Plenair Cliteur bij behandeling en stemming (zonder stemming aangenomen)



Verslag van de vergadering van 13 oktober 2020 (2020/2021 nr. 5)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Cliteur i (FvD):

Voorzitter. De fractie van Forum voor Democratie hecht natuurlijk ook aan het vertrouwen in de politieorganisatie. Wij steunen de wettelijke maatregelen om dit vertrouwen te optimaliseren. Wij hebben alleen nog wat vragen over de interpretatie van de voorgestelde maatregelen. Het is natuurlijk evident dat het vertrouwen wordt ondermijnd wanneer een politieambtenaar zich schuldig zou maken aan ernstige delicten; ik verwijs naar pagina 3 van de memorie van antwoord. Onze vragen hebben betrekking op de mogelijkheid die in de memorie van antwoord is geformuleerd om naast de gegevens die reeds in het wetsvoorstel zijn genoemd, ook in een AMvB "gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden" aan te wijzen. Kan de minister ons wat meer duidelijkheid geven over deze gedragingen?

Lid zijn van politieke partijen en vakverenigingen is nadrukkelijk toegestaan, vermeldt de memorie van antwoord. Zij vervolgt: "Ik acht het van wezenlijk belang dat in een democratie bij de werving en selectie van overheidspersoneel nimmer wordt gevraagd naar iemands politieke voorkeur". Mijn vraag is nu deze. Mijn vraag heeft betrekking op dat lid zijn van een politieke partij. De minister schrijft dat van overheidspersoneel nimmer wordt gevraagd naar iemands politieke voorkeur. Terecht, lijkt mij. Voor mensen van verschillende politieke voorkeuren dient plaats te zijn bij de politie. Dat kan men ook onderbouwen met de beginselen van diversiteit en inclusiviteit, waar ook de memorie van antwoord naar verwijst. Maar toch zouden we dat lid zijn van een politieke partij wel wat willen kwalificeren. Zouden we ook niet van de politieambtenaar mogen verwachten dat hij met die politieke overtuiging niet te koop loopt? Een politieambtenaar bijvoorbeeld die overduidelijk reclame maakt voor zijn politieke overtuiging door kleuren, symbolen, badges, sjaaltjes, petjes of, heel eigentijds, mondkapjes te dragen waar overduidelijk zijn affiliatie met een bepaalde politieke overtuiging uit blijkt, doet toch iets verkeerd, zou ik zeggen. Waarom verkeerd? Omdat het in strijd is met het rechtsstatelijk ideaal van de neutraliteit van de ambtelijke dienst. Dit ideaal van de neutraliteit van de ambtelijke dienst geldt ook voor de politieorganisatie. Het is een van de belangrijkste onderdelen van de rechtsstaatgedachte, denk ik, en het is dan ook volkomen terecht dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in 1998 daaraan uitvoering heeft gegeven in de zaak-Ahmed en anderen versus het Verenigd Koninkrijk, waarin is duidelijk gemaakt dat de politieambtenaar geen politieke ideologische kleur dient uit te dragen.

Nu wil ik de stap van politiek maken naar religie. Het behoeft natuurlijk nauwelijks betoog dat wat ik hier rechtsstatelijk als ideaal heb geformuleerd voor de politieke overtuiging, ook geldt voor de religieuze overtuiging. We willen toch ook geen expliciet geprofileerde katholieke, protestantse, joodse, boeddhistische of islamitische politieambtenaren, mag ik hopen? We moeten bijvoorbeeld geen in het openbaar biddende politieambtenaren hebben. Of zie ik dat verkeerd? Geen politiecommissarissen die aanschuiven bij de iftar. Of is dat geen probleem? We moeten toch ook geen aanpassing hebben van het politie-uniform. Hoe denkt de minister hierover? Het uniform is — het woord zegt het al — een úniform. De gedragscode voor de lifestyleneutraliteit van de politie wijst terecht op de onwenselijkheid van zichtbare uitingen van levensovertuiging, religie, politieke overtuiging, geaardheid, beweging, vereniging of andere vormen van lifestyle die afbreuk doen aan de gezagsuitstraling en de neutraliteit en veiligheid van de politiefunctie.

De minister schrijft in de memorie van antwoord dat hij in de AMvB voornemens is te bepalen welke werkzaamheden een verhoogd risico kunnen vormen voor de integriteit van de politieorganisatie. Het enige stapje dat ik nu nog graag expliciet gezien zou willen hebben, is die van de integriteit van de politieorganisatie naar de religieuze en ideologische neutraliteit van de politieorganisatie. Van de voorbeelden dat een politieambtenaar geen banden moet hebben met extremistische organisaties, niet verslaafd moet zijn, geen banden moet onderhouden met criminele motorclubs, zou ik zeggen dat dit evident is. Maar deze voorbeelden zijn ook niet erg uitdagend. Laten we de aandacht richten op een paar vragen waarvan je zou mogen verwachten dat de samenleving iets meer leiding krijgt van de regering. Ik noem er drie.

1. Heeft de minister bij de beoordeling van de integriteit van de politieorganisatie ook de door mij genoemde religieuze neutraliteit op het oog? Ik hoop het natuurlijk. Het is een belangrijk punt om aan de orde stellen, want ik verwacht dat er op dit punt veel maatschappelijke tegenkanting kan zijn, meer dan bij de motorclubs.

2. Is de minister het met ons eens dat een politieambtenaar die aangeeft dat uniform te willen aanpassen om de ideologische of religieuze redenen die ik hier heb genoemd, eigenlijk impliciet aangeeft niet geschikt te zijn voor de politieorganisatie, omdat het niet aansluit bij de beginselen van de rechtsstaat die een persoon werkzaam bij de politie behoort uit te dragen?

3. Is de minister het ook met mij eens dat een pleidooi voor het uniform als úniform een belangrijke rol kan spelen bij de interpretatie van de ideale diversiteit en inclusie? Inclusie vooronderstelt een idee waarin je mensen wilt laten includeren. We willen, lijkt mij, mensen includeren die het staatsbelang kunnen laten prevaleren boven hun persoonlijke ideologische, politieke of religieuze profileringsdrang. Wie zegt dat zijn persoonlijke religieuze overtuiging of zijn ideologische overtuiging veel belangrijker is dan de religieus-neutrale staat, maakt zichzelf ongeschikt voor de politieorganisatie. Graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Cliteur. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.