Plenair Van Hattem bij debat over de verhouding tussen de centrale overheid en decentrale overheden



Verslag van de vergadering van 11 mei 2021 (2020/2021 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Laat ik maar meteen tot de kern komen. In dit debat over de verhouding tussen de centrale overheid en de decentrale overheden staat voor de PVV de positie van de volksvertegenwoordiging centraal en dan met name de kaderstellende en de controlerende rol van de verschillende volksvertegenwoordigingen. Want ongeacht de wijze waarop het stelsel wordt ingericht van taken en financieringsconstructies, de democratische sturing en controle is in alle gevallen cruciaal. Op dit moment schort het daaraan behoorlijk.

Wat we op landelijk niveau zien rond de toeslagenaffaire, het onvolledig en onjuist informeren van volksvertegenwoordigers en een structureel gebrek aan transparantie, is een probleem dat zich op alle bestuurslagen voordoet. Met de vele bestuurlijke overlegtafels en akkoorden is het de laatste jaren alleen maar erger geworden. In het rapport van de Raad van State wordt dit ook wel geconstateerd, maar enigszins verhullend omschreven als een "kwetsbaarheid in democratische besluitvormingsprocedures", en dan met name bij de 30 energieregio's en de zogenaamde deals, zoals de City Deals. Dat is geen kwetsbaarheid, maar gewoon een ondemocratische achterkamerkongsi. Van al dit soort overlegtafels en clubjes worden doorgaans bewust geen verslagen vastgelegd. Als volksvertegenwoordigers, journalisten of burgers verslagen opvragen, dan zijn deze non-existent en als ze er al zijn, worden ze onder het mom van de Ruttedoctrine weggelakt als "persoonlijke beleidsopvattingen". Dat maakt de democratische en publieke controle onmogelijk.

Als voorbeeld noem ik de verslagen van het Klimaatberaad. Ondanks een aangenomen motie-Van Hattem van deze Kamer om alle verslagen openbaar te maken, weigert dit kabinet nog steeds een deel van de verslagen onder de zwarte lakstift uit te halen en is nog steeds niet inzichtelijk welke inbreng door welke organisatie is geleverd. Het kabinet heeft hierbij gewoon zwarte lak aan artikel 68 Grondwet en weigert parlementsleden desgevraagd volledig te informeren. Op decentraal niveau kunnen ook bijvoorbeeld Statenleden die stukken opvragen over zulke overlegtafels, evengoed fluiten naar deze informatie. Kortom, kan de minister aangeven wat zij gaat doen om de informatievoorziening vanuit de overheden en de transparantie structureel te verbeteren? Kunnen volksvertegenwoordigers voortaan wel alle stukken krijgen die zij nodig hebben om hun controlerende taak effectief uit te voeren? En worden er bij overlegtafels en soortgelijke gremia voortaan deugdelijke verslagen en bij voorkeur ook bandopnames gemaakt, om de controlemogelijkheden te kunnen borgen? Graag een reactie van de minister.

Typerend is ook dat het rapport van de Raad van State wel ingaat op de rol van koepels zoals het IPO en de VNG, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, maar niet of nauwelijks op de rol van de volksvertegenwoordiging. Het bestuurlijk overleg via die koepels heeft prioriteit boven de gemeenteraadsleden of de Statenleden. Laten we niet vergeten dat artikel 125 Grondwet duidelijk is. De raad en de Staten zijn het hoogste orgaan op hun niveau, terwijl in de koepelorganisaties in principe alleen de colleges vertegenwoordigd zijn, en dan vaak ook nog op een heel indirecte manier of alleen bij de algemene ledenvergadering. Door die koepels een steeds grotere rol te geven, wordt de democratische controle dus ook verder uitgehold. Bij bijvoorbeeld de klimaattafels en het Interbestuurlijk Programma IBP hebben juist die koepels een sterke rol. Zo kreeg ikzelf als raadslid van Den Bosch te horen dat de gemeentelijke sturing op het IBP met name via het spoor van de G40-gemeenten loopt. Dan sta je als raad wel erg ver op afstand, en dat terwijl via het IBP heel ingrijpende zaken worden geregeld, zoals de aardgasvrije wijken en de regionale asielopvanglocaties, zogenaamd "maatschappelijke opgaven", die vooral aan de maatschappij worden opgelegd.

Vorig jaar bleek al uit een onderzoek over twee jaar IBP onder verschillende overheden dat medeoverheden zich door de ambities van het kabinet voor het IBP overvallen voelden. Van een gezamenlijke aanpak bleek geen sprake. Het was vooral — en het werd letterlijk zo genoemd — "een Haags feestje", eenzijdig vanuit het kabinet en het regeerakkoord beredeneerd. Op schriftelijke vragen die ik hierover aan de minister stelde, kwam een nogal ontwijkend antwoord. Het kwam erop neer dat de minister eigenlijk geen boodschap had aan dit onderzoek en dat het slechts in een brede evaluatie zou worden meegenomen. Maar het feit is en blijft dat het IBP vooral een wensenlijstje is van het kabinet voor drammende deugambities zoals aardgasvrije wijken, het huisvesten van de asielmassa-immigratie en de stikstofknoet waar de medeoverheden aan de haren worden bij gesleurd.

Van sturing en kaderstelling vanuit raden, Staten of het parlement is geen sprake bij het IBP. Het ministerie dicteert het programma en de bestuurders van de medeoverheden buigen braaf mee, in ruil voor zoethoudertjes zoals de regiodeals. Ook daarop ontbreekt een effectieve controle. Tenzij volksvertegenwoordigers op eigen initiatief doorvragen over deze dossiers, wordt informatie niet of nauwelijks gedeeld. Gedeeld wordt hooguit pas in een fase waarin alle bestuurlijke afspraken al beklonken zijn en het ambtelijk apparaat al in de uitvoeringsmodus zit en waarbij alles wordt verpakt in een bestuurlijke enveloppe.

Binnen het IBP worden deals gesloten, bijvoorbeeld voor de enveloppe natuur en waterkwaliteit, en vervolgens mogen bestuurders gaan stoeien over zogenaamd "indicatieve toedelingen" van tientallen miljoenen voor bijvoorbeeld veenweidegebieden. Daarbij bepaalt het kabinet welk deel hiervoor verstrekt wordt in het kader van het Klimaatakkoord. Met die smeermiddelen gaan bestuurders van medeoverheden vanzelf ook braaf in de pas lopen met dat Klimaatakkoord, om niet het risico te lopen die indicatieve toedeling te verspelen.

Voor alle duidelijkheid: volksvertegenwoordigers worden hierin niet meegenomen en moeten soms zelfs Wob-verzoeken indienen om hier enig inzicht in te kunnen krijgen, want dit wordt vanwege "persoonlijke beleidsopvattingen" en "intern beraad" slechts deels openbaar gemaakt. Kortom, kan de minister aangeven of zij bereid is de volksvertegenwoordigers een betere, sturende, kaderstellende en controlerende rol te geven rondom het IBP, of nog beter om geheel af te stappen van deze interbestuurlijke achterkamersociëteit?

Tussen de centrale en decentrale overheden zijn steeds meer gremia ontstaan met soms verstrekkende invloed, bijvoorbeeld het Veiligheidsberaad van burgemeester Bruls. Burgemeesters worden geacht gecontroleerd te worden door de gemeenteraden, maar van effectieve controle is hier geen sprake, omdat ze namens de Veiligheidsregio deelnemen. Kan de minister aangeven hoe zij de democratische controle op dit gremium ziet en hoe te voorkomen is dat volksvertegenwoordigers het nakijken hebben? Hetzelfde geldt voor de Regionale Energiestrategie. Er worden eisen vanuit het Rijk neergelegd, maar gemeenten krijgen nauwelijks ruimte om hier zelf van af te wijken. Alles wordt in een fuik gedouwd van te behalen doelstellingen. Kan de minister aangeven wat er daardoor nog overblijft van de lokale autonomie? En waarom moet de energievoorziening zo nodig decentraal opgewekt worden, terwijl dat al een eeuw lang vooral gecentraliseerd op een effectieve manier plaatsvindt? Waarom toch iedere gemeente c.q. regio zelf het wiel opnieuw laten uitvinden?

Dan de suggesties die de Raad van State doet. Die zetten ook geen zoden aan de dijk. Nog meer gemeentelijke schaalvergroting en daarmee meer herindelingen. Kan de minister ook maar een snipper bewijs aanleveren dat deze schaalvergroting effectief is? Vooralsnog blijkt dat nergens uit. Ook grote gemeenten lopen keihard tegen uitvoeringsproblemen op, en juist grote gemeenten hebben vaak financieel een groot gat in de hand. Daarbij komt dat grotere gemeenten evengoed bijvoorbeeld jeugdzorg in regionaal verband moeten inkopen. Dan blijf je met regionale afspraken zitten en met gemeenteraden, die hier niet of nauwelijks op kunnen sturen. Kan de minister aangeven hoe ze de kaderstellende rol van de raden denkt te verbeteren? Schaalvergroting lost het immers geenszins op.

Ook de suggestie om het gemeentelijk belastinggebied te vergroten, is het paard achter de wagen spannen. Dit zal alleen maar zorgen voor een stapeling van lasten voor onze burgers om de gemeentelijke linkse hobby's in stand te houden. Begin eerst maar eens grondig te bezuinigen op elitaire cultuurclubjes, subsidieslurpers en klimaatdrammers. Ook de nodige diversiteitsambtenaren kunnen bij veel gemeenten gemist worden.

Voorzitter, tot slot. Het Rijk is nu aan gemeenten regionale asielvoorzieningen aan het opdringen. In Oegstgeest zagen we onlangs het ongemak van de lokale CDA-fractie, die het toch problematisch vond om deze asielzoekers door een villawijk te laten lopen. Dit ongemak dreigt met dit kabinet op veel meer plaatsen. Wat de PVV betreft sluiten we de grens voor deze massa-asielmigratie en is de opvang in een regionale asielvoorziening in hun eigen regio en niet in ons land. En dan nog alle huurwoningen die worden weggegeven aan statushouders. Er is een compleet scheve verhouding tussen de centrale en de decentrale overheid. Gemeenten moeten niet gedwongen worden om huizen weg te geven, maar moeten hun eigen inwoners goed huisvesten. Kan de minister aangeven of er eindelijk een einde kan komen aan deze schandalige achterstelling van lokale woningzoekenden ten opzichte van asielmigranten? Kan zij toezeggen dat lokale volksvertegenwoordigers ook voor de belangen van hún burgers kunnen zorgen in plaats van de "maatschappelijke opgaven" die door het ministerie worden opgelegd?

Voorzitter, tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. De heer Van der Voort namens D66.

De heer Van der Voort i (D66):

Ik heb eigenlijk maar een korte en eenvoudige vraag. Deze kritische analyse van de heer Van Hattem hebben we gehoord, maar ik vraag mij af of de heer Van Hattem ook constructieve oplossingsrichtingen heeft.

De heer Van Hattem (PVV):

Er zijn heel veel oplossingsrichtingen te bedenken en ik heb heel veel terreinen benoemd, dus ik weet niet op welk onderdeel de heer Van der Voort specifiek doelt. Maar de kern van mijn betoog is, zoals ik aan het begin al heb gezegd, dat volksvertegenwoordigers beter in stelling moeten worden gebracht. Waar nu informatie terughoudend of niet wordt verstrekt, moet er een veel betere informatievoorziening komen richting de volksvertegenwoordigers. En, wat ook heel essentieel is: de kaderstellende en sturende rol van de volksvertegenwoordiging moet beter worden neergezet. Nu is het zo dat bij heel veel van bijvoorbeeld die akkoorden de gemeenteraden en Provinciale Staten niet of nauwelijks worden betrokken, omdat het allemaal om uitvoering zou gaan, waar zij eigenlijk niet over gaan. Dat moet anders. Er moet gewoon een veel actievere rol worden weggelegd voor de volksvertegenwoordiging, zodat het democratische gehalte van het openbaar bestuur toeneemt, zowel centraal als decentraal.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kox namens de fractie van de SP.