Plenair Verkerk bij debat over het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, het eerste deel van de kabinetsreactie, de uitvoering van de motie-Schalk c.s. en de met de regering gevoerde correspondentie over dit onderwerp



Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.51 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zou graag beginnen met de heer Doornhof alvast te feliciteren met zijn maidenspeech en ook sterkte te wensen. Ik weet dat het best bijzonder is.

Voorzitter. Zoals al meerdere sprekers voor mij hebben gezegd, is dit best een bijzonder debat. Er ligt een eerste reactie van het kabinet en er liggen al enkele wetsvoorstellen ter consultatie. En pas nu is er een debat in de Eerste Kamer. Al met al een wat chaotisch beeld. Maar chaos biedt ook kansen. De chaostheorie leert ons dat chaos kan leiden tot een hogere ordening. Die hogere ordening ontstaat alleen als veel energie aan het systeem wordt toegevoegd. Concreet: als veel actoren energie steken in het onderhouden en verbeteren van onze rechtsstaat.

Als eerste wil ik de commissie-Remkes danken voor het rapport. Het is een spannend rapport geworden, een rapport met veel staatsrechtelijke wijsheid, een rapport dat vraagt om reflectie en dialoog, een rapport dat instemming en tegenspraak oproept. Kortom, allemaal ingrediënten voor een inhoudelijk debat. De fractie van de ChristenUnie wil de minister feliciteren met dit rapport en danken voor de eerste reactie van het kabinet.

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie heeft veel waardering voor de analyse. De commissie wijst op pagina 25 op de brede basis van de democratie. De commissie signaleert dat de veranderende context eisen stelt aan de inrichting van de democratie. Zo lezen we op pagina 86 "dat de maatschappelijke realiteit duidelijk maakt dat de parlementaire democratie op dit moment niet voor iedereen even goed werkt en dat burgers voor wie de democratie minder goed werkt dreigen af te haken van de democratie". Het rapport signaleert dat er twee soorten problemen zijn: culturele problemen en structurele problemen. Terecht stelt het rapport dat deze problemen samenhangen.

Opvallend is dat het rapport zo veel nadruk legt op de culturele problemen. Het rapport spreek van gevoelens van verweesdheid. Ik citeer op pagina 99: "De bestuurlijke neiging tot pragmatisch of zelfs technocratisch handelen kan (...) die verweesdheid niet wegnemen. Ook een ander politiek stelsel is daarvoor niet de oplossing. Wat nodig is, is een andere democratische cultuur." Het zou wel eens kunnen zijn dat dit de belangrijkste boodschap van de commissie is en dat we een andere politieke cultuur nodig hebben.

De commissie focust op twee rode draden. Onze fractie is van mening dat het rapport eigenlijk vier rode draden kent:

  • Brede basis van de democratie
  • De politiek-democratische cultuur
  • Het versterken van de weerbaarheid
  • Het verbeteren van de inhoudelijke representatie

Ik heb de derde en vierde rode draad bewust omgekeerd ten opzichte van het rapport.

De commissie-Remkes benadrukt dat de brede basis en de politiek-democratische cultuur van de actoren van wezenlijk belang zijn voor het versterken van de weerbaarheid van de rechtsstaat en het verbeteren van de inhoudelijke representatie. Deelt de minister de mening van onze fractie dat het rapport vier rode draden kent? Is het kabinet bereid elk van deze vier draden te overwegen en zich voor elke draad de vraag te stellen wat het zou moeten doen?

Ik kom tot de brede basis. In het begin van het rapport stelt de commissie dat de brede basis van de democratie in de maatschappelijke democratie ligt. Eenzelfde boodschap verkondigt het ROB-rapport Democratie is méér dan politiek alleen. Ook Tjeenk Willink wijst daarop in zijn boekje getiteld Groter denken kleiner doen. Als we spreken over de brede basis van de democratie, dan gaat het daarbij allereerst om het functioneren van overheid in relatie tot de burger. Het gaat om participatieprocessen, om de zichtbaarheid van de politie en om het functioneren van de Belastingdienst. Tjeenk Willink is van mening dat deze brede basis verwaarloosd wordt. Hij spreekt op pagina 20 van betonrot die de democratische rechtsorde langzaam aantast. De film I, Daniel Blake laat op indringende wijze zien wat dat met burgers doet.

Voorzitter. Het is opvallend dat de commissie de brede basis van de democratie wel signaleert maar niet problematiseert. Dat geldt ook voor de reactie van het kabinet. Wel lezen we enkele voorstellen die de brede basis kunnen versterken. Deelt de minister dat de maatschappelijke democratie de basis is van onze democratie? Zo ja, zou de minister kunnen toezeggen dat de regering in haar volledige reactie echt werk gaat maken van deze brede basis? En hoe ze dat gaat doen?

In de visie van de ChristenUnie is de overheid een van de actoren die vorm geeft aan de maatschappelijke democratie. Er zijn ook veel particuliere initiatieven. We spreken dan over het middenveld of de civil society. Zij geven de maatschappelijke democratie mede vorm. Onze vraag is dan ook hoe de minister de rol van het middenveld ziet. Waar zou de overheid deze vraag neer kunnen leggen en neer willen leggen? Hoe zou de overheid dit kunnen faciliteren?

Ik kom tot het tweede punt, de tweede rode lijn: de cultuur van de actoren. De commissie stelt nadrukkelijk dat de versterking van de democratische rechtsstaat niet alleen democratische en rechtsstatelijke instituties vereist, maar nadrukkelijk ook een democratisch-rechtsstatelijke cultuur van de voornaamste actoren daarbinnen. Zij moeten, zo zegt het rapport, de democratische rechtsstaat uitdragen, verdedigen en versterken. Verderop lezen we dat "de legitimiteit van het stelsel hervonden zou moeten worden in een nieuwe politiek-democratische cultuur, met een grotere nadruk op politieke nabijheid". Onze eerste vraag aan de minister is of hij deze conclusie van de commissie deelt.

Ik wil iets meer in detail ingaan op twee actoren in dit veld. Ik begin met de overheid. De kernvraag is: hoe komt de overheid tot een cultuur van nabijheid? Een triest voorbeeld van een cultuur op afstand is de toeslagenaffaire. Iemand zei daarover tegen mij: we hadden een dag van nationale rouw moeten uitroepen. We hollen van incident naar incident. Onze vraag aan de minister is dan ook hoe hij komt tot een meer structurele aanpak. Hoe gaat de overheid de wissel omzetten? Waar zou de overheid over een jaar willen staan? Kan de minister toezeggen dat de regering in haar volledige reactie op deze vragen ingaat?

De tweede set actoren die ik wil bespreken, zijn de politieke partijen en hun volksvertegenwoordigers. De kernvraag is: hoe staan zij ten opzichte van de rechtsstaat? Ik wil drie punten aanstippen. Als eerste: taal. Welke taal gebruiken we als we over de rechtsstaat spreken? Wordt onze taal gekarakteriseerd door het uitdragen, verdedigen en versterken van de rechtsstaat? Of vallen we in de valkuil van gemakkelijke oordelen en drieletterkarakteriseringen? Wat dat laatste betreft en om misverstanden te voorkomen: ik denk aan drieletterwoorden zoals "nep". Dat woord is vandaag ook al gevallen. Ik heb deze tekst trouwens gisteren geschreven.

Het volgende punt: de rechters. Hoe spreken we over rechters? Vol respect over hun onafhankelijke functie? Vol respect over hun onafhankelijke oordeel? Vol respect over hun tegenmacht, zelfs als we daar, om wat voor redenen dan ook, vraagtekens bij zetten? Ik denk ook aan het gebruik van de ambivalente uitdrukking "politiek proces". In principe is elk proces politiek in de zin van dat elk proces functioneert binnen de principes van de scheiding der machten. Maar de andere betekenis is: een proces dat geïnspireerd is door de politiek en wier verloop en uitkomst bepaald wordt door de politiek. Ook het gebruik van dit soort woorden, zonder uitleg, raakt onze politieke cultuur. Ik wil me ook distantiëren van de heer Cliteur, met zijn beroep op een peiling of onze rechters zich laten beïnvloeden door hun politieke overtuigingen. Daar komt bij dat een peiling methodologisch dermate zwak is dat dat wetenschappelijk onverantwoord is.

Ik kom tot het laatste punt; hoe functioneren onze eigen politieke partijen? Kunnen we zeggen dat onze eigen partij, vanuit het perspectief van structuur en cultuur, een voorbeeld is van democratie? Kunnen we zeggen dat onze partijen de rechtsstaat voorbeeldig uitdragen, verdedigen en versterken, in haar structuur en in haar cultuur? Zijn binnen de eigen partij sommige leden misschien "meer gelijk dan de anderen"? Ik verwijs naar de beroemde roman van George Orwell.

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie is blij met de analyse van de commissie met betrekking tot de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat. Ook deelt de fractie de mening dat er sprake is van een urgent probleem. Ons gevoel is dat de analyse en de aanbevelingen op hoofdlijnen aansluiten. Ik licht er twee aanbevelingen uit. De fractie van de ChristenUnie onderschrijft de conclusie van de commissie dat een constitutionele toetsing voorziet in een lacune. Onze fractie kan zich voorstellen dat zo'n toetsing gebeurt door een constitutioneel hof. Maar wij staan ook open voor andere manieren. Kan de minister een overzicht geven van mogelijke vormen? Zou de minister de verschillende varianten kunnen wegen en verkennen in de Nederlandse context, tegelijk met de appreciatie van het kabinet? Kan de minister dit toezeggen?

De ChristenUnie ondersteunt de versterking van de rechtsstaat met het oog op de ondermijning van het bestel onder invloed van moderne technologie. De mogelijkheden van de moderne ICT zijn onbegrensd, ook in kwade zin. Tegelijk verwees collega Vos naar de serie Black Mirror. Deelt de minister dat moderne ICT een bedreiging is voor onze democratie, voor invloed van buitenaf en voor invloed van binnenuit? Wat gaat de minister daar concreet tegen doen? Kan de minister toezeggen daar in de kabinetsreactie op te reageren?

Voorzitter. Onze fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de aansluiting van de analyse en de aanbevelingen met betrekking tot het verbeteren van de inhoudelijke representatie minder overtuigend zijn. Ons belangrijkste argument is dat de genoemde hardnekkige verschillen tussen groepen in onze samenleving in hoge mate sociaal-cultureel bepaald zijn; zie pagina 83 tot 86. Onze zorg is dat deze verschillen niet of nauwelijks door structurele maatregelen verminderd kunnen worden. Deelt de minister de visie van de commissie dat de genoemde verschillen met name sociaal-cultureel zijn? Welke maatregelen wil de minister nemen om juist deze hardnekkige verschillen te reduceren? Kan de minister toezeggen dat in de volledige kabinetsreactie op dit punt expliciet wordt ingegaan?

Voorzitter. Het kabinet komt met een voorstel tot een andere verkiezing van de Eerste Kamer. Voor onze fractie is het voorstelbaar dat die verkiezing op een andere manier gebeurt. Maar onze fractie zal zich, juist vanwege het zwaarwegende element van de inhoudelijke representatie, verzetten tegen elke wijziging die leidt tot een verkapte verhoging van de kiesdrempel.

Tot slot, voorzitter, en ik rond af. In het begin heb ik gewezen op vier rode draden: de brede basis van de democratie, de politiek-democratische cultuur, het versterken van de weerbaarheid en het verbeteren van de inhoudelijke representatie. In de visie van de fractie van de ChristenUnie heeft elke draad een eigen karakter. De overheid draagt een eigen verantwoordelijkheid voor elke draad. Ook de verschillende actoren in de politiek en de samenleving dragen een eigen verantwoordelijkheid.

Ik kom nog even terug op de chaostheorie. In de natuur krijg je alleen een hogere ordening als je heel veel energie toevoegt aan het systeem. Als je dat niet doet, dan slaat de tweede wet van de thermodynamica toe en wordt de chaos alleen maar groter. Het is ook een prachtige metafoor voor de rechtsstaat. Het vraagt om veel inspanningen om de dijken van de rechtsstaat te verhogen en de drempels te verlagen. De fractie van de ChristenUnie wil zich daar sterk voor maken. Wij kijken uit naar de antwoorden van de minister.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk. Op de seconde nauwkeurig, waarvoor complimenten. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen.