Plenair Van Apeldoorn bij Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 16 november 2021 (2021/2022 nr. 6)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dank u, voorzitter. Ik had eigenlijk gerekend op een maaltijd voordat ik zou gaan spreken. Maar goed, het gaat wel lukken.

Het interessantste deel van de voor het overige wat obligate Miljoenennota is volgens mij het laatste deel, dat gaat over de uitdagingen voor de toekomst. Maar bij het lezen over deze uitdagingen dacht ik toch telkens: waren deze er niet ook al, en ook al even urgent, toen het kabinet vier jaar geleden aantrad? Wat heeft de regering in de tussentijd met deze uitdagingen gedaan? Natuurlijk is er niet helemaal niets gebeurd, maar naar het oordeel van mijn fractie heeft de regering te vaak hooguit gereageerd en niet geregeerd als het gaat om de aanpak van de grote maatschappelijke problemen, die nu weer worden doorgeschoven naar het nieuwe kabinet, bestaande uit dezelfde partijen. Na elf jaar Rutte krijgen we nog weer een keer een vierde variant van hetzelfde. Maar met de laatste begroting van Rutte III is het wel tijd om de balans op te maken.

Laat ik de uitdagingen langsgaan. Om te beginnen is de kwaliteitsverbetering in het onderwijs, waarover de Miljoenennota rept, inderdaad hartstikke nodig, maar dat is ze al jaren. In het kader van de gevolgen van de coronapandemie is er nu incidenteel 8,5 miljard extra vrijgemaakt voor het onderwijs. Wat het onderwijs bovenal nodig heeft — het is al eerder gememoreerd vandaag — zijn structurele investeringen en die blijven opnieuw uit. Waarom alleen incidenteel en niet ook structureel geld erbij, vraag ik de minister. Mogelijk vindt hij het antwoord op zijn telefoon.

Dan de wooncrisis. Die heeft na elf jaar kabinet-Rutte zulke grote vormen aangenomen dat die steeds grotere groepen raakt en mensen, vooral jongeren, massaal de straat op heeft laten gaan. Het kabinet, gegijzeld door de VVD, weigert echter nog altijd de verhuurderheffing om te zetten in een investeringsplicht. Terwijl steeds meer mensen geen betaalbaar huis kunnen vinden, weigert de regering om rijke beleggers en roofkapitalisten die dit probleem mede veroorzaken, zoals Blackstone, aan te pakken. Wij weten natuurlijk niet wat er uit de formatie zal komen — die moet vandaag even zonder de minister doorgaan, omdat hij ook nog gewoon minister moet zijn; zo hoort dat in een parlementaire democratie — maar de aanpak van de wooncrisis had natuurlijk nooit doorgeschoven moeten worden naar een volgend kabinet. Graag een reactie van de minister.

Dat de uitdagingen in de zorg gigantisch zijn, blijkt deze weken helaas opnieuw in de overbelaste ziekenhuizen en op de ic's. Dit komt niet alleen doordat de regering door haar falende coronabeleid telkens achter de feiten aanloopt, maar ook doordat er structureel onvoldoende in de zorgcapaciteit is en wordt geïnvesteerd, ook niet gedurende de ruim anderhalf jaar coronacrisis. Graag een reactie van de minister. Dat de salarissen in de zorg nu eindelijk structureel omhooggaan is een broodnodige eerste stap, die echter ondanks en niet dankzij dit kabinet is genomen.

Ten aanzien van de arbeidsmarkt ziet de regering de kwetsbaarheid van flexcontracten ook als een uitdaging, maar de totaal doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt en de bestaansonzekerheid die dat creëert voor een groeiende groep mensen is natuurlijk al veel langer een groot probleem. Bovendien is het onderdeel van een grotere tweedeling, een die dwars door onze maatschappij trekt en steeds diepere sporen nalaat. Het is een tweedeling tussen niet alleen flex en vast, maar ook tussen praktisch en theoretisch geschoold, tussen mensen met veel kansen op een goede baan, goed onderwijs, een betaalbare woning en een gezond leven en een groep mensen met veel minder kansen. Scheidend SCP-directeur Kim Putters waarschuwt al jaren voor die groeiende kloof. Onze maatschappij wordt daarmee steeds minder een "samenleving". Dat zou niet alleen socialisten zorgen moeten baren. Tijdens de vorige Financiële Beschouwingen vroeg mijn fractie opnieuw aandacht hiervoor, maar over deze bredere kloof lezen we wederom niets terug in de Miljoenennota. Van een in essentie, uitzonderingen daargelaten, rechts-liberaal kabinet kun je misschien weinig anders verwachten, maar het roept de vraag op hoe de minister dit ziet. Ziet hij niet, met Kim Putters, dat er ook een uitdaging ligt voor in ieder geval het volgende kabinet, als het gaat om die groeiende tweedeling?

Dit brengt mij bij een uitdaging die ik mis in de toekomstbeschouwing van de regering. Het is er een waaraan mijn fractie jaar in, jaar uit, wel aandacht heeft besteed. Dat betreft de grote en groeiende vermogensongelijkheid in Nederland. De groeiende kloof tussen arm en rijk in onze samenleving is niet alleen ten diepste onrechtvaardig, maar gaat ook ten koste van de kwaliteit van onze samenleving, van de sociale cohesie, en ondermijnt onze democratie. Onlangs was er in het nieuws dat het aantal miljardairs in Nederland tot een recordaantal van 45 is gestegen. Wat de SP-fractie betreft zijn dit er 45 te veel. In een fatsoenlijke en eerlijke samenleving zou niemand zo absurd rijk hoeven te zijn.

De heer Van Ballekom i (VVD):

Dit is ongeveer dezelfde interventie die de heer Van Apeldoorn vorig jaar heeft gehouden. Ik zou hem willen vragen of hij kennis heeft genomen van het CBS-rapport van 14 oktober jongstleden. Daarin wordt aangegeven dat bijvoorbeeld de kinderarmoede met de helft is gedaald sinds 1980, dat de inkomensongelijkheid tot 1999 enigszins toenam, maar sindsdien is gestabiliseerd en dat het percentage van de superrijken de afgelopen 40 jaar stabiel is gebleven. Van de 45 onderzochte landen in Europa is het percentage zelfs het laagste. Als hij dat rapport niet gelezen heeft, dan zou ik de heer Van Apeldoorn met liefde en plezier een kopie willen bezorgen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan de heer Van Ballekom voor zijn interventie. Ik ken dat rapport wel. Het is belangrijk om hier inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid uit elkaar te houden. De inkomensongelijkheid in Nederland is redelijk stabiel. Er zijn landen met een lagere inkomensongelijkheid. De loonkloof overigens tussen bijvoorbeeld CEO's en de werkvloer is wel degelijk gestegen in Nederland. Het hangt er ook een beetje van af naar welke statistieken je dan kijkt. De ginicoëfficiënt is inderdaad niet gestegen in al die jaren. De vermogensongelijkheid in Nederland, zo blijkt uit verschillende onderzoeken — dat heeft de regering ook meerdere malen toegegeven — is wel degelijk ongekend hoog. Die is binnen de rijke landen, de landen van de OESO, in Europa ongeveer het hoogst. Buiten Europa kennen alleen de Verenigde Staten een hogere vermogensongelijkheid. Die ongelijkheid is ook gestegen. De rijkste 1% in Nederland bezit een derde van het totale vermogen. De rijkste 0,1% bezit 16% van het totale vermogen. Als dat geen hele grote, extreme vermogensongelijkheid is, dan weet ik het ook niet meer.

De voorzitter:

Gezien de tijd stel ik voor om door te gaan, tenzij de heer Van Ballekom nog een hele korte vraag heeft.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, voorzitter, ik ga de discussie van vorig jaar niet herhalen. Daar worden we het kennelijk nooit over eens.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat waren gewoon slechts de feiten, voorzitter. Terwijl deze 45 superrijken in totaal 219,6 miljard bezitten, zijn er ook nog 220.000 werkende armen in Nederland, die zich vaak diep in de schulden hebben moeten steken en die, ondanks dat ze wel een baan hebben, vaak niet op vakantie kunnen of straks met sinterklaas weer aan de kinderen moeten vertellen dat de goedheiligman helaas geen tijd had om bij hun huis langs te gaan. Wat vindt de minister eigenlijk van dit contrast? Ziet hij dit als een maatschappelijk probleem? En waarom heeft dit kabinet wederom niet ingezet op een substantiële verhoging van het minimumloon?

En, zo zeg ik ook in de richting van de heer Ballekom, er groeien nog steeds 250.000 kinderen in armoede op in ons land. Dat is en blijft een schande. We hebben met steun van vele andere fracties hiervoor vaak aandacht gevraagd in dit huis, en uiteindelijk via een heel breed aangenomen motie de regering ertoe bewogen om te komen tot een kwantitatieve reductiedoelstelling. Hoe staat het hier nu mee, zo vraag ik de minister. Mijn fractie is nog niet gerust op de uitvoering van deze motie.

Voorzitter. Laat ik met de regering ook de misschien nog wel allergrootste uitdaging noemen, de klimaatcrisis, enkele dagen nadat in Schotland 200 regeringen er opnieuw niet in geslaagd zijn de nu noodzakelijke stappen te zetten. De regering trekt in deze begroting 6,8 miljard extra uit voor het klimaat, maar laat nog steeds na voldoende de grote vervuilers te laten betalen voor de transitie die zo van levensbelang is. Die transitie gaan we ook niet voor elkaar krijgen als de kosten ervan niet eerlijk verdeeld worden. Dat brengt mij op de energiebelasting. Het kabinet heeft nu voor een gedeeltelijke compensatie voor de snel stijgende energierekening gezorgd, maar mijn fractie vindt het onbegrijpelijk dat huishoudens nog ongeveer 30 keer zo veel voor hun aardgas betalen als bedrijven. Waarom is die energiebelasting nog steeds zo onrechtvaardig, zo vraag ik de minister.

Verschillende collega's, vooral die van de ChristenUnie, hebben al aandacht gevraagd voor het bestrijden van de groeiende energiearmoede. Waarom is de regering alleen met een generieke compensatie gekomen, terwijl mensen met de laagste inkomens dan nog steeds veel moeite zullen hebben met het betalen van hun energierekening? Ik overweeg op deze punten een motie in te dienen.

Voorzitter. De regering moet echter ook geprezen worden. Zij heeft met andere regeringen in de Europese Unie en organisaties zoals het IMF geleerd van het macro-economische geblunder tijdens de vorige crisis. In plaats van meteen weer te gaan bezuinigen, heeft het kabinet veel — over meerdere jaren gerekend 80 miljard —- extra geld uitgegeven, vooral ook om de economie tijdens de crisis overeind te houden. De SP was het niet altijd eens met hoe en onder welke voorwaarden het geld werd uitgegeven. Ik noem maar eventjes de 6,5 miljard die naar een enkel bedrijf is gegaan, te weten KLM. Maar wij waren blij dat de regering inzag dat alleen een massief overheidsingrijpen veel erger kon voorkomen. Dat is dan ook gebeurd. Het economisch herstel is, ondanks de grote zichtbare sporen die de pandemie door onze economie en samenleving trok en trekt, sneller gekomen dan bijna iedereen, ook mijn fractie, toen dacht. Dat is ronduit positief.

En als we kijken naar de begroting voor volgend jaar, dan zien we dat bezuinigingen nog steeds achterwege blijven. Dat is buitengewoon verstandig, omdat het herstel in veel opzichten nog broos is en bovendien omdat er, in plaats van bezuinigingen, vooral juist nog veel publieke investeringen in een betere samenleving nodig zijn, en meer dan dit kabinet erkent. Dit broze herstel wordt mogelijk nog fragieler nu we in Nederland en elders weer in de zoveelste coronagolf zijn terechtgekomen. Kan de minister daarop reflecteren? Intussen bedreigt een snel oplopende inflatie ook de koopkracht van veel mensen, terwijl die koopkracht toch al op nul stond, ondanks de groeiende economie. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. De minister bleek veel diepere zakken te hebben dan hij zelf vermoedelijk bevroedde of eerder, althans publiekelijk, wilde erkennen. Gebleken is dat onder voldoende druk alles wel degelijk vloeibaar wordt. Als het nodig is, is er geld genoeg. De minister of zijn opvolger kan nu dus niet meer zeggen dat er geen geld is. Evenmin kan de minister nog zeggen: kan niet, want mag niet van Brussel. Als het nodig is, kunnen de knellende begrotingsregels, zowel de eigen als die van Brussel, in één keer buiten werking gesteld worden zonder dat dat het einde van de wereld blijkt te zijn. Integendeel, het helpt ons en heeft ons geholpen langdurige sociale en economische ellende te voorkomen. Als de vraag zo massaal uitvalt — dat leert basale macro-economie — moet de overheid bijspringen en de diepe zakken legen. De vraag is echter wel of we nu definitief van het knellende keurslijf van Brussel verlost zullen zijn en of de minister zijn opvolger adviseert zich in Europa in te spannen voor in ieder geval intelligentere regels.

Voorzitter. Wat ook historisch is, opnieuw dankzij de Tweede Kamer en niet dankzij de regering, is dat na decennia van verlaging en na eerdere voornemens van het kabinet om tot een nog verdere verlaging van de winstbelasting te komen, en nadat die voorstellen gesneuveld waren, het Vpb-tarief nu voor het eerst omhoog is gegaan, zij het met een bescheiden 0,8%. Voor mijn fractie is dit historische keerpunt het vertrekpunt naar een veel eerlijker verdeling van de lasten tussen arbeid en kapitaal. Ik zie de heer Van Ballekom sceptisch kijken. Hetzelfde geldt voor de aanpak van de belastingontwijking, bijvoorbeeld via de Zuidas naar de Maagdeneilanden, een route waarvan de minister tot onze verbazing naar eigen zeggen in 2009 nog niet wist dat die zo gevoelig lag. Gelukkig weet hij dat nu wel, en met hem de regering en ook vele andere regeringen, getuige het recente belangrijke OESO-akkoord. Maar hier liggen — ik sluit daarmee aan bij collega Crone — ook nog veel vragen voor mijn fractie. Ik hoor graag een eerste reflectie van de staatssecretaris daarop. Dat betreft het schokkende bericht van gisteren dat dit kabinet overweegt om opnieuw een knieval te maken voor het grootkapitaal en voor te stellen de dividendbelasting alsnog af te schaffen. Ik hoop dat het bericht niet waar is, maar ik hoor het graag van de staatssecretaris. Anders komen we daar bij het Belastingplan ongetwijfeld uitgebreid op terug.

Aan de andere staatssecretaris heb ik uiteraard nog een vraag over het zich maar voortslepende toeslagenschandaal, waarbij nog zoveel mensen wachten op terugbetaling en op compensatie van het hun aangedane leed. Omdat het allemaal zo lang duurt, voelen die mensen zich opnieuw door de overheid in de steek gelaten. In het debat met de staatssecretaris in februari van dit jaar heeft mijn fractie de staatssecretaris gewezen op de dure plicht om de aan de slachtoffers gemaakte beloften nu ook echt na te komen. We moeten helaas echter constateren dat dit niet het geval is, nu nog maar 10% van de aangemelde gedupeerden een integrale beoordeling heeft gehad en de rest nog steeds in onzekerheid verkeert. Het trage verloop van de hersteloperatie en de opeenstapeling van fouten hierbij dreigen zo een nieuw schandaal te worden. Hoe is het mogelijk, vraag ik de staatssecretaris, dat dit zo lang moet duren? Hoe reflecteert zij zelf op het feit dat de regering de gemaakte beloften van spoedig herstel, voor zover het betrokken leed ooit hersteld kan worden, op deze manier niet is nagekomen?

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, let u op uw resterende spreektijd?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter, ik rond af. Dit zouden weleens de laatste Financiële Beschouwingen van deze minister kunnen zijn, maar ik zie desalniettemin niet minder uit naar zijn beantwoording en het vervolg van het debat.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de pauze tot 13.30 uur.