Plenair Van Huffelen bij behandeling Pakket Belastingplan 2020



Verslag van de vergadering van 9 december 2019 (2019/2020 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Huffelen i (D66):

Voorzitter. Ik zou willen beginnen met mevrouw Geerdink alvast te feliciteren met haar maidenspeech; ze is zo meteen aan de beurt.

Voorzitter. Voor alles is een eerste keer. En voor mij is dat vandaag de behandeling van een Belastingplan of eigenlijk een belastingpakket. Met groot genoegen heb ik mij van deze taak gekweten. Het is een omvangrijk pakket geworden; daar is ook al over gesproken. Om die reden zal ik in dit debat focussen op een beperkt aantal onderwerpen. Na een korte inleiding zal ik ingaan op het voorliggende pakket en daarna op de wensen van mijn fractie voor de verbetering van het huidige fiscale stelsel en de huidige belastingcultuur.

Vorige week is in de Tweede Kamer een lang debat gevoerd over de toeslagen kinderopvang. Een onderwerp dat nauw verbonden is met het onderwerp van vandaag. Ik zal daar later in mijn bijdrage nog op terugkomen, maar mijn fractie hecht eraan om te zeggen dat wij de kern van de conclusies van dat debat in de Tweede Kamer onderschrijven: de overheid heeft een grote verplichting jegens haar burgers om niet alleen goed beleid en goede regels te ontwikkelen, maar ook een zeer grote taak om zich in de uitvoering "menselijk" op te stellen ten aanzien van de burgers voor wie de complexiteit van de door ons gemaakte regels regelmatig moeilijk te bevatten is.

Ik zou graag de regering een compliment willen geven voor het consistente beleid dat zij voert ten aanzien van de ontwikkeling en de aanpassing van de belastingen. Dit beleid leidt ertoe dat ook in dit pakket invulling wordt gegeven aan de fundamenten van het fiscale kabinetsbeleid, zoals de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking, een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor reële activiteiten en vergroening. De D66-fractie is verheugd over een groot aantal onderdelen van het pakket. Ik noem er een paar:

  • De lastenverlichting voor burgers, waardoor alle inkomensgroepen profiteren van de economische groei;
  • Het vroegtijdig invoeren van het tweeschijvensysteem. Mijn fractiegenoot Backer maakte zich vorig jaar nog zorgen of we de discipline zouden kunnen opbrengen om hiermee door te gaan. Het is verheugend om te zien dat dit is gelukt;
  • De implementatie van een pakket van vergroeningsmaatregelen waarmee invulling wordt gegeven aan het Klimaatakkoord, voor automobilisten, woningeigenaren en bedrijven;
  • De Wet bronbelasting, waarmee we, in lijn met het OESO-beleid, een einde maken aan een vorm van belastingontwijking via Nederland, waarmee onze reputatie in internationaal verband wordt verbeterd;
  • Complimenten ook voor de verruiming van de werkkostenregeling die met name voor mkb-bedrijven aantrekkelijk is;
  • En niet in de laatste plaats: de verhoging van de accijns op tabak en e-sigaretten, waarmee we een verdere invulling geven aan het realiseren van een rookvrije generatie.

Ondanks de enorme omvang van het pakket is er ook een aantal onderwerpen nog niet in dit plan opgenomen. Er werden al een aantal onderwerpen genoemd, maar ik noem er een aantal waarvan mijn fractie hoopt dat die in het aangekondigde tempo aan deze Kamer zullen worden voorgelegd:

  • De CO2-heffing voor bedrijven;
  • De box 3-maatregelen;
  • Het voorstel ten aanzien van het excessief lenen bij de eigen vennootschap;
  • De aanpassing van de stakings- en liquidatieverliesverrekening.

Ik ga verder met mijn opmerkingen bij dit Belastingpakket 2020. Naast de goede stappen die gezet zijn, heeft mijn fractie een aantal vragen en opmerkingen.

Ik zou willen beginnen met het thema van de klimaatdoelstellingen. Met dit belastingpakket worden belangrijke stappen gezet op weg naar de implementatie van de klimaatdoelen, zowel die van Urgenda als van het Klimaatakkoord. Daar is mijn fractie verheugd over. Tegelijkertijd maken wij ons zorgen over de haalbaarheid van de klimaatdoelen. De achtergrond daarvan is tweeledig. Ten eerste laten onderzoeken van onder andere de Rekenkamer zien dat de fiscale vergroeningsmaatregelen niet altijd voldoende effect hebben, bijvoorbeeld bij het stimuleren van elektrisch rijden. Daar is vanavond al eerder aan gerefereerd. Ten tweede laten de klimaat- en energieverkenningen zien dat wij de kans lopen de klimaatdoelen niet te halen als gevolg van een sterkere groei van onze economie.

Dit klinkt misschien te veel als doemdenken voor een optimistische fractie. Maar de recente stikstofcrisis laat ons zien hoe relevant het is dat we de juiste en voldoende instrumenten kiezen om onze doelen waar te maken. De regering zal er dus alles aan moeten doen om de voorgestelde maatregelen tot zo veel mogelijk resultaat te laten leiden, natuurlijk door een grondige voorlichting aan burgers en bedrijven en zeker ook door het monitoren van de voortgang.

Maar ik zou in dit verband de staatssecretaris willen oproepen om nog twee andere dingen te doen. In eerste instantie moet hij natuurlijk zorgdragen voor een zo spoedig mogelijke implementatie van de reeds aangekondigde CO2-heffing voor bedrijven, de vliegtaks en de aanpak van vervuilende brandstoffen in de zeescheepvaart. Ten tweede moet hij zo snel mogelijk een algemene CO2-heffing ontwikkelen. In de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris aangegeven dit te onderzoeken als onderdeel van een nieuw te ontwerpen belastingstelsel. De D66-fractie vraagt de staatssecretaris om een algemene heffing te ontwikkelen die al op kortere termijn kan worden ingevoerd. Dit is vooral in het kader van het halen van de klimaatdoelstellingen van dit kabinet.

Er zijn hiervoor verschillende varianten denkbaar. Recent nog zijn een aantal van die modellen door De Nederlandsche Bank naast elkaar gezet. Het Zweedse model is daarvan een voorbeeld, voor sectoren buiten de ETS. Een ander voorbeeld is het invoeren van een "vergoeding externe kosten", een soort btw waarmee de prijs van producten wordt verhoogd op basis van een waarde per ton CO2. Nog recent is aangegeven dat zo'n algemene CO2-heffing ook zou kunnen werken in het kader van de stikstofproblematiek. Natuurlijk moeten we dit alles idealiter in Europees verband doen, zeker ook nu we een Europese Commissie hebben die daar ambitieuze plannen voor heeft. Ik overweeg in mijn tweede termijn een motie op dit onderwerp in te dienen.

Ik heb ook nog een aantal andere thema's rondom het Belastingplan.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Grote steun voor hetgeen mevrouw Van Huffelen hier uitspreekt. Ik heb één vraag. Moet deze staatssecretaris plannen ontwikkelen of moet deze staatssecretaris ook nu al plannen gaan uitvoeren met dit kabinet, met deze coalitie?

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Van belang zal zijn dat het kabinet aan de slag gaat met het halen van de klimaatdoelstellingen die het zichzelf heeft gesteld voor 2020 en 2030. In dat kader zijn er plannen gemaakt. Die liggen onder andere natuurlijk vandaag voor, in het onderdeel van het plan dat gaat over de klimaatdoelstellingen, de fiscale kant daarvan althans. Daarnaast denk ik dat het relevant is om een aantal extra instrumenten te hebben. Daarmee doel ik vooral op die algemene CO2-heffing, in het geval het zo zou mogen zijn dat de instrumenten die we nu voor hebben liggen onvoldoende effect hebben. Dan hebben we een soort verzekeringspremie, zou je kunnen zeggen, voor het geval we aanvullend beleid zouden moeten voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die kans is heel erg groot, als ik kijk naar het Urgendavonnis. Over drie weken jaar breekt het jaar van de waarheid aan. Vorige week hebben we nog met de minister van Economische Zaken en Klimaat ter zake van de Kolenwet besproken dat de kans natuurlijk heel groot is dat in 2020 de uitstoot van Nederland niet conform de rechterlijke uitspraak is. Dan zou de oproep van mevrouw Van Huffelen vandaag moeten zijn: staatssecretaris, kom binnen twee, drie maanden met een soortgelijk voorstel, een reservepakket, want de kans dat we het moeten gaan inzetten is wel heel groot. Dan moet je niet wachten tot een volgend kabinet, want dan zitten we ver over 2020 heen. Lees ik het goed?

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Natuurlijk zal de regering, in het geval dat nodig zal zijn, met zo'n reservepakket moeten komen. Wat ik deze staatssecretaris vooral vraag is om bij een onderwerp waarvan hij zelf al had gezegd ermee aan het werk te willen gaan, te kijken of hij kan versnellen, om dat een belangrijk onderdeel te laten uitmaken van een mogelijk versnellingspakket van de regering.

Er is nog een aantal andere thema's dat ik aan de orde zou willen stellen rondom het belastingpakket. Dat is onder andere de verhoging van de ODE. Het is ook al door een aantal andere leden van deze Kamer genoemd. Ondanks de discussie daarover in de Tweede Kamer en de toezegging van de staatssecretaris om te monitoren zijn er vanuit vele sectoren, niet alleen de glastuinbouw, maar vooral daarvan, zorgen op dit punt. Het is helder dat het kabinet heeft gekozen voor een verschuiving van de ODE van burgers naar bedrijven, maar de lasten bij bedrijven die al investeringen hebben gedaan, lijken hierdoor sterk verhoogd te worden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij, in lijn met eerder gestelde vragen, ons meer kan inlichten over twee dingen. Zou hij willen ingrijpen wanneer op basis van monitoring zou blijken dat er dingen niet goed gaan? Heeft hij, samen met de minister van LNV, inmiddels ook al een instrument ontwikkeld voor het eventueel toevoegen van SDE-middelen?

Een tweede thema is de belasting op buitenlands afval. In het kader van de Urgenda-uitspraak, heeft het kabinet ervoor gekozen om een belasting te heffen op de import van buitenlands afval. Daarmee stoppen we de import van CO2. Ook vanuit de afvalbranche is er een voorstel gedaan om op een andere manier die doelstelling te realiseren. Dat voorstel was bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer nog niet gereed. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of er inmiddels voortgang is op dat plan en of dat eventueel een betere bijdrage zou kunnen leveren aan het realiseren van de Urgendadoelstellingen.

Ik zou willen overgaan op mijn derde blokje: de noodzaak tot verandering. Bij de bestudering van het pakket en op basis van de recente discussies in Nederland is het helder geworden dat het huidige stelsel toe is aan grondige verandering. De kern van de problematiek ligt onder meer in de complexiteit van het stelsel, het steeds ingewikkelder worden van het doorvoeren van wijzigingen, de veranderingen in onze eigen maatschappij, bijvoorbeeld de wens voor duurzaamheid en verandering in de arbeidsmarkt, en de erosie van de huidige grondslagen. De staatssecretaris heeft dat ook aangegeven in zijn bouwstenenbrief van 15 april. In die brief wordt een aantal onderzoeken aangekondigd op basis waarvan vanaf komend voorjaar kan worden gewerkt aan een nieuw stelsel.

Wat de D66-fractie betreft is een aantal elementen in een dergelijk stelsel van groot belang. Op basis van de uitgangspunten van het sociaalliberalisme zijn er twee in dit kader van belang. De eerste is: beloon prestatie en deel de welvaart. De tweede is: streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving. Vanuit die uitgangspunten willen wij de staatssecretaris vragen om in zijn zoektocht naar een nieuw stelsel de volgende elementen nadrukkelijk mee te nemen.

  • In eerste instantie: uitgaan van een breed welvaartsbegrip, waarin er waardering is voor materiële welvaart, maar ook voor werken, leren, gezondheid, wonen, diversiteit en milieu.
  • Ten tweede: uitgaan van een stelsel dat niet alleen naar het hier en nu kijkt, maar ook naar het elders en later, in lijn met de Monitor Brede Welvaart.
  • Ten derde: een stelsel dat zich kenmerkt door het belasten van consumptie en het gebruik van grondstoffen, meer dan het belasten van arbeid, volgens het principe dat de vervuiler betaalt.
  • Ten vierde: een stelsel dat een rechtvaardige inkomens- en vermogensontwikkeling mogelijk maakt voor alle generaties.
  • Ten vijfde: een stelsel dat rekening houdt met een veranderende arbeidsmarkt en veranderende verdienmodellen van bedrijven, zowel nationaal als internationaal.
  • Ten zesde: een stelsel dat ondernemerschap, innovatie en bedrijvigheid waardeert.
  • Ten zevende: een stelsel dat internationaal coherent is, wat eventueel zou kunnen betekenen dat we het systeem van unanimiteit van besluitvorming in EU-verband moeten verlaten.
  • Ten achtste en ten slotte: een stelsel waarin alternatieven worden gezocht voor de mix van belastingen innen en toeslagen uitkeren.

Ik vraag de staatssecretaris of hij deze uitgangspunten wil meenemen in het ontwerp van een nieuw stelsel. Ik ontvang daarop graag zijn reactie.

Ik heb in dit kader nog een bijzondere wens op basis waarvan ik overweeg om in tweede termijn een motie in te dienen. Het betreft het thema van de marginale druk. Op basis van dit belastingstelsel wordt de marginale druk weliswaar meer evenredig verspreid, maar is hij nog bijzonder hoog: zo'n 80% tot 85% in de inkomensgroep van rond de €30.000. Daardoor is het voor bepaalde beroepsgroepen minder aantrekkelijk om meer te gaan werken — dat werd eerder vanavond ook al gezegd — of voor jonge mensen in een bepaalde fase van hun leven. Op basis van de analyses die wij hebben gedaan, gaat het vooral om jonge vrouwen die in deeltijd werken in het onderwijs en de zorg, terwijl de D66-fractie hen juist wil stimuleren om meer te gaan werken, vanuit emancipatoire overwegingen en om de tekorten aan werknemers in die specifieke sectoren aan te pakken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij niet alleen in een nieuw te ontwerpen stelsel maar ook in het Belastingplan 2021 aandacht kan besteden aan deze specifieke problematiek. Dat zou ook kunnen door de kinderopvang als basisvoorziening te subsidiëren in plaats van de huidige toeslagenregeling. Graag hierop een reactie van de staatssecretaris.

De heer Crone i (PvdA):

Een motie dien je in als je iets gevraagd hebt wat niet wordt toegezegd. Ik heb ook gedacht: zal ik een motie indienen over de marginale druk? Dat heb ik om die reden niet gedaan. Ook deze staatssecretaris heeft al talloze stukken geschreven over hoe het allemaal anders kan, maar hij heeft niet de politieke ruimte om het te doen. Dus moeten we niet gewoon zeggen: zeg alstublieft toe dat u alles doet wat nodig is, dat u out of the box denkt — want het past niet in die boxen — en dat u met allemaal voorstellen komt?

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Ik wacht natuurlijk graag het antwoord van de staatssecretaris af, maar het gaat inderdaad in die richting. We willen ervoor zorgen dat we de problematiek — u stipte die eerder ook al aan in uw bijdrage — van jonge werkenden, vaak vrouwen, in bepaalde sectoren kunnen aanpakken. We willen juist hen stimuleren om meer deel te nemen aan de arbeidsmarkt en om langer te gaan werken.

De heer Crone (PvdA):

De ellende is dat het een veelkoppig monster is. Waren het alleen maar de vrouwen die nog vaak in deeltijd werken. Het zijn ook de kostwinners, zal ik maar zeggen, in het anderhalfverdienersgezin — Nederland heeft immers een anderhalfverdienerssamenleving — en al die Wajongers en noem maar op. Laten we alsjeblieft aan de staatssecretaris vragen om er geen politiek spel met moties van te maken, maar om het samen op te lossen; een staatscommissie misschien.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Ik ben er altijd voor om samen op te lossen, maar in dit verband wacht ik het antwoord van de staatssecretaris graag af.

De heer Schalk i (SGP):

Een heel interessant punt dat mevrouw Van Huffelen maakt. Ik herinner haar eraan dat er misschien geen moties nodig zijn, omdat er al een motie-Schalk over dit punt ligt en ook een motie-Ester. Toen was er geen steun van D66, maar vanaf heden wel. Laten we dat oppakken en aan de staatssecretaris vragen om het op te lossen.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Ik zal die moties graag gaan bekijken, maar ik ben bang dat ze niet helemaal over hetzelfde onderwerp gaan. Maar dat zal ik bezien. In mijn tweede termijn kom ik er graag op terug.

De heer Schalk (SGP):

Ik zal zorgen dat u ze krijgt, mevrouw ... Ik zal zorgen dat mevrouw Van Huffelen ze krijgt, voorzitter.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Fantastisch, dank u wel.

Een tweede punt: op weg naar een nieuwe belastingcultuur voor bedrijven en de Belastingdienst. Een nieuw belastingstelsel op basis van bouwstenen alleen is niet voldoende. Het gaat ook om de wijze waarop overheid en burgers en bedrijven zich in dit kader tot elkaar verhouden: wat is onze belastingcultuur? Mijn fractiegenoot Backer heeft daar in zijn bijdrage bij het vorige Belastingplan ook aandacht voor gevraagd. In dat kader is mijn fractie verheugd over de aankondiging van de staatssecretaris dat hij samen met bedrijven en hun adviseurs wil gaan werken aan een tax governance code, gericht op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven om belasting te betalen over reële activiteiten. Hij organiseert in dat verband binnenkort ook een conferentie. Een en ander zou wat mij betreft moeten leiden tot twee zaken: een versimpeld en transparanter belastingstelsel voor bedrijven, zo veel mogelijk geüniformeerd in Europa, en, minimaal even belangrijk, een cultuur bij bedrijven waarin zij zich committeren aan het vaststellen van een heldere fiscale strategie, een open interactie met belastingautoriteiten en transparantie over hun belastingbetalingen, en natuurlijk het niet actief inzetten op ontwijking. We zouden daarbij onder meer kunnen werken op basis van de Responsable Tax Principles van The B Team.

Dit vergt ook een Belastingdienst die werkt op basis van het principe "controle is goed, vertrouwen nog beter". Want wanneer bedrijven zich aanpassen, en ook de Belastingdienst, dan pas doorbreken we de spiraal van de zeer complexe regelgeving waarmee we nu werken en de daaruit voortvloeiende enorme administratieve lasten, de voortdurende zoektocht van bedrijven naar nieuwe mazen in de wet en een Belastingdienst met vooral een politiefunctie. Bovendien wordt met een dergelijke cultuur het vestigingsklimaat voor bestaande en nieuwe bedrijven sterk verbeterd. Een goed ondernemersklimaat is immers belangrijk voor heel Nederland. Is de staatssecretaris het met de fractie van D66 eens dat de introductie van een tax governance code en een cultuur bij de Belastingdienst gebaseerd op het principe "controle is goed, vertrouwen nog beter" de kern zouden moeten zijn van de samenwerking tussen bedrijven en de Belastingdienst?

Ik sluit af met het onderwerp waarmee ik startte: de uitvoeringsproblematiek bij de Belastingdienst. Die is groot en de oorzaken zijn divers: de complexiteit van wet- en regelgeving, de mix van innen en uitkeren, de verouderde IT-systemen en de cultuur bij de Belastingdienst, veelal gestimuleerd door politieke oproepen tot meer fraudebestrijding. Dit alles kan, ondanks ook het zeer goede werk van de Belastingdienst, leiden tot zeer schrijnende situaties, zoals we hebben gezien in het toeslagendossier. Zolang wij nog geen nieuw stelsel hebben, noopt dat de regering en het parlement tot prudent opereren.

Ik noem een paar punten. Wij moeten ons beperken in het toevoegen en wijzigen van regels. Uitvoeringstoetsen moeten serieus uitgevoerd worden. Dat is een taak voor de staatssecretaris. Wij als parlement moeten ze serieus nemen. Natuurlijk moet gewerkt worden aan het op orde krijgen van de IT en het vereenvoudigen van de processen van de Belastingdienst. Maar ik vraag de staatssecretaris vooral ook een prudente cultuur van omgang en handhaving te introduceren. Zoals ik aan het begin van mijn bijdrage aangaf, is het van groot belang dat de Belastingdienst bij de uitvoering van zijn werkzaamheden denkt en werkt vanuit de menselijke maat. Dat betekent uitgebreide voorlichting over regelingen vooraf en een zeer toegankelijk en goed uitgerust loket, met medewerkers die deskundig zijn en het mandaat hebben om knelpunten daadwerkelijk op te lossen. En daarnaast moet er ook een systeem van handhaving zijn dat werkt op basis van diezelfde menselijke maat: behulpzaam, rechtvaardig, transparant en alleen streng en hard als het niet anders kan, waarbij rekening wordt gehouden met het doenvermogen van mensen. Ook hier gebaseerd op het adagium: controle is goed, maar vertrouwen nog beter.

Ik kijk uit naar de beantwoording van mijn vragen door de regering.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Huffelen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Geerdink voor haar maidenspeech.