Plenair Otten bij voortzetting behandeling Geweldsaanwending opsporingsambtenaar



Verslag van de vergadering van 20 april 2021 (2020/2021 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Allereerst wil ik op de zaken vooruitlopen en de heer Talsma alvast veel geluk wensen met zijn maidenspeech, die direct na mijn bijdrage volgt.

Voorzitter. Allereerst wil onze fractie haar waardering uitspreken voor de vele politieagenten die dagelijks, vaak onder moeilijke omstandigheden en tegen een matige beloning, in de frontlinie van de steeds harder wordende Nederlandse samenleving moeten opereren. In dat kader zou ik de woorden van de heer Tjeenk Willink — hij is net al een paar keer langsgekomen in de interrupties — uit zijn brief van gisteravond willen aanhalen: vertrouwen geven is een voorwaarde voor vertrouwen krijgen. Ik denk dat dat ook op deze discussie van toepassing is.

Voorzitter. Met het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, wordt een wettelijk kader voor beoordeling van geweldsaanwending door opsporingsambtenaren geïntroduceerd. In grote lijnen bestaat dit wetsvoorstel uit drie onderdelen. Ten eerste wordt er een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren opgenomen die geweld hebben toegepast in de rechtmatige uitoefening van hun taak en die daarbij overeenkomstig de geldende regels hebben gehandeld. Het voorstel voorziet in een strafbaarstelling van overtreding van de geweldsinstructie. Dat is het tweede aspect. Het derde aspect is dat er een wettelijk kader wordt gecreëerd waarbinnen met toepassing van opsporingsbevoegdheden onderzoek kan worden gedaan naar het gebruik van geweld door een opsporingsambtenaar, zonder dat die opsporingsambtenaar als verdachte van een strafbaar feit wordt aangemerkt.

Voorzitter. Wij zien in deze Kamer regelmatig slechte wetgevingsprojecten voorbijkomen en onze fractie aarzelt doorgaans dan ook niet om deze Eerste Kamer en de regering daarop te wijzen als dat het geval is. Maar dat is hier niet het geval. Dit wetsvoorstel is wat onze fractie betreft een goed doordachte en weloverwogen noodzakelijke modernisering van de bestaande wetgeving. Dat mag ook weleens gezegd worden. Met dit wetsvoorstel wordt de positie van de opsporingsambtenaar die in de rechtmatige bediening van zijn functie geweld uitoefent, meer recht gedaan. Een opsporingsambtenaar die de geweldsinstructie rechtmatig toepast, wordt nu niet meer automatisch als verdachte aangemerkt. Daarbij moet een beroep worden gedaan op de strafuitsluitingsgrond van artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het gebruikelijke onderzoek door de Rijksrecherche wel kan worden ingesteld op basis van het nieuwe wettelijke kader. Dat is wat onze fractie betreft een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Opsporingsambtenaren die professioneel en rechtmatig handelen bij het toepassen van geweld dienen niet van rechtswege als verdachte te worden aangemerkt.

Het is al eerder gememoreerd door anderen: de samenleving is behoorlijk verhard en de opsporingsambtenaren die dagelijks in de frontlinie moeten opereren, dienen dan ook niet als verdachte te worden aangemerkt als ze op rechtmatige wijze geweld hebben toegepast. Artikel 7 van de Politiewet legitimeert het gebruik van geweld wanneer het daarmee beoogde doel dit rechtvaardigt en het doel niet op een andere manier kan worden bereikt. Het optreden van de Nederlandse politie wordt in z'n algemeenheid, een aantal zeer ernstige incidenten daargelaten, gekenmerkt door terughoudendheid, zeker in vergelijking met veel andere landen. Geweld mag slechts worden aangewend wanneer andere, minder ingrijpende middelen in het gegeven geval niet toereikend zijn. Ook moet de wijze waarop het geweld wordt gebruikt, altijd proportioneel zijn, in verhouding staan tot het beoogde doel en redelijk en gematigd zijn. Deze vele afwegingen moeten regelmatig onder grote tijdsdruk in een split second plaatsvinden door opsporingsambtenaren in vaak snel escalerende situaties.

Voorzitter. Ik kom op het wettelijk kader voor het onderzoek naar geweldsgebruik door opsporingsambtenaren. Het is vanzelfsprekend van groot belang dat er gedegen onderzoek wordt gedaan indien het geweldsmonopolie wordt toegepast, zeker wanneer dat letsel of, erger nog, de dood tot gevolg heeft. Transparantie en onafhankelijkheid zijn hierbij van groot belang. Dat is cruciaal voor het vertrouwen van de samenleving in het functioneren van de politie. Er wordt dan ook altijd onderzoek verricht door de Rijksrecherche. Dit wetsvoorstel introduceert in het Wetboek van Strafvordering een onderzoekskader, waaraan ik al refereerde, waarbinnen de Rijksrecherche opsporingsbevoegdheden kan uitoefenen ten behoeve van feitenonderzoek naar geweldsaanwending door een opsporingsambtenaar, zonder dat de opsporingsambtenaar hiervoor hoeft te worden aangemerkt als verdachte. We praten dan over gevallen waarbij geen redelijk vermoeden is van een strafbaar feit.

Voorzitter. Dan kom ik op de behandeling van strafzaken tegen opsporingsambtenaren op basis van deze wet. Er is sprake van het concentreren van dergelijke strafzaken bij de rechtbank Midden-Nederland, niet alleen vanwege het beperkte aantal jaarlijkse gevallen, maar ook zodat er op deze wijze specifieke kennis kan worden opgebouwd en dit geconcentreerd kan gebeuren. Dat lijkt onze fractie in z'n algemeenheid een goed idee. Kijk bijvoorbeeld naar de ervaringen met de Ondernemingskamer, waar ook gespecialiseerde en geconcentreerde kennisopbouw heeft plaatsgevonden. De Raad van State adviseerde echter om hiervan af te zien. Is er nog steeds sprake van concentratie van deze zaken bij de rechtbank Midden-Nederland? Of is de minister hier in navolging van de Raad van State van afgestapt? Wij ontvangen daarop graag een toelichting van de minister.

Ik rond af. Onze fractie vindt de voorgestelde wijzigingen in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van geweldsaanwending door opsporingsambtenaren een adequate en proportionele modernisering van de huidige wetgeving. Wij zijn dan ook voornemens om dit wetsvoorstel te steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Dan geef ik ten slotte in deze termijn het woord aan de heer Talsma, die zal spreken namens de fractie van de ChristenUnie. De heer Talsma zal zijn maidenspeech uitspreken. Ik herinner de leden eraan dat er bij maidenspeeches niet wordt geïnterrumpeerd.