Plenair Veldhoen bij behandeling Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken



Verslag van de vergadering van 21 februari 2022 (2021/2022 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst wil ik de bewindspersonen welkom heten in deze Kamer en veel succes en wijsheid wensen in hun nieuwe functie. We bespreken vandaag een voorstel dat ziet op het verlengen van de bevoegdheid zonder voorafgaande strafrechtelijke veroordeling het Nederlanderschap in te trekken van landgenoten die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Het doel van dit voorstel is ons land veiliger maken.

Ik val maar met de deur in huis: mijn fractie is bijzonder kritisch op dit voorstel. En daarin staan wij niet alleen. Het OM en de AIVD zijn kritisch. Ook ngo's en andere experts zoals de Adviescommissie Vreemdelingenzaken, het College voor de Rechten van de Mens, de Meijers-commissie en het Asser Instituut spreken alle hun grote zorgen uit over de onderbouwing en gevolgen van het voorstel. En dat niet alleen. Er ligt ook een evaluatie van het WODC waaruit blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat deze regeling heeft bijgedragen aan een toename van de nationale veiligheid. Dat was nou precies het doel van deze wet in 2017.

Dit belang van veiligheid onderschrijft mijn fractie natuurlijk, maar — mijn fractie wijst er vaker op — ook nu weer bespreken we een voorstel waar geen van de betrokkenen bij de uitvoering positief over is, en waarover deskundigen uiterst kritisch zijn en de doelmatigheid en rechtmatigheid sterk in twijfel worden getrokken. En toch zal het vanwege politieke opportuniteit waarschijnlijk een meerderheid in deze Kamer halen. Dat blijft mij verbazen. Dat neemt niet weg dat ik het voorstel zal afpellen conform onze kerntaken en zal toetsen op de kwaliteit van de wetgeving.

Voorzitter. Eerst de noodzakelijkheid en doelmatigheid van dit wetsvoorstel. De Raad van Staten is stellig. De situatie is ten opzichte van de invoering in 2017 minder dreigend en het huidige strafrechtelijke instrumentarium geeft meer mogelijkheden om vroegtijdig op te treden tegen terrorisme. In die context is een verlenging van deze bevoegdheid niet noodzakelijk. Ook het OM en de AIVD en de CTIVD en WODC-evaluaties geven geen positief oordeel over de resultaten van deze wet. Zoals gezegd, niet kan worden vastgesteld dat het intrekken van het Nederlanderschap heeft bijgedragen aan de nationale veiligheid. Hoe kan het, vraag ik de bewindspersonen, dat wij deze evaluaties interpreteren als een onderbouwing om de bevoegdheid te verlengen? En kunnen zij uiteenzetten wie deze wet wel een goed idee vindt? Op welke adviezen en rapporten baseren zij dit? Mijn fractie is ook kritisch op het schrappen van de rol van de CTIVD. Ik verwijs op dit punt naar collega Recourt en sluit daar kortheidshalve bij aan.

Diverse deskundigen, en ook de AIVD, wijzen erop dat het resultaat van het intrekken van het Nederlanderschap op de nationale veiligheid in brede zin beperkt is omdat de potentiële dreiging die uitgaat van de persoon niet wordt weggenomen. Iemand kan in de illegaliteit nog altijd een reëel gevaar vormen. Ook wijzen verschillende deskundigen op het feit dat het intrekken van het Nederlanderschap een mogelijk veiligheidsprobleem vormt voor andere landen, doordat de uitreiziger in het oorspronkelijke bestemmingsland blijft, of doorreist naar het land van de tweede nationaliteit. Een van deze deskundigen, Laura van Waas, zegt hierover: een persoon met dubbele nationaliteit wordt een spelstuk in een race wie het eerst het staatsburgerschap kan afpakken, waarbij de verliezer de staatsburger krijgt. Kunnen de bewindspersonen op deze uitspraak reflecteren?

Ik neem aan dat de bewindspersonen het met mijn fractie eens zijn dat het intrekken van het Nederlanderschap neerkomt op het verplaatsen van de verantwoordelijkheid van deze persoon naar andere landen. We kieperen het probleem hiermee immers simpelweg over de grens. Ik wil daar een vraag aan koppelen. Is het in een rechtsstaat niet zo dat wij zelf verantwoordelijkheid dragen voor onze eigen staatsburgers, en als wij rechtsmacht hebben, ook voor de berechting van de strafbare feiten die zij plegen, of ze nu een dubbele of een enkele nationaliteit hebben?

Voorzitter. Een pijnpunt voor mijn fractie is het feit dat intrekking kan plaatsvinden zonder voorafgaande rechterlijke toets. Dat gebeurt weliswaar achteraf, maar dat is als waarborg in een rechtsstaat onvoldoende en het is in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid en artikel 13 EVRM. Daarnaast speelt het feit dat het voorstel opsporing en vervolging zal ondermijnen. Mijn fractie vindt het van groot belang dat terroristen worden gestraft voor hun daden, maar juist dat wordt bemoeilijkt door dit voorstel. Door de intrekking en de daaraan gekoppelde ongewenstverklaring eindigt de strafzaak tegen de verdachte, wordt de internationale signalering beëindigd en onttrekt de verdachte zich aan het oog van de buitenlandse opsporingsinstanties. Het OM stelt duidelijk dat deze regeling onvoldoende tegemoetkomt aan de belangen van opsporing en vervolging.

Uit de WODC-evaluatie blijkt verder dat in zeventien zaken waarin het OM bezwaren zag en voorrang wenste voor opsporing en vervolging, niet van de intrekking werd afgezien. Kunnen de bewindspersonen uitleggen waarom het belang van opsporing en vervolging ondergeschikt wordt gemaakt aan intrekking? Mijn vraag is: beogen de bewindspersonen dit te veranderen? Kunnen zij toezeggen dat het primaat meer bij opsporing en vervolging zal liggen, en dus meer bij het OM?

Voorzitter. Een ander fundamenteel bezwaar van mijn fractie is de ongelijke behandeling in dit voorstel. Het zal gelden voor mensen met een dubbele of meervoudige nationaliteit, maar niet voor mensen met alleen de Nederlandse nationaliteit. De commissie-Meijers, het Instituut voor Staatloosheid en Inclusie, het College voor de Rechten van de Mens en het Asser Instituut geven aan dat het toepassen van deze maatregel op alleen personen met een meervoudige nationaliteit in strijd is met het verbod op discriminatie als vervat in de Grondwet, het EVRM en het IVBPR. Ik vind dat nogal wat. De mogelijkheid tot intrekking creëert in wezen twee lagen van staatsburgerschap. Het is belangrijk om hierbij te onderkennen dat mensen met een meervoudige nationaliteit vaker een migratieachtergrond hebben. In Nederland komt een dubbele nationaliteit bijvoorbeeld veel voor bij Turks-Nederlandse en Nederlands-Marokkaanse mensen. Deze groepen worden dus disproportioneel geraakt door deze maatregel.

Het vaststellen van een dergelijk tweesporenstaatsburgerschap moet ook worden gezien in de bredere context van discriminatie en marginalisering van mensen met een migratieachtergrond. Deze maatregel versterkt dergelijke uitsluiting, zowel in retoriek als in politiek klimaat. Kunnen de bewindspersonen uitleggen waarom zij, na alles wat we hebben gezien met SyRI, met het toeslagenschandaal en met de fraudelijst van de Belastingdienst, toch vasthouden aan de maatregel die evident discriminatoir is? Kunnen ze hierbij het feit betrekken dat zowel de VN Speciaal Rapporteur Racisme als de Commissaris voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa waarschuwen voor de discriminerende en stigmatiserende effecten van deze maatregel voor minderheidsgroepen in Nederland?

Dit voorstel betekent dat als twee in Nederland geboren buurmeisjes samen afreizen naar het kalifaat, de een met een dubbele en de ander alleen met een Nederlandse nationaliteit, voor beiden een ander regime geldt. Degene die een dubbele nationaliteit heeft, komt Nederland niet meer in en de ander wel. Wat rechtvaardigt dit verschil, zo vraag ik de bewindspersonen. Zou niet eenieder in een rechtsstaat op eenzelfde wijze moeten worden behandeld?

Voorzitter, ik sluit af. Het onderhavige voorstel is zwak in zijn onderbouwing en zorgwekkend in zijn mogelijke gevolgen. De diverse deskundigen zijn uiterst kritisch. Eigenlijk is niemand voorstander van dit voorstel, OM en AIVD voorop. Waarom komt het er dan toch, is de vraag die bij mijn fractie leeft. Het is een politieke wens die koste wat het kost moet worden verwezenlijkt, ook als evaluaties en consultaties dit ontraden. Waarom vragen wij die input eigenlijk nog, is mijn vraag, als wij die toch steeds terzijde schuiven?

Wij moeten in deze Kamer waken voor de kwaliteit van wetgeving en kijken naar de noodzakelijkheid, de doelmatigheid en de handhaafbaarheid daarvan. Dit voorstel voldoet niet aan deze criteria. Het is daarnaast discriminatoir van aard en zal xenofobie verder versterken. Mijn fractie zal dit voorstel dan ook niet steunen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Veldhoen. De heer Arbouw namens de VVD.

De heer Arbouw i (VVD):

Ik heb een vraag aan mevrouw Veldhoen. Zij spreekt over discriminatie omdat er met twee maten gemeten wordt. Is zij er dan een voorstander van, zoals de Engelsen dat doen, om uiteindelijk geen onderscheid te maken, dus dat mensen stateloos kunnen worden?

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dit is een beetje het omkeren van het probleem, maar bedankt voor de vraag. Het feit dat iemand niet stateloos mag worden, kan niet de rechtvaardiging zijn voor discriminatie. Zo benadert mijn fractie het voorstel. Het Engelse voorbeeld is niet veel beter, maar dat doet niet af aan het feit dat ook in Nederland geldt dat discriminatie in strijd is met de Grondwet, het EVRM en het IVBPR. Het voorkomen van stateloosheid kan dat niet rechtvaardigen.

De heer Arbouw (VVD):

Ik constateer dat mevrouw Veldhoen het punt van discriminatie belangrijker vindt dan onze nationale veiligheid.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dat is een veronderstelling die ik niet onderschrijf. Zoals gezegd vindt mijn fractie de nationale veiligheid van groot belang. Maar juist daarvan zeggen de evaluaties dat niet kan worden vastgesteld dat die verbeterd is. Dus als ik dan die afweging maak, zeg ik: nee, dit voorstel rechtvaardigt die discriminatie helemaal niet, want niet is vastgesteld dat Nederland veiliger is geworden.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Arbouw.

De heer Arbouw (VVD):

Het gaat over de wetenschappelijke onderbouwing of een bepaalde maatregel effect heeft. Daar heeft onze fractie een andere mening over.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

De evaluatie is duidelijk. Daar staat heel helder in dat niet kan worden vastgesteld dat Nederland met deze maatregel veiliger is geworden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Veldhoen. Dan is nu het woord aan mevrouw Bezaan namens de fractie van de PVV.