Plenair Kuiper bij behandeling Verwijdering asbest en asbesthoudende producten



Verslag van de vergadering van 28 mei 2019 (2018/2019 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dit zal mijn laatste plenaire bijdrage zijn in dit huis.

De voorzitter:

Snik, snik, snik, snik, snik.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Mijn 65ste in deze zittingsperiode, zo heb ik geteld op de pagina's van de Eerste Kamer. Als je bij zo'n getal bent aangekomen, gaat er een bel rinkelen en moedigt dat aan om aan afzwaaien te denken. Voorzitter, als u enige emotie in mijn stem hoort, heeft dat in de eerste plaats te maken met mijn zware verkoudheid, maar daaronder zitten ook wel andere gevoelens. Ik heb het altijd een eer en een bijzondere verantwoordelijkheid gevonden om deel te nemen aan de beraadslagingen in dit huis. Mijn inzet was steeds om vanuit een christelijk gemotiveerde overtuiging bij te dragen aan wetgeving en uiteindelijk de weging van het algemeen belang. Dat is het belang van mensen in de samenleving, dat is het belang van wat wij publiek hebben opgebouwd en dat is het belang van de aarde die ons is toevertrouwd. Het integraal bevorderen van recht en gerechtigheid zie ik als kerntaak van de politiek en daar heb ik me ook aan willen geven met het dienen van mensen, publiek welzijn van alle mensen, zonder onderscheid op het oog. Daarom is wat wij hier in huis doen en besluiten nooit vrijblijvend. Ons werk heeft gewicht, omdat het effect heeft op levens van mensen.

Voorzitter. Het debat dat wij vandaag voeren over verwijdering van asbest heeft dat gewicht ook. Het lijkt wellicht slechts een enkel aspect in het geheel van maatregelen die de overheid treft, maar we spreken in dit wetsvoorstel over de risico's voor de volksgezondheid, over publieke verantwoordelijkheden, over een rechtvaardige verdeling van lasten en over de uitvoerbaarheid van wetgeving. Hoewel mijn fractie het doel van de wet helemaal ondersteunt, heeft ze nog wel de nodige vragen.

Voorzitter. Gelet op de gezondheidsrisico's is ons duidelijk dat de overheid terecht haar verantwoordelijkheid neemt om tot asbestverwijdering over te gaan. Inzichten uit de vorige eeuw en met name het rapport van de Gezondheidsraad uit 2010 vormen hierbij de grondslag. Er worden nu grondige maatregelen genomen die zien op het voorkomen van de verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving. Het besluit uit 2015 om asbestdaken te verwijderen gaf eigenaren negen jaar de tijd, tot 31 december 2024, om tot verwijdering over te gaan. Er is sinds 2016 een alliantie van vele partijen die een brede aanpak heeft bevorderd. De gezondheidsrisico's die oudere en verwerende daken, alle daterend van voor het verbod uit 1993, opleveren zijn evident. Ook al zijn er verschillende inzichten en rapporten, dat er een risico is dat nog altijd te veel mensen sterven door blootstelling aan asbest, staat voor onze fractie buiten kijf. Daarom is het goed dat die daken vervangen worden en het asbest verwijderd. Ik begrijp ook dat er een einddatum wordt genoemd om druk op de ketel te houden. Het tempo is op dit moment hoog en dat zou niet moeten wegvallen.

Voorzitter. Een belangrijke vraag is voor wiens verantwoordelijkheid en rekening deze verwijdering moet komen te vallen. Men kan redeneren dat het kosten zijn die een eigenaar nu eenmaal heeft als hij bezitter is van een woning of schuur. Als daken of materialen zijn afgeschreven, is vervanging aan de orde. Dat principe kan ook hier worden toegepast. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om te verwijderen en die eigenaar betaalt dan ook de kosten die daarmee gemoeid zijn. Tegelijkertijd is het wel zo dat de eigenaar hiertoe gedwongen wordt door de overheid. Hij of zij was wellicht niet uit eigen beweging tot vervanging overgegaan. Moet dan degene die dwingt uitsluitend betalen? Nee, dat lijkt me niet, ook niet in vergelijkbare gevallen. De overheid treft de maatregel niet zomaar, maar heeft daarbij het publieke belang van de volksgezondheid op het oog. Aan dat publieke belang mag medewerking worden gevraagd door eigenaren van woningen en schuren. Het publieke belang van de volksgezondheid is dan wel een gezamenlijk belang en dat wordt ook uitgedrukt door de brede samenwerking van de vele samenwerkingspartners die zich hiermee bezighouden. Overheid, partijen en eigenaren spannen zich samen in om verwijdering van asbest mogelijk te maken. Je ziet ten minste een gezamenlijke verantwoordelijkheid en daarom kan hier een inspanning worden gevraagd van alle betrokkenen. Dat er dan ook een rekening is voor eigenaren, is te billijken. Maar er is tevens een rol en verantwoordelijkheid voor de overheid. Daar kom ik straks nog op als ik over de uitvoering spreek.

Voorzitter. Terzijde merk ik op dat we al ongeveer halverwege de beoogde uitvoeringstermijn zijn. Er zijn heel wat eigenaren die de afgelopen jaren, al dan niet met behulp van een subsidie, de rekening hebben betaald. Het is ook al geruime tijd duidelijk dat er een krachtig beleid is dat erop is gericht asbest uit de leefomgeving te verwijderen. Eigenaren van gebouwen konden dit zien aankomen en zich realiseren wat dit voor hen betekent.

Vragen doen zich voor met betrekking tot de lasten van de operatie. Uit alle geluiden die tot ons komen, is duidelijk dat de financiële draagkracht van sommige eigenaren van asbestdaken een punt van grote zorg is. Het gaat bijvoorbeeld om eigenaren van woningen in stedelijke gebieden met een kleine beurs, of om bezitters van boerenschuren of bedrijfsgebouwen met grote oppervlakten asbestdak. Wat dat laatste betreft maakt het nogal wat uit of de eigenaar een vitaal bedrijf heeft en de verwijdering kan aanpakken vanuit de context van een goed lopende bedrijfsvoering of dat er sprake is van gebouwen op een stilgevallen erf waar geen inkomen meer wordt gegenereerd en de rekening een regelrechte nachtmerrie is. Mijn fractie wil op dit punt gerustgesteld worden. Gelet op het feit dat er een gezamenlijk publiek belang wordt gediend, moeten de maatregelen wel sociaal rechtvaardig zijn.

Ik weet dat door de rijksoverheid samen met gemeenten en provincies heel wat inspanningen worden geleverd om eigenaren te adviseren en te begeleiden. Ook kunnen er gunstige leningen worden afgesloten en worden de faciliteiten daartoe nog vergroot in een landelijk fonds, dat eerder genoemde fonds met een hoofdletter F. Mijn fractie verwacht dat dit nog niet voor iedere eigenaar afdoende zal zijn. Er zullen schrijnende gevallen blijven en dus rekeningen of leningen die als een molensteen om de nek van eigenaren hangen. Wat is hier nog aan te doen? Graag hoor ik op dit punt een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Alles komt aan op de uitvoering van het wetsvoorstel. Over de uitvoerbaarheid wil ik drie dingen opmerken. In de eerste plaats gaat het om het financiële arrangement hierachter. Er is een subsidieregeling geweest waarvan sommigen gebruik konden maken, maar anderen niet. Ik verneem dat in sommige provincies, vooral in Oost-Nederland, actieve ondersteuning wordt geboden aan eigenaren van asbestdaken, ook financieel. Het zou niet zo moeten zijn dat inwoners van sommige provincies wel worden geholpen en anderen niet. Ik roep de staatssecretaris op om het gesprek met de provincies en eventueel gemeenten te voeren om samen met hen te komen tot een gelijke aanpak voor iedereen door het hele land.

Een tweede opmerking gaat over de versoepeling in de aanpak bij de uitvoering. Hierover hebben verschillende collega's ook al een opmerking gemaakt. Het zelf verwijderen van asbestdaken — die 35 m2 — is niet heel schadelijk, zo zeggen deskundigen, en kan worden uitgevoerd door particulieren zelf. Zou iemand het ook niet zelf kunnen doen bij veel grotere oppervlakten dan die 35 m2? In het verlengde hiervan is er de vraag die in de branche speelt, namelijk of de overheidsregels de verwijdering van asbest niet veel te omslachtig en kostbaar hebben gemaakt. Hebben wij de eisen niet heel sterk opgeschroefd waardoor sanering ook een heel kostbare zaak is geworden? Wil de staatssecretaris ook daarnaar kijken?

Tot slot zou ook aan een verlenging van de termijn kunnen worden gedacht — ik weet dat het een beetje vroeg in de kerk is, dus tot na 2024 — in ieder geval voor die daken die worden beoordeeld met een laag risico. Dat zou lucht geven bij betrokkenen en ook de tijd bieden om nog eens goed te kijken naar de mate van urgentie in individuele gevallen.

Voorzitter. Ik zie als gebruikelijk uit naar de antwoorden van de staatssecretaris. Die antwoorden zullen voor onze fractie van belang zijn en goed worden gewogen met het oog op ons eindoordeel.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuiper. We zien u hopelijk nog een keer in tweede termijn.

Ik geef het woord aan de heer Ruers.