Plenair De Bruijn-Wezeman bij voortzetting behandeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten



Verslag van de vergadering van 19 mei 2020 (2019/2020 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil allereerst de staatssecretaris heel erg bedanken voor haar uitvoerige beantwoording. De woorden en de houding van de staatssecretaris tonen haar betrokkenheid bij haar portefeuille in het algemeen en bij deze doelgroep, mensen met een beperking, in het bijzonder. Tegelijkertijd blijkt hoe weerbarstig de werkelijkheid is waarin je het goede zou willen doen. Het debat van vandaag toont dat maar weer eens aan. We zouden allemaal niets liever willen dan dat iedereen met een beperking volwaardig kan meedoen in de samenleving. De een legt hierbij het accent op de financiële randvoorwaarden, de ander op de voorwaarden om volwaardig mee te kunnen doen, maar beide zijn natuurlijk in samenhang relevant.

Wellicht was er iets voor te zeggen geweest om het hele aangekondigde pakket Breed offensief hier in samenhang te bespreken, omdat Wajongers, zo zeg ik nogmaals, niets liever willen dan naar vermogen aan de slag gaan. Dat biedt hun namelijk uiteindelijk ook perspectief om hun inkomenspositie te verbeteren. Helaas staat het perspectief op banen voor deze doelgroep op dit moment nog eens extra onder druk, nu zich een nieuwe economische crisis aandient. Vandaar dus mijn oproep aan de staatssecretaris in eerste termijn om er voor deze groep een tandje bij te zetten in het wetgevingsproces Breed offensief. Dan kunnen we daar hopelijk snel over spreken in deze Kamer. Ik had onder andere nog gevraagd wanneer de staatssecretaris verwacht dat die wetgeving deze Kamer zal bereiken.

Een andere vraag is naar aanleiding van mevrouw Sent aan u gesteld. Het is vandaag al vaker gezegd: feiten doen ertoe. Mevrouw Sent heeft mij nog eventjes in verlegenheid gebracht toen zij zei dat bij een bepaalde regeling — volgens mij was dat de voortgezette werkregeling — de mogelijkheid bestaat om €0,50 van iedere verdiende euro te behouden, terwijl dat nu €0,30 wordt. Ik heb dat ergens ooit langs zien komen, maar ik heb de voorbereiding van deze wetsbehandeling een halfjaar geleden al gedaan, dus ik kan nu niet meer reproduceren waar dit vandaan komt. Ik hoop dat de staatssecretaris mij daar nog bij kan helpen.

Dan het debat tot nu toe. Ik wil dat bespreken aan de hand van een aantal moties dat al is ingediend en een aantal opmerkingen van collega's waar ik nog wat nader op in wil gaan. Waarschijnlijk worden er nog meer moties ingediend, maar die kan ik nog niet meenemen. Daar kom ik volgende week op terug.

Allereerst iets over de motie over de monitoring van de heer Ester. We hebben al eerder aangegeven dat het belangrijk is de huidige situatie goed te monitoren. Ik zal deze motie met een positieve grondhouding aan mijn fractie voorleggen.

Hetzelfde geldt voor de motie van de heer Ester over de studiefaciliteiten. De heer Ester suggereerde de staatssecretaris om een creatieve oplossing te vinden. Waarschijnlijk bezie ik het te eenvoudig, maar volgens mij is het niet zo moeilijk. De mensen die per 1 september zouden willen gaan studeren, hebben al een Wajong-uitkering. Waarom zouden we dan moeilijk doen? We kunnen gewoon zeggen: oké, die mag je houden als je gaat studeren. Het zal wel iets complexer liggen, maar een mogelijkheid is wellicht om specifiek voor deze groep een gedoogconstructie in te voeren. De staatssecretaris kan dan zeggen: deze groep kan de uitkering inderdaad behouden als men gaat studeren per 1 september, maar we gaan niet handhaven op het eventueel moeten terugbetalen omdat de regeling pas per 1 januari ingaat. Dat maakt het sowieso erg lastig, want dan moet je wellicht ook nog dingen terugbetalen. Wellicht is dat een mogelijkheid binnen het creatieve verhaal waar de heer Ester om vraagt. Dan kan in ieder geval deze groep een oplossing worden geboden.

Dan nog iets over de motie van mevrouw Stienen, die een oplossing probeert te vinden voor het meer crisisbestendig maken van de garantieregeling en daartoe een discretionaire bevoegdheid toekent aan de staatssecretaris. Ik wacht het antwoord van de staatssecretaris af, maar wij willen ook proberen om hiervoor een oplossing te vinden. Afhankelijk van het antwoord zal ik die motie met een positieve grondhouding aan mijn fractie voorleggen.

Wellicht wordt er nog een aantal andere moties ingediend, onder meer door de heer Schalk, maar ik vind het niet netjes om daar nu al op te reageren.

Dan iets over het perspectief op de voortgezette werkregeling, zoals mevrouw Oomen dat heeft aangegeven. Ik heb daar problemen mee, want het zou een bijzondere figuur zijn in het wetgevingsproces wanneer je compensatie biedt aan mensen die in feite nog geen gebruik maken van een bepaalde regeling. Hoe sympathiek het ook is, omdat mensen misschien bepaalde verwachtingen hebben, om die te helpen, ik denk dat het een heel bijzondere zou zijn in het wetgevingsproces als we mensen zouden compenseren voor iets wat ze nog niet hebben. Ik kan me ook voorstellen dat de andere wetgeving ons wat dat betreft in de wielen gaat rijden wanneer we deze kwestie op die manier gaan oplossen. Ik heb daar wetgevingstechnisch behoorlijke bezwaren tegen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Bruijn. Dan is het woord aan mevrouw Oomen namens de fractie van het CDA.