Plenair Prins bij behandeling Inzet coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen



Verslag van de vergadering van 30 november 2021 (2021/2022 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins i (CDA):

Meneer de voorzitter. Afgelopen week hebben wij hier in de Eerste Kamer uitvoerig gedebatteerd over de enorme impact van het COVID-19-virus op onze samenleving, op onze manier van leven en op onze zorg. Die impact zal helaas nog sterker worden door het hoog blijven van het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames, maar ook door de komst van de nieuwe omikronvariant. Meer grillig en meer besmettelijk zijn de eerste voortekenen daarvan. Dat is wederom een bewijs van de onvoorspelbaarheid van dit virus en een bewijs dat maatregelen om besmettingen tegen te gaan noodzakelijk zijn en, zo vrezen wij, voorlopig ook nog wel zullen blijven.

Voorzitter. Vandaag focussen wij ons dan ook op het voorliggende wetsvoorstel: een uitbreiding van de inzet van coronatoegangsbewijzen in niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening. De CDA-fractie heeft er begrip voor dat het kabinet zijn gereedschapskist van tijdelijke maatregelen wenst uit te breiden ter bestrijding van besmettingen en om zo een algehele sluiting van niet-essentiële winkels te voorkomen. Tegelijkertijd roept met name de uitwerking van de wet nog wel enige vragen op, waar wij graag een toelichting op krijgen.

Door het amendement-Bikker/De Vries biedt de wet nu de mogelijkheid om de keuze te maken tussen de inzet van het coronatoegangsbewijs of het handhaven van 1,5 meter met mondkapjes. Kan de minister aangeven welke criteria worden gehanteerd bij de uitwerking hiervan in de ministeriële regeling? Zou het inzetten van een maximaal aantal bezoekers per winkel op basis van 1,5 meter en mondkapjes niet veel praktischer zijn? Zo voorkom je ook onderscheid tussen essentiële en niet-essentiële winkels. Daarbij zorgt dit voor uniformiteit in beleid en is een meer eenduidige communicatie mogelijk. Graag ontvangen wij een toelichting.

Een extra argument in dezen is dat de discussies en de vaak heftige verschillen van mening over de inzet van dit toegangsbewijs tussen voor- en tegenstanders bij de ingang van een winkel zo voorkomen kunnen worden. Een grote detailhandel was vorige week al bij voorbaat begonnen met het inzetten van zogenaamde controlezuilen voor het coronatoegangsbewijs. Helaas heeft dit geleid tot vechtpartijen en zelfs tot het inroepen van de politie. Sommige klanten willen niet meewerken en maken dit agressief duidelijk kenbaar. De winkelmedewerkers zijn meestal niet geschoold om dergelijke agressie op te vangen, nog afgezien van de vraag of zij daartoe bereid zijn.

Voorzitter. Wij hebben begrepen dat de detailhandel, gezien het grote belang van wel openblijven, wil meewerken aan de uitvoering van deze wet. Naast de zorgen over de discussies bij de winkeldeur zoals hierboven omschreven, zijn er echter ook zorgen over de praktische uitvoerbaarheid van deze wet of, om in termen van handhaving te spreken, in het naleven van de wet. Ook de niet-essentiële detailhandel, met zo'n 56.000 winkels in ons land, kampt met een groot tekort aan medewerkers. Ze hebben meer dan 30.000 vacatures. Daarbij geldt, anders dan bij de horeca, dat de meeste bezoekers even kort in- en uitlopen. Met andere woorden: de verkeersstromen zijn veel omvangrijker dan in de horeca en ze vergen dan ook bij diverse winkels extra inzet van medewerkers. Kan de minister aangeven hoe de detailhandel wordt ondersteund om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren?

Meneer de voorzitter. Sinds zondag zijn er weer extra maatregelen van kracht. Burgers en ondernemers krijgen dag in, dag uit te maken met maatregelen, met beperkingen in hun doen en laten dan wel in het ondernemen van hun bedrijf. De CDA-fractie heeft daar begrip voor, gezien de noodzaak om het aantal besmettingen en de ziekenhuisopnames stevig terug te dringen én de reguliere en kritieke zorg snel weer ter hand te kunnen nemen. Wel vraagt zij de regering om extra in te zetten op toegankelijke en begrijpelijke communicatie, met onderbouwing van de noodzaak en de effectiviteit van het geheel der maatregelen, juist ook als steun in de rug voor de ondernemers die deze wet straks in de praktijk moeten realiseren. Wij zijn benieuwd naar de antwoorden van de regering.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Dan is nu het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman namens de VVD.