Plenair Vendrik bij Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 november 2019 (2019/2020 nr. 7)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.30 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Voorzitter, dank. En dank aan de heer Wever voor zijn aardige opmerkingen zojuist.

In 1906, 113 jaar geleden, presenteerde de toenmalige minister van Financiën De Meester — goede titel trouwens — de eerste Nota betreffende den toestand van 's lands financiën. Op 17 september jongstleden zond déze minister van Financiën het laatste exemplaar naar het parlement.

Met waardering beziet de fractie van GroenLinks de poging van het kabinet om deze Miljoenennota te plaatsen in het kader van brede welvaart en welzijn. Maar tegelijkertijd, zoals het kabinet overigens ook zelf in dat stuk opmerkte, is deze Miljoenennota uiteindelijk toch ook weer een normaal financieel-economisch stuk. Wat de GroenLinks-fractie betreft, zet het kabinet hier verdere stappen, zodat de Miljoenennota toegroeit naar een jaarlijkse brede welvaartsnota. Ik nodig de minister van Financiën hier vandaag uit om daar verder in mee te denken. Ik heb hier drie redenen voor.

In de eerste plaats, de grote opgaves van deze tijd, voor Nederland, Europa en mondiaal, zijn fors: klimaatontwrichting, grootschalig verlies van biodiversiteit, waterschaarste, sociale ongelijkheid. De in 2015 overeengekomen Sustainable Development Goals en het Akkoord van Parijs vormen de cruciale agenda voor het komend decennium. De Nederlandse regering heeft zich daar ook in 2015 aan verbonden. Een duurzame, inclusieve economie, die geen ecologische schuld nalaat voor toekomstige generaties is het doel. Optimale brede welvaart dus. Het belangrijkste politieke document van het jaar, de Miljoenennota, hoort dat alles uit te drukken.

Ten tweede, de hiervoor benodigde transities zijn ingrijpend en vragen een moderne en actieve overheid. Zoals Mariana Mazzucato dan zegt: The Entrepreneurial State. Alle instituties waarover het kabinet de scepter zwaait zouden daarbij in beeld moeten komen. Van Mededingingswet tot fiscaliteit, van boekhoudregels tot financiële regulering, van arbeidsmarktbeleid tot publieke banken, van grondpolitiek tot handelsbeleid, van de Burgerlijk-Wetboek-regels voor corporate governance tot de overheidsbegroting, van regelgeving tot subsidies, enzovoorts. De transities — dat weten we — slagen alleen als ze inclusief zijn. Het vraagstuk van kansengelijkheid, inkomens- en vermogensverdeling is hier onlosmakelijk mee verbonden.

In de derde plaats is brede welvaart natuurlijk ook een kwestie van sound economics. De duurzame transities vragen enerzijds om een actief overheidsbeleid met een goed programma van slimme investeringen en anderzijds een pad om risico's te beheersen, kosten goed in te schatten en stranded assets op een behoorlijke wijze af te wikkelen.

Kortom, het kabinet zou naar het oordeel van de GroenLinks-fractie jaarlijks bij gelegenheid van Prinsjesdag het politieke en beleidsmatige vizier maximaal moeten richten op het consistent en consequent verbeteren van de prestaties op het gebied van de brede welvaart, hier en nu, later en elders, en daarover in samenhang alle relevante beleidsvoorstellen presenteren, inclusief de budgettaire en fiscale voornemens.

We kennen de Monitor Brede Welvaart van het CBS die sinds 2018 wordt gepubliceerd, maar dat gaat over de stand van zaken. Dat is prachtig, maar dat is zogezegd de achterkant. Het wordt nu tijd om aan de voorkant het been bij te trekken. Graag een reactie aan de minister. Is het denkbaar, vraag ik hem, om deze optie, deze gedachte ook mee te geven aan de Studiegroep Begrotingsruimte? En overigens, hoe staat het met de studiegroep? Vertel meer.

Voorzitter, over brede welvaart gesproken, afgelopen september vond in New York de UN Climate Summit plaats, op uitnodiging van de heer Guterres, de secretaris-generaal. Die had daar een goede reden voor. Want bijna vier jaar na het Akkoord van Parijs bakt de wereld er weinig van. De mondiale emissies stijgen nog steeds en we komen, alle goede voornemens ten spijt, nog helemaal nergens. In dit tempo, zonder ingrijpen, is anderhalve graad mondiale temperatuurstijging in het komende decennium vermoedelijk een feit, en dat terwijl de IPCC de wereldgemeenschap vorig jaar nog indringend adviseerde deze grens van anderhalve graad als maximum te hanteren. De huidige beloftes van de landen die Parijs hebben ondersteund komen daar helaas evenwel in de verste verte nog niet in de buurt.

Voorzitter. Er zijn heel veel redenen om een toekomst van klimaatontwrichting met alle macht af te wenden. Ik beperk me tot de financieel-economische gevolgen. Deze zullen juist voor Nederland als laaggelegen land met een open economie en diepe afhankelijkheid van bijvoorbeeld grondstoffen en producten van elders vermoedelijk aanzienlijk zijn.

In 2006 berekende Lords Stern op verzoek van de Engelse regering dat de costs of inaction 20% van het mondiale bbp zouden bedragen en later voegde hij daaraan toe dat dit een voorzichtige inschatting was. Het is waarschijnlijk eerder het dubbele. Andere studies van de OESO wijzen ook die kant op en de impact op de overheidsbegroting is dan navenant fors.

Dan bevreemdt mij, minister van Financiën, het volgende. In Nederland zijn wij sinds 2006 gewoon te checken of de overheidsbegroting en de daarin gefinancierde arrangementen op lange termijn vergrijzingsbestendig zijn, het houdbaarheidssaldo. Heel goed, en het heeft ook grote politieke impact gehad sindsdien. Taboes op fiscale subsidies op het eigen huis en langer doorwerken zijn sindsdien vloeibaar geworden.

Sinds de financiële crisis van 2008 voert de minister van Financiën schokproeven en stresstesten uit, ook prima. Met de eurocrisis van 2011/ 2012 gebiedt het Fiscal Compact beter te kijken naar het structurele saldo, het MTO van de eurolanden. Uitstekend. We weten dus nu zo ongeveer tot achter de komma of de overheidsbegroting op termijn, soms op de hele lange termijn, in balans is.

Is het dán niet vreemd, zo vraag ik de minister van Financiën, dat we nog geen begin van een kwantitatief idee hebben van de midscheepse impact van een wereld van onbeheerste klimaatverandering op de economie en de begroting over, zeg, 10, 30, 50 jaar? Die impact zit vermoedelijk in dubbele cijfers vóór de komma. Zowel vanuit ons werkelijk solide langetermijnperspectief voor de begroting en de economie, de brede welvaart, alsook om de klimaatdiscussie van de laatste tijd in evenwicht te gaan voeren — want de kosten van ingrijpen behoren immers afgezet tegen de kosten van niets doen — vraag ik de minister van Financiën hier om een nadere beoordeling, een reflectie. Wellicht ziet hij kans om in overleg te treden met de planbureaus om hier iets aan te doen in de vorm van een groene houdbaarheidsstudie die periodiek wordt herhaald. Gaarne een reactie.

Afgelopen week debatteerde de Tweede Kamer over de eerste stikstofplannen van het kabinet, en ook hier brede welvaart alom. Afgelopen zaterdag verwoordde Coen van Dedem, adviseur van het Forest Effect Fund, dit op indrukwekkende wijze in NRC Handelsblad: "Nog zestig keer oogsten, dan is het op". Het huidige landbouwmodel van Nederland gaat ten onder aan zijn eigen succes. Over 60 jaar is de grond volledig uitgeput. Ook hier dreigen we dus een onmogelijke erfenis achter te laten voor onze kinderen en kleinkinderen: géén natuurlijke voedselproductie meer in Nederland. En ook dit is dus een vraagstuk van brede welvaart. Behoud van natuurlijk kapitaal, van biodiversiteit, boven en ook onder de grond. En ook hier zijn de economische gevolgen op termijn en de impact op de begroting vermoedelijk aanzienlijk als we niks doen. Is het kabinet het eens met deze zienswijze?

Voorzitter. Het kabinet, zo begrepen we vorige week, maakt ruimte voor bouwprojecten door verlaging van de maximumsnelheid overdag. Hoe raakt dit nou de voorliggende ontwerpbegroting voor 2020, in het bijzonder het Infrafonds? Help ons even, minister. Worden door de stikstofruimte die ontstaat nu vooral nieuwbouw- en dijkverzwaringsprojecten losgetrokken, of wordt deze ruimte benut voor vooral wegenbouwprojecten? En indien de beperkte stikstofruimte wordt ingezet in het mobiliteitsdomein, is er dan een zorgvuldige afweging gemaakt tussen welke projecten daarvan voor de samenleving het meest urgent en renderend zijn? Er liggen namelijk ook spoor- en fietsprojecten stil en het zou zonde zijn als we dat geld niet steken in die projecten die het meest renderen. Graag helderheid van de minister van Financiën over de doorwerking van het besluit van vorige week op de voorliggende ontwerpbegroting, in het bijzonder bij infra.

Zoals gezegd vragen de transities een actieve rol van de overheid. Dat brengt me bij het investeringsfonds dat er nog niet is maar er wel aankomt. Ik was wel enigszins verbaasd, zeg ik tegen de minister van Financiën, dat het kabinet met deze gedachte kwam vlak nadát het Klimaatakkoord rondkwam. Dat akkoord, zo weten we, moest het stellen met een beperkte budgettaire inzet, met als gevolg een enorme discussie en een hele hoop gedoe over de verdeling van private lasten. Waarom deze volgorde, minister van Financiën? Toeval of niet?

De minister zei in de Tweede Kamer dat dit fonds moet bijdragen aan de lange termijn economische groei, en de minister van EZK werkt dus aan een groeiagenda. Dat klinkt toch een beetje ouderwets. Ik zou de minister in dit verband ter inspiratie om een reactie willen vragen op een prachtige publicatie van een groep topeconomen uit september jongstleden, werkzaam voor de OESO, Beyond Growth: Towards a New Economic Approach. Dat zou de leidraad van het investeringsfonds moeten zijn en de agenda van de minister van Economische Zaken en het kabinet. Wat betreft de GroenLinksfractie werkt het kabinet dus aan een publieke Investeringsagenda, die de brede welvaart en de daaraan verbonden transities als uitgangspunt neemt. Wij spreken daarom liever van een transitiefonds. Maar is dat nou ook de keuze van dit kabinet? Ik hoor het nog niet op deze manier verwoord. Ik hoor wel de minister van Financiën praten over nieuwe technologie, robotisering, artificial intelligence en vergrijzing, en dat is allemaal reuzerelevant, maar toch niet sturend of leidend voor deze Investeringsagenda en dit fonds?

Voorzitter. Laat ik ter inspiratie ook hier drie goede voorbeelden noemen. Dat Klimaatakkoord maakt heel duidelijk dat groene waterstof een belangrijkere rol zal spelen in het energiesysteem van de toekomst. Om dat in Nederland goed en snel op de rails te krijgen en gelijke pas te houden bij de mondiale ontwikkeling, lijkt dus een stevig investeringsprogramma in groene waterstof zeer voor de hand te liggen. Komt dat er? Een duurzame transitie in de landbouw — ingewikkeld zat — vraagt bijvoorbeeld om het verwerven van grondposities, om deze in langdurige groene pacht uit te geven aan duurzame boeren. Cruciaal, zo bleek ook uit een rapport van het PBL onlangs, om die transitie naar kringlooplandbouw op de rails te krijgen. Het derde voorbeeld: er ligt als ik het goed heb, een concept-Noordzeeakkoord bij het kabinet. Dan zijn er middelen nodig om wind op zee, duurzame visserij en de versterking van de ecologische kwaliteit van de Noordzee te combineren. Gaat dat gebeuren?

Voorzitter. Wat voor het investeringsfonds geldt, geldt eigenlijk ook voor andere onderdelen van het overheidsbeleid. Vorige week konden we vaststellen dat Invest-NL ook heel nadrukkelijk dit brede welvaartsperspectief omarmt, op last van de regering, en geen fossiele projecten financiert. Daar kwam de Europese Investeringsbank bij, eind vorige week, die hetzelfde gaat doen. Gaat deze minister van Financiën dan ook die lijn doortrekken naar de exportkredietverzekering — volgens mij is dat nog niet rond — en andere handelsbevorderende instrumenten, die op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken staan? Volgens mij is de boodschap heel helder: geen fossiele projecten meer, die op een of andere wijze door de overheid verder worden geholpen.

Voorzitter. Dat geldt ook voor de staatssecretaris van Financiën en ik vraag hem een beeld te geven van waar hij staat met zijn vergroeningsagenda. Dat is niet alleen gericht op bijvoorbeeld de luchtvaart, waar we iets moeten doen aan het Verdrag van Chicago, maar ook op allerlei plekken in de fiscaliteit, belastinguitgaven en allerlei grondslagversmallers waar de fossiele industrie vandaag de dag mee wordt gesubsidieerd. Waar zie ik terug dat dit kabinet deze subsidies afbouwt? Dat was trouwens tien jaar geleden in G20-verband ook al afgesproken.

Voorzitter. Ik stap over naar het macro-economisch beleid, al is de relatie met het investeringsfonds en het transitiefonds groot. Al sinds zo'n zeven, acht jaar heeft de eurozone te maken met en macro-economische spagaat die we nog nooit gezien hebben. Het begrotingsbeleid is meestal buitengewoon restrictief, het monetair beleid ruim, exceptioneel ruim. Het lijkt alsof Frankfurt en Brussel elkaar jaren onder schot hebben gehouden na 2012, en de gevolgen zijn aanzienlijk. In tijden van vergrijzing, lage inflatie en kapitaalsextensieve groei jaagt deze mix het overschot aan besparingen verder aan, met zeer lage rente tot gevolg. Het macro-economisch evenwicht is hier duurzaam zoek. Mijn vraag aan de minister van Financiën is of hij dat ook zo ziet. En hoe dan verder? Deelt hij mijn opvatting dat meer evenwicht moet worden gezocht en dat dat moet komen van publieke investeringen? Het is de enige optie die we hebben. Gaarne een reactie.

Voorzitter. Is deze recente geschiedenis, tien jaar crisisbeleid in Europa, geen aanleiding om de spelregels van de eurozone fundamenteler tegen het licht te houden? Ik vraag in het bijzonder naar de Brusselse afspraak om het beleid van eurolanden sinds 2012 te toetsen op macro-economische onevenwichtigheden. Volgens mij gebeurt dat niet. Notoire overschotlanden als Nederland en Duitsland, die besparingen jaar in, jaar uit elders in de eurozone duwen, merken hier volgens mij niets van en dragen dus bij aan een structureel onevenwichtige situatie. Zo maak ik dat ook op uit het begrotingsadvies van de Raad van State. Wat is de opvatting van de minister hierover? En, welke opdracht, welke ruimte krijgt de studiegroep begrotingsruimte hier?

Voorzitter. Het kabinet heeft onlangs bekendgemaakt dat er 460 miljoen euro grotendeels incidentele middelen beschikbaar komen voor het onderwijs. Dat is winst. We begrijpen dat de Najaarsnota 2019, die we nog niet kennen, het moment is waarop de nadere details bekendgemaakt worden. Graag een update van de minister van Financiën op deze stand van zaken en volgende stappen. Klopt het dan dat het kabinet een nota van wijziging zal sturen aan de Tweede Kamer op de ontwerpbegroting Onderwijs voor 2020, zodat we die hier straks weer met de geplande intensiveringen terugkrijgen?

Voorzitter. Het is bekend: de fractie van GroenLinks is van oordeel dat deze middelen een structurele doorwerking moeten hebben. Zover is het kabinet nog niet? Dat vraag ik met een hoopvol vraagteken aan de minister van Financiën. Of komt het er toch nog een beetje van? Graag een heel helder antwoord. Wellicht zal ik hier in tweede termijn met een motie komen die deze wens uitspreekt.

Voorzitter. Een soortgelijke vraag over het plan van minister Dekker, die vorige week bekendmaakte twee maal 36,5 miljoen uit te trekken voor de sociale advocatuur. Ook dat heeft onze warme instemming. Ook hier graag nadere helderheid van de minister van Financiën over deze stap en de vraag wat daarvan de structurele doorwerking is.

Voorzitter, tot slot de fiscaliteit. Het fiscale pakket 2020 bewaar ik voor een later moment, maar nu dit. De commissie-Donner heeft vorige week haar eerste bevindingen over het toeslagendrama bekendgemaakt. Nu weten we wat we al langer konden vermoeden: het toeslagensysteem is veel te ingewikkeld en de Belastingdienst heeft, mede onder politieke druk na de Bulgarenfraude, een nietsontziende jacht geopend op gezinnen die gebruikmaken van toeslagen. Niet om aan te zien. Welkom in de wereld van keihard handhaven. Het schaamrood hoort ons allen op de kaken te staan.

Voorzitter. Het is heel goed dat de staatssecretaris zich eind vorige week heeft uitgeput in excuses aan de getroffen gezinnen en hen gaat compenseren. Mijn pleidooi is dan ook: doe dat dan ook ruimhartig en laat niet daarover opnieuw een discussie ontstaan. De beste vraag is nu misschien nog aan de staatssecretaris wat hier nou ten diepste fout is gegaan. En hoe heeft dit zo lang kunnen doorgaan?

Voorzitter. Dan de toekomst van de toeslagen. Sinds vorige week ligt er het eerste deel van het ibo. Er komt nog een deel 2. Begrijp ik dat goed, vraag ik de staatssecretaris. Worden daarin dan de fundamentele opties voor het toeslagensysteem besproken? Wat ons betreft heel graag. Daar zou het over moeten gaan. Het kabinet-Balkenende II heeft namelijk twee zeer betwistbare keuzes gemaakt. Kinderopvang mocht geen onderdeel worden van de publieke sector zoals onderwijs, het moest een markt zijn, en de zorgpremies moesten per se nominaal worden geheven en niet inkomensafhankelijk. Het gevolg van deze keuze: miljoenen toeslagen moesten er aan te pas komen om burgers het hoofd boven water te laten houden. De beste manier om hier vanaf te komen, is om de noodzaak van met name deze twee toeslagen op te heffen. Dat is een politieke keuze en die hoort nu opnieuw besproken te worden. Zit dat in ibo 2, zo vraag ik de staatssecretaris. Komt het anders terug in de bouwstenenexercitie waar hij mee bezig is?

Voorzitter. Ten slotte. De Belastingdienst heeft het zwaar. De uitvoering en uitvoerbaarheid van het fiscale stelsel zijn voortdurend voorwerp van zorg en wij hebben daar onlangs ook met de heer Snel over gesproken. Op deze plaats één vraag. We zien allemaal aankomen dat de komende vijf jaar het fiscale stelsel aan vernieuwing toe is. Ik vraag de staatssecretaris hier inzichtelijk te maken wat de komende jaren realiseerbaar is, doenbaar of wat ervoor nodig is om fundamentele ingrepen in het stelsel aan te kunnen. De commissie-Borstlap moet straks de aanzet leveren voor een inclusieve arbeidsmarkt. Wij hebben een groot plan uit te voeren rond verdere vergroening en defossiliëring van de fiscaliteit. Er is werk aan de winkel om vooral mensen op en rond het minimum, die nu al kortingen niet kunnen verzilveren, te helpen. Wat is hier het juiste perspectief op de uitvoering? Want, voorzitter, de Belastingdienst is bij uitstek de dienst waarmee alle burgers van Nederland te maken hebben. Hij behoort het visitekaartje te zijn van een actieve, betrokken en moderne overheid, die elke dag brede welvaart bevordert.

Dank u wel.