is daarom fair fiscaal beleid. Het regeerakkoord is hier helder over. Het wil de prikkels voor verduurzaming versterken door het verhogen van de marginale heffing bovenop de prijs van het Europese emissiehandelsysteem, het ETS. Deze insteek gold al voor het vorige kabinet, onder wiens regime dit wetsvoorstel is ingediend, om zekerheid voor partijen te creëren in samenspraak met de ons omringende landen.

De eerste vraag van mijn fractie is hoe het staat met de onderlinge afstemming van lidstaten. Is er sprake van een hechte coalitie, of gaat ieder land voor zich? Tekent zich een zekere consensus af rond deze marginale heffing? Speelt de Europese commissie hier eigenlijk een rol van betekenis? De memorie van antwoord meldt dat Nederland het enige land is dat een additionele minimum-CO2-prijs kent in aanvulling op het EU-ETS. De leden van de ChristenUniefractie horen graag wat eigenlijk de reden is geweest voor deze uitzonderingspositie. Gezien het feit dat het ETS een Europees systeem is, had overwogen kunnen worden om de minimumprijs voor CO2-emissies vanuit Brussel te initiëren en voor alle EU-landen te laten gelden. Dat had het speelveld meer gelijkgetrokken. Hoe beoordelen de staatssecretaris en de minister de subsidiariteit van deze gedachtegang?

De tweede vraag is waarom er niet van meet af aan is gekozen voor een overkoepelende CO2-minimumprijs voor alle industriële bedrijven en sectoren die onder het ETS-emissiesysteem vallen. Ik denk dat de Raad van State hier ook terecht op wijst. Het wetsvoorstel beperkt zich tot bedrijven die elektriciteit opwekken. Vanwaar deze sectorale inperking, zo vraagt mijn fractie.

Daarnaast stelt het regeerakkoord dat de beoogde meeropbrengst van de marginale heffing en de oplopende bodemprijs terugvloeit in het klimaatfonds voor verduurzaming van bedrijven. Dat gaat met name om onderzoek en innovatie rondom klimaatneutrale technologieën. Kan de minister op dit punt wat meer context en details delen met de Kamer? Wat gaan de speerpunten en prioriteiten worden? En over welke bedragen hebben we het eigenlijk?

Voorzitter. Het belasten van CO2-emissies is een goede zaak, maar zal alleen effect sorteren als de marginale heffing substantieel is. En daar zit 'm nu net de kneep. De voorgestelde heffing ligt ver, erg ver zelfs, onder de ETS-prijs die de elektriciteitssector nu moet bepalen. Dat is wat betreft de ChristenUniefractie de achilleshiel in dit debat. De heffing loopt op van €12,30 in 2020 naar €29 in 2029 per ton kooldioxide-equivalent. Daarbij is het jaarlijkse tariefverschil in de beginjaren wat lager dan in de latere jaren. De heffing treedt in werking als de ETS-prijs onder dat minimumtarief komt. Tot voor kort lag de ETS-prijs rond de €96. Dat is nog niet zo heel lang geleden, een paar weken maar. Dat is bijna zeven keer het door het kabinet in 2021 voorgestelde heffingstarief en bijna tien keer hoger dan de ETS-prijzen van nog maar vijf jaar geleden.

Ik merk daarbij op dat de Russische invasie de ETS-prijs zwaar onder druk heeft gezet. Dat wordt veroorzaakt, zo blijkt, door een gestegen liquiditeitsbehoefte van investeerders door de hogere energieprijzen, het anticiperen op vraagvermindering en sneeuwbaleffecten. Maar de langetermijnontwikkelingen, aldus ING eerder deze week, blijven in de richting van substantieel hogere ETS-prijzen wijzen. Dat alles leidt tot de vraag aan de staatssecretaris en de minister of het wetsvoorstel niet gewoon is ingehaald door de ETS-prijsontwikkeling. Wat is eigenlijk de visie van de elektriciteitssector op de hoogte van de voorgestelde heffing?

Het valt mijn fractie op dat de voorgestelde heffingsbedragen voor de elektriciteitssector ruimschoots onder het tariefpad liggen dat geldt voor de CO2-uitstoot door de industrie in ons land. Voor de industriële sector gelden er tarieven van €30 in 2021 tot maar liefst €125 per ton CO2 in 2030. De hoogte van deze tarieven liggen overigens eveneens beduidend onder de huidige ETS-prijzen. Kunnen de bewindspersonen dit opmerkelijke tariefverschil tussen elektriciteitsbedrijven en industriële bedrijven nader duiden? Is er niet een zekere tariefuniformering geboden? Moet er ook hier niet sprake zijn van een gelijk speelveld?

Overigens kent Duitsland inmiddels ook een minimumprijs voor CO2-emissies voor diverse fossiele brandstoffen. Collega Vendrik ging daar al op in. Die prijzen lopen op van €25 in 2021 tot zo'n €55 à €65 in 2026. Wederom is dat dus onder het Nederlandse tarief. Het nieuwe Duitse coalitieakkoord geeft aan dat de minimumprijs op lange termijn niet onder de €60 zal vallen.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Ik heb een vraag naar aanleiding van de vraag die de heer Ester zojuist stelde over wat er in de elektriciteitssector en de industrie gebeurt. Hij vroeg naar een soort synchroniciteit van de beide heffingen, qua hoogte, maar volgens mij hebben we het over verschillende soorten heffingen. De minimumprijs, gesteld dat het ETS onder het prijspad komt, is een platte heffing op de hele uitstoot. Bij de industrie gaat het inderdaad over een letterlijk marginale heffing, die pas geldt boven een toegedeeld carbonbudget. Het zijn dus andere typen heffingen. Dat maakt de vraag naar synchroniciteit en vergelijkbaarheid een andere dan de heer Ester suggereerde, denk ik. Klopt dat?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat zou zomaar kunnen, maar het valt mij op dat die tarieven zo verschillend zijn. Ik vraag de bewindslieden eigenlijk in alle simpelheid hoe dat nou komt en of een zekere uniformering niet geboden is, juist om een gelijk speelveld te creëren. Ik begrijp de opmerkingen die u maakt heel goed, maar ik zou toch graag een reactie van de beide bewindslieden op dit punt horen. Ik denk dat dit hen ook wel zal interesseren. Maar dank voor uw vraag.

Mijn fractie heeft stellig oog voor de nadelen van een hoog minimumtarief voor elektriciteitsbedrijven. Ik noem verplaatsing naar het buitenland van bedrijven en de leveringszekerheid van elektriciteit. Maar nu lijkt mij de balans ver te zoeken, ook in vergelijking tot de industriële sector als zodanig, waar we het net over hadden. Graag een reflectie van de bewindslieden op dit punt.

Gelden de conclusies — zo is mijn vervolgvraag — van onderzoeksbureau Frontier Economics, dat een aantal jaren geleden onderzoek deed naar CO2-beprijzing, eigenlijk nog steeds? Hoe taxeren zij de effectiviteit van deze wel zeer lage marginale minimumheffing? Is de heffing gewoon niet te beperkt om zoden aan de dijk te zetten? Wat is daarbij de inschatting van de ontwikkeling van de ETS-prijzen in het komende decennium? Zal er sprake zijn van blijvende volatiliteit of van een zekere stabilisatie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

En dan nu een paar additionele vragen rond het wetsvoorstel. Zo is het mijn fractie nog steeds niet duidelijk waarom de Belastingdienst niet verantwoordelijk wordt gesteld voor de inning van de heffing bij de dienst NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit. Ook de Raad van State plaatste hierbij kritische kanttekeningen en vindt de kabinetsoverwegingen niet echt overtuigend. Kan de staatssecretaris de meerwaarde van de gekozen constructie nog eens toelichten? Beperkt die eigenlijk niet zijn eigen regiekracht?

De lichte prikkel die uitgaat van de CO2-minimumprijs, wordt door het kabinet onder andere gelegitimeerd door de angst dat een steviger prikkel leidt tot verplaatsing van de elektriciteitsproductie naar het buitenland. Beschikken de bewindspersonen over evidentie dat die angst ook gerechtvaardigd is? Waaruit blijkt eigenlijk dat verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten naar het buitenland een reëel scenario is? Pleit dit overigens ook niet voor Europese interventie? Een dergelijk uitwijkbesluit is immers bepaald niet lichtzinnig en wordt niet op een achternamiddag door bedrijven genomen. De reallocatie-investeringen zijn diep ingrijpend. En afgezien van deze overwegingen is de leveringszekerheid van elektriciteit volgens onderzoek van TenneT redelijk gewaarborgd.

De Europese Commissie — we weten het allemaal — heeft recent het omvattende "Fit for 55"-pakket gelanceerd. Welk effect zal dit hebben op het huidige EU-ETS-systeem? De memorie van antwoord geeft aan dat dit pakket zeker zal leiden tot een versnelde verlaging van het aantal emissierechten. Ook rond deze kwestie heeft de ChristenUniefractie behoefte aan een nadere verheldering. Welke impact zal dit hebben voor de minimum-CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking, ook wat betreft de mogelijke verlaging van het plafond aan emissierechten? We zijn ook benieuwd hoe de staatssecretaris en de minister uitvoering gaan geven aan het EU-voorstel voor het Carbon Border Adjustment Mechanism, het CBAM, om via een Europese CO2-grensheffing koolstoflekkage aan de buitengrenzen van de EU te voorkomen. Hoe gaan zij vormgeven aan de eerder aangenomen CU/D66-motie over het beëindigen van het gratis uitdelen van emissierechten?

Voorzitter, ik rond af. Met het introduceren van een minimumheffing op CO2-emissies door elektriciteitsbedrijven wordt er een nieuwe stap gezet in de verduurzaming van de sector. Dat is op zich uitstekend. Het is evenwel een minimale heffing, een klein stapje, een deukje in een groot pak boter, om het eens huiselijk te zeggen. Het is mijn overtuiging dat de heffing door de elektriciteitssector niet ervaren zal worden als een sterke prikkel die verleidt tot snelle extra investeringen in duurzaamheid en CO2-reductie. Het is een heffing die weinig marktconform is, gelet op de huidige bedragen voor emissierechten. Het wetsvoorstel — ik zeg het maar even klip-en-klaar — lijkt mij simpelweg gebaseerd op verouderde prijzen. Is het niet verstandig, zo vragen de leden van mijn fractie, om nog eens kritisch te kijken naar de hoogte en beoogde impact van de voorgestelde heffing? In ieder geval zal dat onderdeel moeten zijn van de voorziene evaluatie over drie jaar. Kunnen de bewindslieden dit verzoek honoreren? Is het niet raadzaam om de hoogte van de heffing te laten meebewegen, te laten meeademen, met de hoogte van de vigerende ETS-prijzen? Het is wijs beleid om ook dit onderdeel te laten zijn van de beoogde evaluatie. De leden horen graag wat de evaluatiecriteria gaan worden, mede in het licht van het amendement-Grinwis c.s. in de Tweede Kamer.

Voorzitter. Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de staatssecretaris en de minister op onze vragen.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Even kijken of die deuk in het pak boter wat groter kan worden. Zou de heer Ester ervoor voelen om vandaag tegen het kabinet te zeggen: oké, een wetsvoorstel over een CO2-minimumprijs is akkoord, maar sluit zo snel mogelijk aan bij Duitsland?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, op die Duitse kwestie ging ik ook in, net als u. Overigens moet u dat aansluiten bij Duitsland wel even in perspectief zien, omdat die €60 natuurlijk onder het tijdpad van Nederland ligt. Daar moeten we dus wel even kritisch naar kijken. Maar zoals ik al aangaf, is gezamenlijke optrekken uitstekend. Eigenlijk zou het veel beter zijn om dat in Brussels verband te doen. Maar misschien komt die stap nog. Dat was ook onderdeel van mijn vragen. Nu is het een beetje een standalone van Nederland, een linkje naar Duitsland toe, maar over Europa gezien is het betrekkelijk gering. Mijn insteek zou zijn om daar veel forser mee aan de slag te gaan op het Europese podium.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar zijn we het zonder meer over eens: de hoofdroute is Europa. Alleen, dit wetsvoorstel kwam destijds voort uit het regeerakkoord van Rutte III, omdat het in Europa niet werkte, dankzij de lobby van bedrijven. Dat gold voor het ETS en dat gold ook voor de minimumprijs. Het kwam gewoon niet van de grond. Dan is er de fallback van een nationale prijs. Dat is minder mooi, maar misschien dan toch ook wel een beetje effectief. Nou gaat de vraag erover dat we met Duitsland kunnen optrekken, juist vanwege dat prijspad waarvan de heer Ester zegt dat het laag ligt, duidelijk te laag. Hij spreekt van een klein deukje in een pak boter. Laten we die deuk dan groter maken en het kabinet uitnodigen c.q. opdracht geven om aan te sluiten bij het prijspad in Duitsland. Laten we zeggen: doe dat.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, maar nogmaals, dan moet je ook goed naar het Duitse prijspad kijken, want volgens mij ligt dat onder het Nederlandse minimum. Daar schieten we dus niet zo veel mee op. U heeft dat gelezen en we hebben daar ook over gesproken. Ik zou veel meer voorstander zijn van een fors initiatief op het niveau van de Europese Unie. Een paar jaar geleden was dat nog niet mogelijk, maar met alle nieuwe voorstellen van de EU en de dreiging van Rusland, denk ik dat er nu meer speelruimte is om Europa een sterkere regierol te geven. Dat zou mij plezier doen. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat te doen en om dit gewoon veel breder in de EU te beleggen, niet alleen als een een-tweetje tussen Nederland en Duitsland. Iets in mij zegt mij dat u het daar zeer mee eens bent.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik ga nog even door op de deuk in het pak boter en de vragen van collega Vendrik om iets helderder te krijgen wat de collega van de ChristenUnie nu precies voorstelt, ook naar aanleiding van wat net gewisseld is. Europa is de hoofdroute. We kunnen misschien, al dan niet, aansluiten bij Duitsland. Maar dat is in ieder geval duidelijk. Er ligt nu een wetsvoorstel. Daarin staat een prijspad. Dat ligt ver onder het huidige en ook het verwachte niveau van de emissierechten in Europa. Dat is helder. De heer Ester zegt dat dat eigenlijk te laag ligt. Hij vraagt de regering eigenlijk om dat nog eens te heroverwegen, om daar nog eens goed naar te kijken. Zo heb ik hem toch goed begrepen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar de evaluatie is pas over drie jaar. Dan is deze regering alweer uitgeregeerd. Zou dat dan ook niet eerder moeten gebeuren?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, daar zou ik helemaal niet op tegen zijn, als we beide bewindslieden kunnen verleiden om dat wat eerder te doen. Maar in eerste instantie ben ik nu heel erg geïnteresseerd in het antwoord op de vraag of beide bewindslieden mijn analyse delen. Dat is een beetje ambivalent, want de afgelopen dagen is de ETS-prijs gedaald van €96 naar €60. Dat is dus enorm bewegelijk. Dat moeten we dan ook in dat geheel meewegen, maar we horen zo wel van de bewindslieden wat hun insteek daarbij is. Mijn insteek, dat die heffing te laag is, lijkt mij zonneklaar.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat zijn de heer Ester en ik dan in ieder geval zeer met elkaar eens. Ik vraag dit ook omdat er in de Tweede Kamer nog bij amendement is voorgesteld om het prijspad bij ministeriële regeling te kunnen wijzigen. Dat amendement heeft het niet gehaald. Als je het prijspad wilt verhogen — dat is nu veel te laag; dat zegt de heer Ester ook en dat ben ik met hem eens — dan zou je dat dus moeten doen via een wetswijziging. Of in ieder geval wordt daar op basis van het huidige wetsvoorstel pas na drie jaar naar gekeken. Als je het eerder wilt doen, moet je volgens mij een wetswijziging invoeren.

De heer Ester (ChristenUnie):

Uw verhaal is duidelijk en mijn verhaal is duidelijk. Laten we even afwachten wat beide bewindslieden hierover te zeggen hebben. Dan maken wij onze mind op, net zoals u dat zal doen.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik vraag me af of de heer Ester zich realiseert dat een pleidooi voor een verhoging van de minimumprijs ook een pleidooi is voor een verhoging van de energieprijzen in Nederland en of hij daarachter staat.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp wat u zegt. Het afscheid nemen van een fossiele economie gaat geld kosten, macro gezien, maar ook micro gezien. De kwestie is dan hoe groot de impact is en of we daar in compenserende zin nog iets aan kunnen doen. Ik voel uw pijn, maar we moeten daar volgens mij op een verstandige manier mee omgaan. Het uitgangspunt is dat het afscheid nemen van de fossiele economie voor mijn partij en voor andere partijen zeer essentieel, zeer wezenlijk is, maar als ik goed naar u geluisterd heb, delen wij dat niet.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat dat afscheid nemen van de fossiele energie zo zwaar weegt dat het geen enkel probleem is voor de ChristenUnie dat er nu al 500.000 gezinnen in energiearmoede leven.

De heer Ester (ChristenUnie):

Die heffing is heel laag — daar gaat de hele discussie niet over — dus de impact daarvan is niet enorm groot op de sector als zodanig. Ik denk ook dat we toe moeten naar een wat hogere heffing om die elektriciteit producerende bedrijven inderdaad te verleiden tot een intensievere verduurzaming. Dat is natuurlijk het uitgangspunt, maar ik geloof niet dat u het helemaal eens bent met die insteek.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Met het laatste wat de heer Ester zegt ben ik het wel eens. Ik ben het ermee eens dat wij het daar niet mee eens zijn, want wij vinden deze situatie volstrekt onaanvaardbaar. Iedere verhoging op die energieprijzen vinden wij volstrekt onaanvaardbaar.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is nu het woord aan de heer Berkhout namens de Fractie-Nanninga.