Plenair Van Hattem bij debat over het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, het eerste deel van de kabinetsreactie, de uitvoering van de motie-Schalk c.s. en de met de regering gevoerde correspondentie over dit onderwerp



Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Terwijl het kabinet-Rutte III met de dag verder van onze burgers komt af te staan en dit kabinet het schip van staat met volle vaart laat afkoersen op het verdwijnen in de Bermudadriehoek, bespreken we vandaag in de senaat een rapport dat uiteindelijk niet meer is dan een afleidingsmanoeuvre voor het politieke falen en de ongeloofwaardigheid van de in zichzelf gekeerde regenten. De VVD kwam bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 2014 met deze staatscommissie op de proppen om de aandacht af te leiden van lastige politieke kwesties. De benoeming van de leden van de staatscommissie gebeurde vervolgens op voordracht van de politieke fracties. De nodige oud-partijpolitici waren er dan ook in vertegenwoordigd. Voor de PVV was dit reden om niet aan deze voordracht deel te nemen. Het rapport is zodoende meer als een politiek dan als een academisch product te beschouwen en te duiden.

Sowieso is de bespreking vandaag in de Eerste Kamer een onlogische stap. Normaal gesproken zouden initiatieven voor zover het wetgeving betreft aan de Tweede Kamer moeten worden voorgelegd, waarna ze pas na eventuele goedkeuring in dit huis behandeld worden. Nu zitten we als Eerste Kamer min of meer dubbel werk te doen met de Tweede Kamer. Een reden temeer om de positie van de Eerste Kamer ter discussie te stellen. Desalniettemin zal ik er, nu het hier geagendeerd is, nader op ingaan.

Voorzitter. Ik citeer de kabinetsreactie op het rapport: "Het kabinet onderschrijft de analyse van de staatscommissie dat het concept van representatie is gestoeld op het vertrouwen van burgers dat hun belangen en idealen op een goede en herkenbare manier worden gediend door de gekozen volksvertegenwoordigers. Een goede representatie van alle Nederlanders vormt de belangrijkste legitimatie van het parlementaire stelsel."

Kan de minister uitleggen wat het kabinet namens haar volksvertegenwoordigende coalitiepartijen tot nu toe heeft gedaan voor het vertrouwen van burgers door hun belangen en idealen op een goede en herkenbare manier te dienen? Is dat het referendum afschaffen, een Marrakeshpact tekenen, de verzorgingshuizen sluiten, de btw verhogen, het land lamleggen met onnodige stikstofmaatregelen, boeren naar de afgrond duwen, de massa-immigratie faciliteren met luxe asielzoekerscentra, IS-vrouwen en -kinderen terughalen, de leefomgeving verpesten met windparken, fopstraffen voor crimineel tuig, nog meer EU en een onbetaalbare European Green Deal et cetera et cetera? Is dit in het belang van onze burgers? Zijn dit hun idealen? Stond dit ergens in de verkiezingsprogramma's van de partijen waar zij hun vertrouwen aan hebben gegeven? Welke invloed en betrokkenheid hebben burgers bij intransparante klimaattafels, regionale overlegtafels asielinstroom en een buitenparlementair energieakkoord? Hoe kan een burger zich hierin herkennen?

Hoe kan de minister "een goede representatie van alle Nederlanders" volhouden als de rechterlijke macht vrijwel eenzijdig uit D66-rechters bestaat en de tweede grootste partij in de Tweede Kamer bij de coalitieonderhandelingen niet eens aan bod komt en ook geen burgemeesters of andere vooraanstaande bestuurlijke posities mag leveren? Hoe kan dan sprake zijn van een goede representatie van alle Nederlanders die daarop hun stem hebben uitgebracht? Hoe kan de minister deze stelling van het kabinet verantwoorden tegenover deze kiezers of horen PVV-kiezers voor deze minister niet bij "alle Nederlanders"? Graag een reactie.

Waar was die representatie van alle Nederlanders toen het kabinet-Rutte de uitslagen van de referenda doodleuk negeerde? De Nederlandse kiezers stemden tegen een associatieverdrag met Oekraïne. Rutte tekende het vervolgens toch. Of denkt de minister serieus dat de burger zijn idealen en belangen kan herkennen in een nietszeggend inlegvelletje?

Hetzelfde verhaal geldt voor het negeren van de uitslag van het referendum over de nieuwe Wet inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het negeren van lokale referenda over herindelingen, zoals in het Groningse Haren. Over het afschaffen van het referendum mochten burgers zich niet eens in een referendum uitspreken. Voor dit kabinet tellen alleen de belangen en idealen van de snobistische bestuurselite van GroenLinkse activisten, opengrenzenfetisjisten, zelfdestructieve islamofielen en eurocraten. Eén Eurocommissaris Timmermans weegt voor dit kabinet zwaarder dan de meerderheid van onze burgers.

Verder stelt de kabinetsreactie: "Het kabinet herkent dat een substantieel deel van de bevolking binnen onze parlementaire democratie zich onvoldoende gehoord voelt, hetgeen sinds het begin van deze eeuw steeds zichtbaarder is geworden." Het kabinet-Rutte herkent het, weet dus donders goed dat zijn beleid en houding niet gedragen worden door een groot deel van de bevolking, en gaat daar ondertussen doodleuk mee door. Er komen geen wezenlijke veranderingen, maar doorzichtige afleidingsmanoeuvres door uit het rapport van Remkes voor de bühne een paar punten te halen om de schijn van democratisering op te houden. Als het kabinet serieus zou willen dat de bevolking zich beter gehoord voelt, kan men nu al een andere houding aannemen. Daar is geen rapport en geen in het vooruitzicht gesteld pakket van maatregelen voor nodig. Sterker nog, door zelf te stellen dat dit "sinds het begin van de eeuw steeds zichtbaarder is geworden", had het kabinet hier al jaren eerder aan kunnen denken.

Laat dat moment aan het begin van deze eeuw nu toevallig de opkomst van Pim Fortuyn zijn geweest, die wél de belangen en idealen van onze burgers serieus nam en door wie burgers zich wél gehoord voelden. In plaats van dat te erkennen, werd Fortuyn door de politieke elite gedemoniseerd. Zijn standpunten en de idealen van zijn kiezers mochten niet gehoord worden. Kritiek op de islam, het multiculturalisme, de massa-immigratie, de onveiligheid en de zelfingenomen politiek van paars, werden als onmenselijk, racistisch, extreemrechts, fascistisch en gevaarlijk afgeschilderd. Uiteindelijk zorgden kogels ervoor dat hij nooit meer gehoord kon worden.

De regenteske bestuurselite heeft hier niets van geleerd en is sindsdien bijna twintig jaar lang stug doorgegaan met meer massa-immigratie, meer islamisering, meer EU, meer belastingdruk, minder zorg en minder veiligheid. En dan verkondigt het kabinet nu met droge ogen dat er "binnen het stelsel sprake is van een tekortschietende vertegenwoordiging van een deel van de bevolking".

De heer Kox i (SP):

Zoals ieder van ons gaat ook collega Van Hattem over wat hij in zijn spreektijd wil zeggen. Ik begrijp dat hij de staatscommissie een afleidingsmanoeuvre vindt. Desalniettemin worden er een aantal belangwekkende voorstellen gedaan. Ik kan me voorstellen dat ook de fractie van de PVV daar een mening over heeft. Moet er wel of niet een correctief referendum komen, want we moeten wel meters gaan maken? Moet er een terugzendrecht van deze Kamer naar de andere Kamer komen? Of moet de Eerste Kamer wellicht, nog verdergaand, afgeschaft worden? Dat zijn toch allemaal zaken waar de PVV ook een mening over heeft? Tot nu toe heeft collega Van Hattem dingen gezegd waarvan ik niet op enig moment dacht: wat hoor ik nu? Nee, dat wist ik al. U mag dat herhalen, maar ik zou het op prijs stellen als collega Van Hattem, of het nu een afleidingsmanoeuvre is of niet, zou zeggen of zij voor of tegen het collectief referendum dat eraan komt zijn, of zij voor of tegen het terugzendrecht zijn, of zij voor of tegen het hebben van een wet op de politieke partijen, inclusief de mogelijkheid tot een partijverbod zijn en of zij voor of tegen constitutionele toetsing zijn. Het lijkt me wel relevant om in zo'n debat, naast wat ik al wist, ook iets nieuws te horen en te horen wat de positie van de PVV op die onderwerpen is. Dat lijkt me niet te veel gevraagd van een partij die groot is in de Tweede Kamer en in deze Kamer.

De heer Van Hattem (PVV):

Allereerst wil ik opmerken dat mijn spreektijd doorliep tijdens de interruptie van de heer Kox. Ik zal het ongeduld van de heer Kox belonen door zo meteen uitgebreid in te gaan op al die punten. Daar kunt u van uitgaan.

Voorzitter. In plaats van de opkomst van Fortuyn en daarmee de ongehoorde burgers serieus te nemen, is er in die twee decennia alleen maar ingezet op het terugdraaien van de klok. Mark Rutte zat nog maar net op het Haagse pluche toen hij in een interview aangaf te hopen dat in de toekomst paars weer mogelijk zou zijn. En inderdaad, de paarse puinhopen zijn met Rutte terug van vrijwel nooit weggeweest.

Dan komt het kabinet met een tweede rode draad: de kwetsbaarheid van de democratische rechtsstaat. Hierover wordt gesteld "dat de gevaren voor de democratische rechtsstaat van buiten het politieke systeem komen door terrorisme en ondermijning door criminele activiteiten, maar dat ook van binnen het systeem antidemocratische krachten werken, zoals salafistisch extremisme en links- en rechtsextremisme". Als we dan toch spreken over herkenbaarheid, wanneer durft het kabinet dan nu eindelijk eens de waarheid onder ogen te zien dat de grootste dreiging de islam is? Waarom dit verbloemen met de term "salafistisch extremisme"? Salafisme is islam, met een en dezelfde extremistische Koran en dezelfde extremistische profeet Mohammed, die in de islamitische ideologie als het hoogste en onveranderlijke gezag gelden en die daarmee intrinsiek antidemocratisch zijn.

De voorzitter:

Ik ga u nu even onderbreken, meneer Van Hattem. U bent bijna halverwege uw tijd, net zoals de heer Otten zojuist. Ik heb u wel enkele links horen leggen, onder andere naar het referendum. U heeft aangekondigd dat u in uw betoog ook terechtkomt bij het referendum. Dat heeft u gedaan naar aanleiding van een interruptie van de heer Kox. Ik verzoek u vriendelijk om dat nu te doen, want dat is het onderwerp. U voert het nu echt te breed. Ik heb voor u ook een andere spreker daarover geïnterrumpeerd. Ik doe dat nu bij u ook. Ik verzoek u dus om nu te focussen op het rapport-Remkes of om daar in ieder geval iets meer links naar te leggen. Ik weet zeker dat u daartoe in staat bent, want zo ken ik u.

Meneer Otten wil nog interrumperen?

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Misschien komt de PVV er nog op in haar bijdrage, maar ik was met name zeer geïnteresseerd in de gedachten van de PVV over de toetreding van nieuwe partijen tot het politieke stelsel, waarover ook de commissie-Remkes het uitgebreid heeft. De PVV is zelf begonnen als een afsplitsing van de VVD; een beetje vergelijkbaar met andere partijen in deze Kamer. Hoe denkt u over kiesdrempels en de toegang tot het systeem? Bent u voor het verhogen van de barrières om nieuwe partijen toe te laten? Ik ben daar heel erg in geïnteresseerd, maar misschien komt de heer Van Hattem daar nog op.

De heer Van Hattem (PVV):

Ook het ongeduld van de heer Otten zal ik volledig belonen; daar kunt u van uitgaan. Maar ik wil nog even iets opmerken over het punt van orde van de voorzitter. Ik baseer mijn punten op de kabinetsreactie die is gegeven op het rapport. Daarin worden bepaalde termen aangehaald en bepaalde statements gemaakt. Daar geef ik een weerspiegeling op: zo kijken wij tegen de reactie van het kabinet aan. In de commissie is ook besproken dat het rapport en de kabinetsreactie in den brede zouden worden besproken. Dat is wat ik hierbij doe. Ik hoop dat u daarmee genoegen kunt nemen.

De voorzitter:

Nog niet helemaal, want u hebt naar aanleiding van de vraag van de heer Kox zelf aangekondigd dat u meer zou gaan focussen op dat rapport. Het verzoek is om dat te doen, want de heer Kox en ik missen op dit moment wel de relatie. Het wordt te breed. Ik weet zeker dat u in staat bent om nu iets meer te focussen op het rapport-Remkes, uiteraard inclusief de kabinetsreactie. Gaat uw gang.

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt is nu juist dat ik niet bezig ben met een boekbespreking van het rapport-Remkes, maar met de kabinetsreactie. Ik kom zo meteen nog tot de verschillende voorstellen, maar ik zeg daar wel bij dat die min of meer in het laatste deel van mijn betoog zitten. Ik geef dus eerst een reflectie op de kabinetsreactie. Ik wil nogmaals zeggen dat mijn spreektijd doorliep terwijl u uw punt van orde maakte. Ik vervolg mijn betoog.

Voorzitter. Het kabinet blijft dan ook steken in wat obligate zorgen over kwetsbaarheid. De islamisering kan ondertussen in volle galop vooruit. Van bijvoorbeeld het sluiten van een terroristenbroedplaats als de Al-Fourqaanmoskee in Eindhoven is geen sprake. Integendeel, een kritische brief hierover van voormalig burgemeester Van Gijzel werd onder het kabinet-Rutte gewoon door de shredder gehaald. In plaats van zulke moskeeën aan te pakken en het echte gevaar van islamisering tegen te gaan, is het kabinet voornemens om democratisch gekozen politieke partijen aan te pakken.

De nieuwe wet over politieke partijen, die het kabinet in het maatregelenpakket voorstelt, grijpt ernstig in in de democratie. Zo stelt het kabinet met deze wet "de rechtspositie van politieke partijen te versterken en hun onafhankelijkheid en handelingsvrijheid te verzekeren, zij het binnen de grenzen van wat juridisch en moreel toelaatbaar is". Wie bepaalt wat moreel toelaatbaar is? Moreel is subjectief en veranderlijk. O tempora, o mores; zo tijd, zo gewoonte, sprak Cicero in 63 voor Christus al uit in de Romeinse Senaat, maar het kabinet wil nu van regeringswege gaan bepalen wat voor partijen de moraal is. Betekent dit dat een regeringsgedachtepolitie van moraalridders voor politieke partijen moet bepalen wat deugt? En anders wordt een partij wellicht verboden, gelet op het eveneens hierbij voorgestelde partijverbod. In plaats van de democratische rechtsstaat te beschermen, wordt deze hiermee juist ondermijnd middels morele willekeur. Dat is geen democratie, maar een "deugocratie".

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Een heel kort vraagje. Ik begrijp dat de heer Van Hattem geen enkel bezwaar zou hebben tegen de oprichting van en vertegenwoordiging in het parlement van bijvoorbeeld een islamitische partij?

De heer Van Hattem (PVV):

Die partij is al aanwezig, in de Tweede Kamer althans. Daar manifesteren een aantal heren van DENK zich als zodanig. Maar hier ligt een andere, veel fundamentelere vraag aan ten grondslag. Ik herinner me dat minister Donner destijds ook zei: als de meerderheid het wil, moeten we de sharia maar invoeren. Het punt is juist dat we nooit tot dat punt moeten willen komen. Daarom moeten we ervoor zorgen dat die massa-immigratie wordt aangepakt en dat er geen islamitische meerderheid kan komen in het parlement die de sharia kan invoeren. Dat moet eraan ten grondslag liggen, en niet een algeheel verbod wat op alle partijen kan worden toegepast, op wellicht totaal verkeerde gronden.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Als dit de redenering is, dan huilt de heer Van Hattem krokodillentranen waar het gaat om de vrijheid van de een, die hij net zo lief afneemt van de ander.

De heer Van Hattem (PVV):

Die constatering doet GroenLinks, maar het gaat hier ook om het waarborgen van onze vrijheid. Dat doen we niet door de islam toe te laten.

Voorzitter. Zeker in combinatie met de voorgestelde maatregelen rond digitale campagnevoering wordt het een zeer hellend vlak. Bij deze maatregelen wordt de aanpak van de verspreiding van zogenaamde desinformatie genoemd. Daarbij wordt specifiek verwezen naar het EU-actieplan tegen desinformatie. In plaats van echt op te komen voor onze democratische rechtsstaat door deze eurocratische bemoeizucht en beknotting van de vrijheid van meningsuiting en nieuwsgaring stevig te bestrijden, wordt dit onderdeel van het beleid. Met de EU-censuur zijn politieke partijen die zich bijvoorbeeld keren tegen de EU, tegen de islam, tegen omvolking en tegen klimaatgekte, hun voortbestaan niet meer zeker. Uitingen die moreel niet gewenst zijn of niet door de eurofiele filter komen, kunnen als desinformatie worden weggezet en ze kunnen mogelijk een grond vormen om als politieke partij verboden te worden. En wordt die zogenaamd "onafhankelijke toezichthouder" op onder andere politiek gevoelige onderwerpen als de regulering van digitale verkiezingscampagnes en micro-targeting, zoals het kabinet stelt, niet vooral een raad van hoeders van het morele deugen? Is dát de versterking van de democratische rechtsstaat die de minister voor ogen heeft? Graag een reactie.

Bij de categorie maatregelen uit het rapport die het kabinet direct wil uitvoeren, hoort het aanpassen van het kiesstelsel om te komen tot meer regionale binding. Ook dit is een farce. Terwijl het kabinet nu de mond vol heeft van deze regionale binding, worden ondertussen in die regio's omwille van het Klimaatakkoord de Regionale Energiestrategieën, de RES'en, afgedwongen. Alle gemeenten, met de provincies als stok achter de deur, moeten gedwongen gaan aanwijzen waar massaal windparken en zonnevelden kunnen worden aangelegd. Hetzelfde geldt voor de aanpak van de aardgasvrije wijken.

Dezelfde kabinetsdwang zagen we eerder ook al bij het aan de regio's opdringen van asielzoekerscentra en ook nu weer bij de plannen voor regionale vreemdelingenvoorzieningen en nog meer azc's. En we zien het bij de huisvesting van statushouders. Hoe lang een wachtlijst voor huurders ook is in een regio, het kabinet blijft taakstellingen opleggen. Dus hoe serieus is die binding met de regio van het kabinet? Wat schiet de kiezer op met geneuzel over kieskringen, als zulke maatregelen, waar burgers echt last van hebben, toch van hogerhand worden opgelegd? Wat schiet de kiezer op met geklets over het effect van deliberatieve participatieprocessen, als na burgerparticipatie inzake windparken en azc's uiteindelijk met of zonder draagvlak alles toch wordt doorgedrukt? Wederom een show voor de bühne.

Daarbij, als partijen echt regionale kandidaten de ruimte willen geven, kunnen ze daar ook nu al rekening mee houden bij het opstellen van kieslijsten. Maar die keuze moet aan partijen zelf en aan hún kiezers zijn en niet van de regeringstafel komen. Hetzelfde geldt voor de lijstencombinaties. Pas in 2017 afgeschaft en nu wil het kabinet ze weer mogelijk maken. Wat schieten kiezers daarmee op? Welke kiezers hebben daarom gevraagd? Of is dit nu weer voortgekomen uit een typische achterkamertjeslobby van partijpolitieke belangen, die met het meer democratische oogmerk van deze maatregelen juist aangepakt zouden moeten worden?

De heer Schalk i (SGP):

Ik wilde graag ...

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter, mijn spreektijd loopt weer door.

De voorzitter:

Excuus.

De heer Schalk (SGP):

Ik wilde aan de heer Van Hattem vragen of er ook aanbevelingen in het rapport-Remkes zitten die de Partij voor de Vrijheid wel aantrekkelijk vindt. Ik heb ze even zitten tellen, het zijn er 83. Ik heb nu een heleboel gehoord die in ieder geval niet echt goed gevonden worden, maar zijn er ook die ons wél zouden kunnen helpen om de democratische rechtsstaat weer enigszins in balans te brengen?

De heer Van Hattem (PVV):

Er zullen best interessante acties bij zitten, alleen ik wil wel consequent blijven en die bal vooral bij de Tweede Kamer neerleggen in plaats van hier in de Eerste Kamer een schot voor de boeg te nemen daarop. Desalniettemin zijn er wel een aantal goede. Bijvoorbeeld het referendum; burgers meer bij de politiek betrekken is altijd prima, daar moeten we altijd op inzetten. Er komt zo meteen nog een punt waar ik nog op in zal gaan, maar dat volgt zo meteen in mijn betoog. Dat houdt u nog van me tegoed.

De heer Schalk (SGP):

Ik begrijp aan de ene kant wel dat de heer Van Hattem zegt "ik leg die bal bij de Tweede Kamer", maar het eerste debat over het rapport-Remkes is al in de Tweede Kamer gevoerd. Wij hebben met elkaar besloten dat er hier ook een debat over zal zijn. Dan is het, denk ik, voor de regering wel dienstig dat óf het net van de PVV in de Tweede Kamer goed is opgehaald, óf het hier moet gebeuren, want dit is wel dé kans voor de PVV om de punten die van belang geacht worden, bij de minister naar binnen te schuiven.

De heer Van Hattem (PVV):

Het naar binnen schuiven bij de minister is initiatief nemen, en initiatief nemen, ligt nou typisch bij de Tweede Kamer als direct gekozen volksvertegenwoordiging. Daarom pas ik er een beetje voor, die rol hier te sterk op te pakken. Natuurlijk kunnen we suggesties en ideeën hier wisselen, zoals dat we duidelijk altijd om een referendum kunnen vragen, maar het gaat er nu juist om dat dáár de bal ligt. Daarom hebben we nu ook een kabinetsreactie en daarom reflecteer ik vooral op die kabinetsreactie in plaats van op ieder punt uit het rapport.

Voorzitter. Ik wil mijn betoog vervolgen. Nog ridiculer is het opwerpen van hogere drempels voor nieuwe partijen. Hier komt de aap uit de mouw. Dit kabinet wil helemaal niet méér betrokkenheid van ongehoorde kiezers, maar dit met kunstgrepen juist zo veel mogelijk tegengaan. Door het aantal ondersteuningsverklaringen te verhogen, wordt een bureaucratisch monster ingezet tegen politieke vernieuwing. Burgers zijn hierdoor in een kort tijdsbestek verplicht, persoonlijk naar het gemeentehuis te komen, met beperkte kantooruren als openingstijd. Ze moeten daar bovendien hun privacy prijsgeven, door publiekelijk een partij te ondersteunen. Door die drempel verder te verhogen, wordt niet de zogenaamde versplintering tegengegaan, maar hebben de zittende machtspartijen een voorsprong en een meer comfortabele positie. Voor vernieuwing is er zo min mogelijk ruimte. Kom dan niet met fakemaatregelen als burgerfora en geef burgers middels politieke partijen, wat in essentie burgerfora zijn, ruim de gelegenheid om zich te laten horen.

Veel minder doortastend is het kabinet bij het vergroten van het aantal locaties voor stembureaus, die opvallend genoeg in veel gemeenten bij het Oekraïnereferendum werden verminderd. Het kabinet blijft slechts steken in het attenderen van gemeenten op het belang hiervan. Waarom neemt de minister hier geen concrete maatregelen om te zorgen voor meer stembureaus om zo de opkomst te bevorderen?

Ook neuzelt het kabinet nog iets over burgerschapsonderwijs. De commissie deed in dat kader de aanbeveling om van geschiedenis en staatsinrichting verplichte eindexamenvakken te maken. Het kabinet wil hier niet aan, maar wil wel het "bevorderen van actief burgerschap en sociale cohesie" voor scholen verplicht stellen. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Indoctrinatie van leerlingen met multiculturele dogma's, klimaatcatechese, verplichte bezoeken aan een moskee, het opofferen van Zwarte Piet, het bejubelen van eurofilie en Trump bashen?

Geschiedenis mag dan geen verplicht vak worden, maar als het wordt gegeven in het kader van sociale cohesie, krijgt het dan vooral een curriculum met cultuurrelativistische geschiedvervalsing en nationale zelfkastijding over het slavernijverleden? Is dát wat het kabinet voor ogen heeft met "burgerschapsonderwijs en sociale cohesie"?

Wordt dan niet weggekeken van het veel fundamentelere probleem ten aanzien van sociale cohesie: de islamisering van het onderwijs? Wat dragen islamitische scholen bij aan sociale cohesie in de Nederlandse samenleving, als zij zich richten op Mekka en daarmee met de rug naar Nederland gaan staan, met hoofddoeken en boerka's in de klas, met ongecontroleerde islamitische weekendscholen en internaten, en met geïslamiseerde scholen waar geen les meer kan worden gegeven over de holocaust? Is dát sociale cohesie?

Voorzitter. Dan de voorstellen over de Eerste Kamer. Ooit is deze Eerste Kamer ingesteld om vooral de Belgische adel tevreden te houden. Sinds we in 1830 van België afgescheiden zijn, wordt steevast gezocht naar excuses om een meerwaarde van deze Kamer aan te tonen. Na bijna twee eeuwen is dat nog steeds niet gelukt. In de brief stelt het kabinet, en ik citeer: "De potentiële meerwaarde van de Eerste Kamer voor het stelsel als geheel komt onvoldoende uit de verf". Vervolgens komt het kabinet met allerlei kunstgrepen op de proppen om de Eerste Kamer zogenaamd een betere positie te geven. Ik noem het terugzendrecht en een andere wijze van verkiezing van Eerste Kamerleden.

Teruggaan naar de situatie van voor 1983 maakt juist dat de Eerste Kamer nog verder van de kiezers komt af te staan. Waarom zou het kabinet een averechts effect willen laten ontstaan dan waar heel deze staatscommissie voor bedoeld was? Het kabinet stelt hierover: "De langere zittingsperiode van de Eerste Kamerleden, hun indirecte verkiezing en de vertraagde doorwerking van wijzigingen in de politieke krachtsverhoudingen in de Eerste Kamer passen beter bij de rol en positie van de Eerste Kamer als chambre de réflexion. Het kan dan ook niet meer voorkomen dat de Eerste Kamer in haar geheel over een recenter politiek mandaat van de kiezer beschikt dan de Tweede Kamer".

Als dat hebben van een recenter politiek mandaat dan de Tweede Kamer een probleem is, dan heeft de kiezer blijkbaar behoefte aan verandering. Om dát te corrigeren is er een veel simpelere oplossing: de Tweede Kamer ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven. Als PVV stellen we echter nog een betere oplossing voor: schaf de Eerste Kamer af. Zo had Thorbecke het als architect van ons staatsbestel immers in beginsel ook voorzien, zoals daarstraks al terecht werd aangehaald. Onze Tweede Kamerfractie heeft onlangs aangekondigd, binnenkort hierover een initiatiefwetsvoorstel in te zullen dienen. Wij dienen daarom ook een motie in om ons als Eerste Kamer achter het idee van afschaffing van de Eerste Kamer te scharen, zodat al die noodgrepen die het kabinet voorstelt, achterwege kunnen blijven.

Voorzitter. Dan zijn er nog de maatregelen die het kabinet niet zonder meer zal overnemen, ofwel voor zich uitschuift tot na de Tweede Kamerverkiezingen, richting een volgend kabinet. Vooral het niet direct ter hand nemen van het voorstel van de staatscommissie over het bindend correctief referendum is opvallend. D66-minister Ollongren pakte met dit kabinet het raadgevend correctief referendum van de burgers af. En nu blijkt dat uiteindelijk onder dit kabinet er helemaal niets voor terugkomt. Er werd ons "iets beters" voorgespiegeld, maar als puntje bij paaltje komt, is de burger alleen maar democratische inspraak ontnomen. Deze schijnvertoning moet snel met het rode potlood worden afgestraft.

Een ander voorstel dat het kabinet niet direct ter hand neemt, is het constitutioneel hof en dat is maar goed ook, want het zou de activistische rechtsspraak nog meer invloed geven. Desalniettemin stelt het kabinet na te denken over andere varianten, waaronder varianten waarin de rechter geen bindend rechterlijk oordeel uitspreek, maar een advies aan de wetgever uitbrengt. Dat maakt de rechter juist nog politieker. Laat het constitutioneel hof liever helemaal achterwege.

Verder wil het kabinet het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd van 18 jaar naar 16 jaar overwegen. Kan de minister aangeven of voor jongeren van 16 jaar, die met stemrecht volwassen verantwoordelijkheden krijgen, dan voortaan ook niet meer het jeugdstrafrecht maar het volwassenenstrafrecht zal gelden, evenals alle andere wettelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden die aan de meerderjarigheid verbonden zijn?

Tot slot. De staatscommissie doet een krachtige oproep aan de wetgever om de aard en omvang van de maatschappelijke tweedeling en de gevaren die onze democratische rechtsstaat van binnen en van buiten het politieke systeem bedreigen, serieus te nemen. Laten we die gevaren dan vooral ook eens benoemen, zoals het negeren van referendumuitslagen, het afschaffen van referenda, het buitensluiten van partijen ondanks grote electorale steun, schimmige akkoorden, het vervolgen van een politicus vanwege zijn standpunten, politieke benoemingen binnen een bestuurlijke regentenklasse en het steeds meer overdragen van bevoegdheden naar ongekozen bureaucraten in Brussel. Wat snel en effectief ter hand zou moeten worden genomen, is het terughalen van onze macht uit Brussel, dus een nexit, en het geven van echte invloed aan onze burgers middels referenda. De grootste oorzaken van maatschappelijke tweedeling zijn islamisering, massa-immigratie en de daarvan wegkijkende, heersende bestuurselite. Dit land heeft niet zulke laf wegkijkende nepvolksvertegenwoordigers nodig, maar echte volksvertegenwoordigers, die zich houden aan hun woord en dus aan hun verkiezingsbeloftes. Dat kan geen staatscommissie oplossen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Hattem, wilt u het woord "nepvolksvertegenwoordigers" niet gebruiken? Dat is beledigend. Ik verzoek u dit debat te vervolgen en dat woord niet nogmaals te gebruiken.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik heb juist aangegeven dat we die niet nodig hebben.

Dat kan geen staatscommissie oplossen. Dat is geen systeemkwestie, maar vooral een mentaliteitsprobleem. En de kiezer kan dat oplossen door hen weg te stemmen.

Tot zover in eerste termijn. Ik dien hierbij, zoals aangekondigd, de motie in.

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Van Strien, Ton van Kesteren en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in reactie op de staatscommissie parlementair stelsel verschillende voorstellen doet over de positie en de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer;

overwegende:

  • dat in plaats van de door het kabinet voorgestelde maatregelen ook kan worden ingezet op het afschaffen van de Eerste Kamer binnen het parlementaire stelsel;
  • dat het kabinet of de Tweede Kamer voorstellen kunnen indienen die strekken tot afschaffing van de Eerste Kamer;

spreekt uit de inzet op de afschaffing van de Eerste Kamer te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter N (344320).

Dan de heer Van Hattem. De heer Otten, excuus.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb al diverse namen voorbij horen komen vandaag, maar ik heet toch echt Otten. Ik heb een vraag aan de heer Van Hattem. Hij zegt dat de PVV-fractie niet voor een constitutioneel hof is. Ik heb daar ook in mijn bijdrage het een en ander over gezegd, met name over het aspect van de directe werking van internationale verdragen in het Nederlandse recht, het monistische stelsel waar we ook die Urgenda-uitspraak aan te danken hebben. Hoe staat de PVV-fractie daartegenover? Dat gaat immers niet weg, ook al heb je geen constitutioneel hof. Hoe ziet u dat? Daar ben ik erg benieuwd naar.

De heer Van Hattem (PVV):

Internationale verdragen vormen een heel andere discussie. Die zouden juist heroverwogen moeten worden of we zouden eruit moeten stappen. We zijn vorig jaar al in het pact van Marrakesh gestapt, om de situatie nog erger te maken. We worden met de EVRM aan alle kanten vanuit Straatsburg lastiggevallen. Dat tast onze nationale soevereiniteit aan. Het internationale vluchtelingenverdrag uit 1953 is zwaar verouderd. Er wordt al twintig jaar lang geroepen dat het moet worden aangepast en daar gebeurt ook niets mee. Eigenlijk moeten die verdragen gewoon op de schop. Waar nodig kunnen we eruit stappen. Dan hoeven we geen constitutioneel hof op te tuigen om met die zaken rekening te houden. We moeten gewoon over onze eigen wetten gaan, zonder ons te veel te committeren aan zulke internationalistische tendensen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Toch nog even een praktische vraag. Net als de PVV-fractie willen we graag goede, degelijke volksvertegenwoordigers, die staan waar ze voor gaan. Maar in de praktijk werken die verdragen in het Nederlandse stelsel door en kan iedereen er een beroep op doen. Hoe gaat u dat concreet oplossen? Want dat hoort niet. Daar ben ik erg benieuwd naar.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik probeer de vraag van de heer Otten even samen te vatten. Een beroep te doen op ...

De heer Otten (Fractie-Otten):

Laat ik een voorbeeld geven. U had het net over stembureaus. Ik heb toevallig zelf indertijd een rechtszaak tegen een gemeente gevoerd, ik geloof in Brabant, om meer stembureaus open te stellen voor het referendum over het EU-associatieverdrag, toen er inderdaad veel te weinig stembureaus waren. Toen heeft de heer Van der Grinten, de huisadvocaat van Forum, die ook zo tegen de Omgevingswet was — maar dat terzijde — dat gewonnen met een beroep op het VN-Gehandicaptenverdrag, waarin was afgesproken dat gehandicapten toegang tot de stembureaus moeten hebben. Dat werkt direct door in het Nederlandse recht. Je kunt je daar bij de rechter op beroepen. Je kunt wel zeggen dat we niet aan de Grondwet toetsen, maar er zijn heel veel verdragen waar Nederland partij bij is. We zullen het niet met alle verdragen eens zijn, maar er zijn er wel heel veel en die werken direct naar de burger. Hoe gaat u dat oplossen?

De heer Van Hattem (PVV):

Ik zie niet in welk probleem de heer Otten hiermee denkt op te lossen. Hij is er al mee naar de rechter gestapt, althans destijds advocaat Van der Grinten, om, naar ik mij herinner, de gemeente Son en Breugel aan te spreken. Het punt is nu juist dat dit al binnen het bestaande stelsel mogelijk is. Waarom een extra constitutioneel hof optuigen om dat te gaan toetsen, terwijl de structuur van de Nederlandse Grondwet juist is opgezet om zaken in lagere wetgeving te regelen? De Nederlandse Grondwet is een heel algemeen opgezette grondwet, die bepalingen bevat dat verdere zaken in wetgeving geregeld kunnen worden. Dit constitutionele hof is daarvoor helemaal niet nodig.

De voorzitter:

De heer Otten. Ten derde en afsluitend.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Een laatste opmerking. Het punt is dat de Grondwet niet getoetst kan worden, maar dat de verdragen boven de Grondwet gaan. Dat hebben we nu in Nederland. Dat vinden wij geen wenselijke situatie. Daarom hebben we aangegeven dat je moet overstappen op een gemengd dualistisch stelsel, zoals andere landen ook doen. Dan implementeer je die verdragen in je eigen wetgeving en dan kan ook getoetst worden aan de Grondwet. Ik zou de PVV deze suggestie graag willen meegeven.

De heer Van Hattem (PVV):

Dan kun je twee dingen doen. Je kunt zeggen: we tuigen een heel constitutioneel hof op om dat allemaal te gaan regelen. Je kunt ook zeggen: we wijzigen de Grondwet om de bepaling te wijzigen dat internationale verdragen boven onze eigen wetten gaan. Dat kan ook een oplossingsrichting zijn. En je kunt natuurlijk ook nog zeggen: van bepaalde internationale verdragen, die te veel ingrijpen op onze nationale soevereiniteit, moeten we helemaal af. Dat zijn allemaal oplossingsrichtingen die je kunt kiezen en daar heb je niet per se zo'n constitutioneel hof voor nodig.

De heer Schalk (SGP):

Ik wil een vraag stellen naar aanleiding van de motie die is ingediend. Het voorlezen ging een beetje snel en ik had haar niet van tevoren gezien. Mag ik aan de heer Van Hattem vragen of ik het goed interpreteer dat hij deze motie aan de Kamer voorlegt en niet aan de minister, zodat de minister er ook geen oordeel over hoeft te geven?

De heer Van Hattem (PVV):

We leggen haar inderdaad aan de Kamer voor. We vragen de Kamer zich te beraden op haar positie als Eerste Kamer, op de vraag of wij het voortbestaan daarvan wenselijk achten. Uiteindelijk komt het wel bij het kabinet te liggen, als er initiatieven worden genomen, zoals bij de overwegingen staat. Het kabinet kan een initiatief nemen om de Eerste Kamer af te schaffen of de Tweede Kamer kan het initiatief nemen. Als er een behandeling plaatsvindt van een dergelijk initiatief, waartoe wij niet de mogelijkheid hebben, kan zij het oordeel dat wij als Eerste Kamer geven hierbij betrekken.

De heer Schalk (SGP):

Het wordt misschien wat ingewikkeld. Ik probeer het te duiden. Ik heb in het betoog van de heer Van Hattem gehoord dat hij zegt dat de Eerste Kamer geen initiatieven moet nemen. Maar wij nemen nu wel het initiatief om tegen anderen te zeggen dat, als zij een initiatief nemen, de regering dat mag oppakken. Dan vraagt u nog steeds niets aan de regering op dit moment. Misschien moeten we dan constateren dat de regering op dit moment niet op deze motie moet ingaan?

De heer Van Hattem (PVV):

Ik laat het aan de minister zelf of hij behoefte heeft om op de motie in te gaan. Daar wil ik hem alle ruimte toe geven. Je moet het zo zien: het is een soort verklaring van geen bezwaar. Als er een discussie komt in de Tweede Kamer, waar het initiatiefrecht ligt, of als het kabinet een voorstel maakt om de Eerste Kamer af te schaffen, zeggen wij als Eerste Kamer: prima, ga ermee aan de slag. Maar we gaan niet op voorhand al verklaren dat we dat niet willen. Sterker nog, we geven zelf het signaal af dat er wat ons betreft geen beletsel is om die discussie aan te gaan. Dat is eigenlijk wat de motie zegt. Wij kunnen die insteek ook gewoon kiezen. Wij zijn niet per se gebonden aan ons eigen voortbestaan als Kamer in dit stelsel.

De heer Kox (SP):

Ik begrijp dat de heer Van Hattem een aantal gedachtegangen heeft ontwikkeld. We moeten uit de internationale verdragen, want we willen onze eigen baas zijn. We moeten de Eerste Kamer afschaffen, niet samenvoegen, maar afschaffen. Aan een constitutioneel hof hebben we niks. Nou, dat kan. Dat zijn drie meningen. Dat kan. In die situatie houden we dus alleen de Tweede Kamer over. Stel dat die een wet aanneemt waarin staat dat de PVV wordt verboden. Ik neem aan dat de heer Van Hattem dan denkt: daar moet ik toch eigenlijk wel iets tegen doen. Hij kan dan geen beroep doen op het EVRM, dat zijn partij het recht zou geven om zich te organiseren, want daar zijn we dan uit. Hij kan dan geen beroep doen op een constitutioneel hof, dat zegt: je kan dat wel doen, maar in de Grondwet staat het recht op vrijheid van vereniging en vergadering. En hij kan dan ook niet eens een beroep doen op de Eerste Kamer, die alles afwegende zegt: deze wet strijdt toch met de Grondwet; wij hebben de taak om wat te doen. Dan wordt het wel erg lastig. Zou de heer Van Hattem dat geen magere toestand vinden? We hebben het nu over een verbod op de PVV, maar het zou ook om elke andere partij kunnen gaan. Maken we onze democratie dan niet een beetje heel erg smal?

De heer Van Hattem (PVV):

Er zijn genoeg voorbeelden van landen, landen in de wereld en landen om ons heen, die geen zogenaamd bicameraal stelsel hebben, maar die gewoon met één Kamer werken, waarbij ze bepaalde wetgeving ook in meerdere rondes kunnen behandelen. Er zijn genoeg mogelijkheden dat op te tuigen. Ik laat het ook graag aan de Tweede Kamer, gelet op haar recht van initiatief, om met voorstellen daarvoor te komen, of om voorstellen van het kabinet daartoe te beoordelen. Daar wil ik bewust met deze motie niet op vooruitlopen. Het gaat ons alleen om het signaal dat wij als Eerste Kamer hier niet zitten om onszelf alleen maar in stand te houden, maar dat er wat ons betreft binnen de discussie over het parlementaire stelsel — daar hebben we het vandaag immers over — ruimte is om de Eerste Kamer ook eventueel af te kunnen schaffen en dat die dus niet noodzakelijkerwijs blijft voortbestaan. Dat is precies zoals Thorbecke het ook had gewild. U haalde hem net in een heel mooi betoog al aan.

De heer Kox (SP):

Nou, als Thorbecke had moeten kiezen, dan denk ik dat hij toch had gezegd: ik vind de redenatie van Kox toch iets dieper gaan dan de redenatie van Van Hattem. Maar ik ben partijdig. Ik ben partijdig. Ik kijk naar de koning. Martin Bosma heeft gezegd dat hij met een initiatiefwet komt. Ik heb zijn argumentatie zojuist nog even doorgelezen. Daarin staat eigenlijk: ik vind het niks; we schaffen het af. Dat mag, maar ik vind dat niet overtuigend. Collega Van Hattem zegt dat andere landen ook een unicameraal stelsel hebben. Dat klopt, maar weet collega Van Hattem dat zij dan ook altijd een constitutioneel hof hebben? Ik ken geen land dat alleen één Kamer heeft en verder geen mogelijkheden om een beroep te doen op de rechter of wat dan ook. Ik vind dat partijen hier consequent moeten zijn. Collega Van Hattem is uitgesproken. Hij zegt: uit het EVRM, geen constitutioneel hof, schaf de Eerste Kamer af. Dan blijft een Tweede Kamer over die met een eenvoudige meerderheid kan beslissen om een partij te verbieden, of wat dan ook te doen. De consequentie is dan dat er niks meer over is. Dat kan, maar ik vraag collega Van Hattem in dit diepgaande debat wel om daar even over na te denken. Wordt het dan ook voor zijn partij niet erg mager? De waan van de dag kan dan zomaar zo'n beslissing vellen.

De heer Van Hattem (PVV):

Twee dingen. Een. Ook in het huidige stelsel kunnen partijen via het burgerlijk recht al verboden worden. Dat is in het verleden ook gebeurd, dus ook zonder dat we een constitutioneel hof hebben, is die mogelijkheid er. Die waarborg is dus niet per definitie aanwezig in het huidige stelsel. Twee. Het is natuurlijk afhankelijk van het voorstel dat in de Tweede Kamer komt. Dat kan een voorstel van het kabinet zijn of een initiatiefvoorstel dat mijn collega's aan de overkant gaan indienen. U zegt: ik heb er niks over kunnen vinden. Dat klopt, want er is alleen een aankondiging geweest in het parallelle debat dat over deze staatscommissie is gevoerd door mijn collega Bosma. Hij heeft aangekondigd met een initiatiefwet te komen. Ik kan op dit moment nog geen uitspraak doen over wat die initiatiefwet precies gaat bevatten, want het is nu juist aan de Tweede Kamer om dat te gaan doen. Zij gaat natuurlijk afwegen welke balans zij in het wetsvoorstel gaat aanbrengen om dit soort zaken te regelen. Het is gewoon even afwachten wat er gaat komen. Ik kan daar op dit moment niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Meneer Kox, tot slot graag.

De heer Kox (SP):

Je kan op van alles niet vooruitlopen, maar je kan er wel over nadenken. Collega Van Hattem zei net dat je ook via het burgerlijk recht een partij kan verbieden, maar daar had ik het niet over. Ik had het over het volgende. Wil de PVV een structuur waarin we nog één Kamer hebben die almachtig is, alles kan beslissen en op geen enkele manier, noch door het EVRM, noch door een constitutioneel hof, noch door zoiets als een Eerste Kamer, gecontroleerd kan worden? Wil hij echt naar zo'n stelsel? Dat heb ik eigenlijk nog nooit gelezen in de verklaringen van de PVV. Ik moet zeggen dat die altijd aan de korte kant zijn, maar dit heb ik toch nog nooit gelezen. Het kan namelijk vergaande gevolgen hebben.

De voorzitter:

Even een kort antwoord en dan gaan we door met het debat.

De heer Van Hattem (PVV):

Nu framet de heer Kox de hele motie toch wel een beetje. In de motie staat in essentie eigenlijk het volgende. Er worden oplossingsrichtingen aangedragen vanuit het kabinet. Denk aan het terugzendrecht et cetera. Dat kunnen richtingen zijn waarvoor wordt gekozen. Je gaat het stelsel dan zo wijzigen dat de Eerste Kamer tot in de lengte der jaren met een ander systeem gaat werken en verder in stand blijft. Dat is een oplossing, maar je kan ook zeggen: we laten die maatregel achterwege en we kiezen ervoor om de Eerste Kamer af te schaffen. Hoe dat gaat gebeuren, is aan de Tweede Kamer, zoals ik al zei. Of het verhaal rond de internationale verdragen of een constitutioneel daarbij om de hoek komt kijken, is een tweede. Dat moet natuurlijk nog volledig uitgediscussieerd worden, maar het gaat in essentie om de volgende vraag. Kiezen we nu voor deze maatregelen en zeggen we: we gaan naar zes jaar, we gaan naar het terugzendrecht en we gaan de Eerste Kamer een hele nieuwe positie geven binnen het staatsrechtelijke bestel? Of zeggen we gewoon: we kunnen ook wel zonder die Eerste Kamer; we kunnen ook op die manier door zonder dat dat tot hele grote ongelukken gaat leiden. Dat is eigenlijk de hele simpele vraag die onder deze motie ligt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Mevrouw Vos.