Plenair Van der Burg bij behandeling Beleidsdebat Koninkrijksrelaties



Verslag van de vergadering van 6 april 2021 (2020/2021 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Ik had hier eigenlijk niet moeten staan, maar Annemarie Jorritsma had hier moeten staan. Zij is ook degene die met onder anderen de heer Rosenmöller en mevrouw Oomen naar de Antillen is geweest. U weet waarom zij het vorige week druk had. Het is wel jammer, want wij zouden dit debat met elkaar voeren naar aanleiding van het grote bezoek vorig jaar. Dat kon niet doorgaan vanwege corona. Het is twee keer uitgesteld inmiddels. We snappen de overwegingen waarom er toch gekozen is voor dit debat. We delen die overwegingen ook en hebben er ook mee ingestemd, maar toch voelt het wat ongemakkelijk. Maar het debat niet voeren voelt ook ongemakkelijk.

Mijn insteek zal op sommige punten een andere zijn dan die van andere sprekers. Ik deel weliswaar de zorgen die ik veel mensen hier heb horen uitspreken, maar voor een deel zie ik geen verschil tussen de drie eilanden die een gemeente zijn op een paar duizend kilometer verderop en de vijf gemeenten die eilanden zijn hier aan bovenkant van het Europese deel van Nederland. In eerste instantie zijn de politieke vertegenwoordigers ervoor verantwoordelijk, helemaal als het gaat om onze drie zusterlanden. Ik deel heel erg de emotie en het gevoel, maar ik denk in eerste instantie wel: de verantwoordelijkheid voor wat er in de andere landen gebeurt, ligt niet bij ons. Als het gaat om de drie gemeenten probeer ik zo veel mogelijk te kijken naar de gemeenten, met één nadrukkelijke uitzondering, maar daar kom ik zo op terug.

Mijn complimenten voor wat de staatssecretaris de afgelopen vier jaar allemaal heeft gedaan. Het ingewikkelde is wel dat hij op dit moment demissionair is. Dat maakt de vraag waar we in de toekomst naartoe gaan op dit moment ingewikkeld voor de staatssecretaris. Datzelfde geldt ook voor het demissionaire kabinet dat we hebben op Curaçao. Ik vraag daar wel meteen een reflectie op van de staatssecretaris, omdat ik het idee heb dat de verkiezingsuitslag op Curaçao, die wij uiteraard respecteren, zijn werk niet automatisch een stuk makkelijker zal maken de komende tijd.

Het is wellicht te vroeg om nu al te kunnen reageren op Aruba. Dat heeft ook een heel andere context. Daar moeten we zeker bij de waaromvraag wegblijven. Ik zou bijna zeggen dat het niet aan de staatssecretaris noch aan deze Kamer is. Het is vooral intern, maar we gaan er wel mee te maken krijgen.

Over Sint-Maarten is hier al vaak genoeg gezegd dat de relatie niet heel erg goed is, mede in het licht van de beschuldigingen die zijn gedaan. Die beschuldigingen zeggen wat mij betreft niks over de staatssecretaris en zijn handelen in dezen, maar meer over de politici die die beschuldigingen hebben gedaan. Dit is niet de manier waarop je het met elkaar moet doen. De heer Nicolaï heeft aan een aantal van ons gevraagd wat we vinden en komt dan met het verhaal van de overeenkomst. Wij hebben met de landen een overeenkomst afgesloten; hoe je het ook wendt of keert. Of je sluit die niet af en je mag van alles doen wat erbij hoort, of je sluit hem wel af en dan handel je er ook naar. Je gaat niet na afsluiting zeggen: maar we gaan nu wel naar de VN. Eigenlijk klopt het niet wat je dan doet. Dan had je geen overeenkomst moeten afsluiten.

En ja, ik zie wel een groot probleem. Ook ik denk namelijk dat sommige dingen niet in het belang zijn van de bevolking van Sint-Maarten. Maar daar ga ik niet over. Daar gaan wij niet over. Daar gaat de staatssecretaris niet over. Daar gaan de politici op Sint-Maarten over.

Wat de VVD betreft is het erg helder. De hervormingen die zijn afgesproken, moeten nagekomen worden. De koppeling met de 18 miljoen waar Sint-Maarten nog recht op heeft, moet wat de VVD betreft dus ook niet ter discussie komen te staan. Ik vraag in ieder geval aan de staatssecretaris of hij dit met de VVD eens is. Ik trek dus niet de vergelijking met een moeder die haar dochters hervormingen oplegt. U hoort me ook steeds spreken over de zusterlanden. Ik trek wel een vergelijking met de hervormingen die binnen Europa aan landen zijn opgelegd in het kader van de coronabudgetten die daar ter beschikking zijn of worden gesteld. Ook dat zijn namelijk gelijkwaardige landen.

Voorzitter. De heer Recourt zei net: het Statuut kan niet nog 20 of 30 jaar lang op deze manier mee. Maar ik vrees, meneer Recourt, dat het wel gaat gebeuren. We gaan het vandaag niet uitgebreid hebben over de geschillenregeling, maar daar zijn we al elf jaar mee bezig. Ik weet niet of we die dit jaar — we kennen de notitie van de staatssecretaris nog niet — op een goede manier met elkaar gaan afronden, in het licht van de situatie die we nu met elkaar hebben.

Voor ik op die geschillenregeling inga, nog iets anders. Ik ben het namelijk wel heel nadrukkelijk eens met de heer Rosenmöller, die zegt dat we — zonder dat dat kritiek is op de staatssecretaris — meer aandacht moeten besteden aan de Koninkrijksrelaties. Dan heb ik het zowel over de vier als de drie, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik vind ook dat we niet alleen moeten kijken naar het gegeven dat op Curaçao een Nederlandonvriendelijke regering zit, ze op Sint-Maarten rare dingen doen en in Aruba nu beschuldigingen liggen. Nee. Ook zij kunnen bespiegelingen hebben over het vierde land — dat zijn wij — en dingen die wij niet goed doen. Daar moet je het dan dus in gelijkwaardigheid met elkaar over hebben.

De heer Recourt i (PvdA):

Ik denk dat ik het met de heer Van der Burg eens ben dat we waarschijnlijk over 20, 30 jaar nog met datzelfde Statuut opgescheept zitten. Maar dat ontslaat ons niet van de verplichting na te denken over hoe dat Koninkrijk er nou uit moet zien over 20, 30, wat mij betreft 40 jaar. Enige visie op "die kant moet het op" en "zo gaan we het inrichten" en "dat is het resultaat dat we willen hebben" moeten we als partijen denk ik allemaal ontwikkelen. Mijn vraag aan de VVD is: met of zonder Statuut, is die gedachte er? Is het Koninkrijk over twintig jaar nog identiek ingericht? Of hebben we een andere vorm?

De heer Van der Burg (VVD):

Ik ga ervan uit dat noch het Koninkrijk, noch het land Nederland over twintig jaar identiek aan nu is ingericht. Ik hoop dat wij blijven leren en blijven verbeteren. Ik geef echter al aan hoe ingewikkeld het is om het te hebben over de statuten als de geschillenregeling al elf jaar een ding is. Want ook dat is niet iets wat u en ik die andere drie kunnen en willen opleggen.

De heer Recourt (PvdA):

Ook daar ben ik het mee eens. Daarom wandelen we al heel lang om het Statuut heen. We denken: dat gaat toch nooit wat worden, want je krijgt het niet veranderd en je moet maar roeien met de riemen die je hebt. Maar mijn fractie begint zo langzamerhand te twijfelen of je daarmee niet naïef aan het worden bent. Je moet, weliswaar met perspectief op de langere termijn, gaan nadenken over: kan het niet anders en moet het niet anders? Want het is nu aanmodderen.

Mijn laatste vraag is dan: is de VVD, samen met de Partij van de Arbeid en mogelijk andere partijen, bereid om dat traject in te zetten? Niet voor de komende kabinetsperiode, maar laten we eens gaan praten met de andere landen over hoe wij het Koninkrijk over twintig jaar zien en wat voor staatsvorm daarbij past.

De heer Van der Burg (VVD):

Praten is goed, nuttig en noodzakelijk, denk ik, dus daarin vinden de VVD en de Partij van de Arbeid elkaar. Het is wel ingewikkeld — dat is de spanning die ik proefde bij u, bij de heer Dittrich en ook bij mijzelf, geen misverstand daarover — dat wij aan de ene kant onze zorgen willen omzetten in daden, terwijl onze cirkel van betrokkenheid veel groter is dan onze cirkel van invloed. We moeten ons met bepaalde zaken niet willen bemoeien, want daarvoor zijn anderen aangesteld. Dat is de spanning die ik voel. Ik voel ook heel veel spanningen met landen in Europa. Dan denk ik ook: dat moet anders, dat moet beter, dat kan anders, dat kan beter, en toch vind ik ook niet dat wij ons daarmee moeten bemoeien. Het is een beetje die spanning waar ik tegen aanloop, zeg ik tegen de voorzitter, met de bedoeling dat de heer Recourt het ook hoort.

Over de geschillenregeling komen we hopelijk nog te spreken, voorzitter. Sorry, het is mijn stemband, maar dat is niet iets om u zorgen over te maken, althans u niet, ik wel. Die geschillenregeling laat ik nu even voor wat zij is, maar we moeten daar wel snel mee aan de slag, ook in het kader van het gesprek dat ik net had met de heer Recourt en de wensen die door de heer Rosenmöller zijn geuit.

Dan de coronacrisis. Curaçao heeft het by far het zwaarst, niet alleen in het Koninkrijk maar zelfs letterlijk in de wereld, zou je kunnen zeggen. Het is goed dat je solidariteit ziet, en niet alleen van Nederland, in de zin dat wij extra ampullen sturen en verpleegkundigen die kant opgaan et cetera. Aruba, een land dat het ook niet makkelijk heeft, dat ook in een economische crisis zit, laat nu ook solidariteit zien, door extra ic-bedden open te stellen en te kijken wat zij kunnen doen.

Geen misverstand over wat ik net heb gezegd over Sint-Maarten. Dat geldt natuurlijk ook voor Aruba en voor Curaçao, als het gaat om de hervormingen die noodzakelijk zijn. Tegelijkertijd staat noodhulp wat ons betreft uiteraard niet ter discussie. Er moet gebeuren wat er moet gebeuren, want de gevolgen zijn buitengewoon groot. En dan heb ik het niet alleen over de gevolgen van corona op korte termijn, maar ook over de economische gevolgen. De economieën zijn totaal ingestort door het wegvallen van toerisme. U en ik leven in de veronderstelling dat op het moment dat het in Nederland weer goed gaat, het ook snel weer goed gaat, omdat wij gewoon de organisatiekracht hebben, en ook de middelen, laten we daar ook duidelijk over zijn, om er snel weer bovenop te komen. Dat is op de Antillen echt anders. Dat betekent dat we echt moeten kijken hoe we daar onze zusterlanden in kunnen helpen. Nogmaals, wel gekoppeld aan de hervormingen. Noodhulp blijft noodzakelijk. Maar ik vraag ook heel nadrukkelijk aan de staatssecretaris om te reflecteren op die wederopbouw van de economie, zeker ook op de BES-eilanden.

Ik vond het mooi wat de heer Rosenmöller net deed, toen hij het over de BES-eilanden had, want hij had het over "onze bevolking". Dat moeten wij heel nadrukkelijk beseffen: BES, dat zijn wij. BES is vergelijkbaar met iedere andere gemeente in Nederland. Daar gaan wij over. Dat is onze bevolking.

Tot slot, voorzitter, ook gezien de tijd, wil ik nog even stilstaan bij Sint-Eustatius. Ik zei dat BES anders is, want dat zijn gemeenten. Maar Eustatius is ook anders dan de andere twee. Zoals ook de heer Rosenmöller al zei: we hebben moeten ingrijpen, bijna drie jaar geleden alweer. Het was bijzonder dat we dat deden. Het is ook uitermate heftig wat we toen gedaan hebben. Maar het was noodzakelijk om te komen tot goed en betrouwbaar bestuur. Ik wil graag de reflecties van de staatssecretaris horen, hoe hij de situatie nu inschat, mede in het licht van het feit dat de heer Van Rij, die we daarmee onder andere hadden belast, nu met spoed terugkeert naar Nederland. Wat betekent dat voor de dynamiek?

Tot slot, voorzitter, dat moet echt gezegd worden, in de laatste 40 seconden die ik heb, en ik sla nog een stuk over, gezien de tijd. Er zijn enorme problemen op met name Aruba en Curaçao met betrekking tot de vluchtelingen, en dan heb ik het vooral over de Venezolanen. Daar moeten we echt wat mee doen. Daar hebben wij ook een verantwoordelijkheid in. Het ingewikkelde daarbij is dat wij, ook hier in het spraakgebruik spreken over "vluchtelingen" terwijl zij dat in de definitie van daar niet zijn, met de gevolgen die dat ook heeft voor de mindere rechten die dit oplevert dan wanneer ze formeel erkend zouden zijn als vluchtelingen. Maar tegelijkertijd is dat een crisis die te groot is voor Aruba en voor Curaçao om te handelen, en moeten we dus ook kijken welke rol wij kunnen spelen om onze zusterlanden daarin te kunnen helpen. Zeker op het gebied van de gezondheidszorg, maar ook op andere vlakken zullen we dat toch echt moeten doen.

Voorzitter, ik laat het hierbij, voordat u mij de mond snoert.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Burg. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de fractie van de SGP.