Plenair Overbeek bij voortzetting behandeling Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019



Verslag van de vergadering van 18 december 2018 (2018/2019 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.03 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Overbeek i (SP):

Dank u, voorzitter. Dank aan de minister voor haar dappere poging om mijn vragen te beantwoorden. Dat waren natuurlijk in belangrijke mate retorische vragen. Mijn bijdrage was vooral een ideologiekritiek: een kritiek op de onderliggende ideologie, zoals die in de strategische nota en in andere stukken tot ons spreekt en zoals de minister deze nog weer eens bevestigde door te verwijzen naar de comparatievekostentheorie van Ricardo. Dat is nou precies waar mijn kritiek zich op richt. Dat gezegd hebbende, is het goed dat we die gedachte-uitwisseling hier kunnen hebben. Daar ben ik dankbaar voor.

Ik heb op twee punten nog de constatering dat mijn vraag of niet goed begrepen is, of niet beantwoord - en waarschijnlijk omdat hij wel goed begrepen was. Bij de eerste vraag, waarbij we kennelijk een verschil van begrip hebben, had ik het over de waardeketen. Ik gaf het voorbeeld van de iPhone. Ik liet zien dat als ontwikkelingslanden de voorschriften van het IMF en de Wereldbank en deze minister opvolgen en zich specialiseren in de productie van de goederen waarin zij een comparatief voordeel hebben, zij veroordeeld zijn om zich te specialiseren in de trog van de waardeketen: daar in de productieketen waar geen of nauwelijks betekenisvolle waarde wordt gecreëerd of toegevoegd. Die waarde wordt toegeëigend, misschien niet geproduceerd — maar dat vergt een hele andere discussie — aan beide uitersten: daar waar het om research and development gaat, en daar waar het om marketing en financiële dienstverlening gaat. Die twee sectoren reserveren wij voor onszelf, want wij werpen enorme drempels op voor ontwikkelingslanden die via leapfrogging echt vooruit willen komen. Ik zie in de reactie van de minister toch een bevestiging van dat punt van mij.

Het laatste punt: de vragen die de minister helemaal niet beantwoord heeft. Dat verbaast mij natuurlijk ook niet, want ik had niet verwacht dat zij hier zou zeggen: verdorie, je hebt gelijk; we gaan het nou eens helemaal anders doen. Het waren mijn vragen over het exorbitante Nederlandse betalingsbalansoverschot: 10% van het bbp. Het is politiek onverantwoord om dat jaar in, jaar uit maar te blijven voortzetten. Verder was er de daaraan gekoppelde vraag naar de landbouwprotectie van de Europese Unie. De minister is zo tegen protectie gericht. Waarom maken we daar dan niet heel snel een eind aan? De ontwikkelingslanden vragen dat aan ons.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Overbeek. Wij zijn nu toegekomen aan het antwoord van de minister. O, meneer Lintmeijer, neemt u mij niet kwalijk. Hoe kan ik toch zo slordig zijn? U staat op de lijst.