Plenair Kox bij voortzetting behandeling (zonder stemming aangenomen)



Verslag van de vergadering van 1 december 2020 (2020/2021 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Eerst iets rechtzetten wat ik in eerste termijn verkeerd heb gezegd in de richting van meneer Verkerk. Ik vertelde dat wij met twaalf mensen in onze woningwetwoning woonden. Maar ik vergat dat mijn oudste zus ging trouwen en dat ik dacht: nou, dat ruimt er in ieder geval één op. Maar toen kwam haar man bij ons inwonen en waren wij dus met nog meer mensen. Ik wil dat mijn familiehistorie in ieder geval correct verteld wordt. Uiteindelijk zijn ze allemaal vertrokken …

Voorzitter. Ik bedank de minister voor de aanvullende maatregelen waarmee ze zegt zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de expliciete wens van deze Kamer tot huurmatiging. Dat meen ik echt, het wetsvoorstel levert echt iets op voor een groot aantal huurders. Daarom verdient dit voorstel tot matiging ook de steun van onze Kamer. Komende voorstellen waar de minister naar verwijst, zullen leiden tot een maximering van de huurstijging in de vrije sector. Dat helpt ook, althans: afgezet tegen het beleid dat deze zomer nog het beleid van de minister was. In die zin is het ook een vooruitgang. Hoewel: het blijft een verlaging van een verhoging, dus in die zin het begrip "matiging" gebruiken, is een beetje lastig. Maar we zien ook dat voorstel met graagte tegemoet. We zien ook de andere voorstellen waarnaar de minister verwijst tegemoet. We tellen ze allemaal op. Hoe meer, hoe beter, zal ik maar zeggen. Het is bijna Sinterklaas. Dan geldt dat ook voor heel veel mensen. Hoe meer, hoe beter. Want ik vind dat we na moeten streven om te kijken in hoeverre de minister tegemoet kan komen aan de expliciete wens van deze Kamer. Blijft overeind dat we op dit moment met dit voorstel 10% van de huurders bereiken en 90% niet.

Het grootste probleem van dit wetsvoorstel — veel collega's hebben daarop geduid — is dat het leidt tot een langdurig ongelijke behandeling van huurders van corporaties en van de andere huurders, huurders in de vrije sector en huurders in de gereguleerde sector die huren van niet-woningcorporaties. Dat is vastgesteld door de Raad van State. Volgens mij is dat terecht vastgesteld. Het valt ook niet te ontkennen. De opmerking van de minister was: als ik naar de Raad van State had geluisterd, was er helemaal geen wetsvoorstel geweest. Nee, dan had de minister natuurlijk in al haar creativiteit een ander wetsvoorstel op tafel gelegd waarmee tegemoet gekomen was aan dit probleem.

Ik ben ervan overtuigd dat er zeker iets te vinden is. Ik heb uit kringen van huurders en van huurdersorganisaties al voldoende suggesties gehoord voor wat je allemaal zou kunnen doen om tegemoet te komen aan het feit dat huurders in vergelijkbare situaties met lage inkomens en hoge huren nu buiten de boot vallen. Het is allemaal niet eenvoudig. Maar als je eenvoudig werk wilt hebben, moet je geen minister worden denk ik. Ik ben ervan overtuigd dat als de minister met haar creativiteit en die van haar ambtenaren, met name, in overleg treedt met verhuurders- en huurdersorganisaties er wel degelijk oplossingen te vinden zijn om tegemoet te komen aan die grote groep van 80.000 tot 85.000 huurders die nu iets niet krijgen wat andere huurders, misschien wel in dezelfde straat of aan de andere kant van de straat, wel krijgen. Dat is niet uit te leggen.

Dat verhuurders verschillend zijn, is interessant. Maar huurders in gelijke situaties horen, als uitgangspunt, gelijk behandeld te worden. Daarom wil ik de volgend motie indienen.

De voorzitter:

Door de leden Kox, De Boer, Gerbrandy en Van Apeldoorn wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

stelt vast dat het recht op eenmalige huurverlaging voor mensen met lage inkomens en hoge huren zich beperkt tot huurders van woningcorporaties, terwijl huurders in de gereguleerde sector die niet van een corporatie huren alsook alle huurders in de vrije sector geen recht op een dergelijke huurverlaging hebben;

stelt vast dat dit volgens de Raad van State leidt tot langdurig arbitraire effecten;

verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke wijze de huurders die buiten deze wet vallen maar in een vergelijkbare situatie verkeren, tegemoetgekomen kunnen worden, en daarover de Kamer ruim voor 1 juli 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (35578, 35431).

De heer Kox (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Pijlman namens de fractie van D66.