Plenair Bikker bij behandeling Verruiming sluitingsbevoegdheid ingevolge de Opiumwet



Verslag van de vergadering van 4 december 2018 (2018/2019 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst ook namens mijn fractie een hartelijke felicitatie aan mevrouw Andriessen. We zien ernaar uit om verder van gedachten te wisselen en misschien zelfs een keer te interrumperen. Dat kon nu natuurlijk niet, maar van harte gefeliciteerd.

Voorzitter. Nederlandse criminelen spelen een belangrijke rol bij de productie van amfetamine, samen met criminelen uit enkele andere landen, met name Polen. En Nederlandse criminelen zijn de grootste producent van xtc in Europa. Waarschijnlijk is Nederland ook de grootste producent ter wereld, maar harde mondiale data ontbreken. Schokkende bevindingen uit het rapport Waar een klein land groot in kan zijn, dat de Nederlandse Politieacademie begin september presenteerde. Als er iets is waar deze minister gedurende het eerste jaar van zijn ministerschap indringend mee is geconfronteerd, dan is het wel de omvang van de drugscriminaliteit en de effecten die dat alles heeft op de samenleving. Drugslaboratoria in woonwijken, dumpingen van afval: we zien wekelijks, soms zelfs dagelijks dat het de spuigaten uitloopt en dat gewone inwoners van ons land op deze manier worden blootgesteld aan gevaarlijke situaties. Daar komt bij dat Nederlandse criminelen volgens het rapport een bijdrage van minimaal 18 miljard leveren aan de illegale wereldeconomie als het gaat om de productie van synthetische drugs. Mijn fractie spreekt juist daarom haar waardering uit voor de strijdlust die deze minister laat zien om deze criminele organisaties aan te pakken, uit te bannen en de drugs met hen. Wij steunen de minister van harte in die strijd.

Vandaag bespreken we een wetsvoorstel dat niet ziet op opsporing maar wel op de effecten van drugsproductie en -handel in bijvoorbeeld een woonwijk of op een industrieterrein. Als er voorwerpen of stoffen in een pand aanwezig zijn die duidelijk bedoeld zijn om drugs te maken of te telen, krijgt de burgemeester de bevoegdheid het pand te sluiten. De fractie van de ChristenUnie kan zich vinden in de onderbouwing van het wetsvoorstel, dat dit enerzijds bijdraagt aan het doorbreken van de keten van drugsproductie en -handel en anderzijds voorkomt dat een wijk verloedert door de rotte kiezen die deze panden vormen. Tegelijkertijd leven er op drie punten wel nadere vragen. Dat gaat over de positie van de burgemeester, de proportionaliteit van de maatregel en ten slotte het effect van een sluiting op de omgeving.

Allereerst de positie van de burgemeester. Het is verschrikkelijk dat burgemeesters onder zware beveiliging moeten leven vanwege dreiging van criminele organisaties die volop actief zijn in de drugswereld. Ook vanaf deze plaats een hart onder de riem voor de moedige burgemeesters die dit aangaat. Het voorgestelde wetsvoorstel maakt de mogelijkheden van de burgemeester nog iets ruimer. Brengt het nieuwe risico's voor de burgemeester met zich mee nu hij nog eerder actief kan zijn in het tegenwerken van criminele organisaties en hun praktijken in een gewone woonwijk? Hoe beoordeelt de minister dat?

In het onderzoek van mevrouw Bruijn, al meermalen geciteerd vandaag, naar de ontwikkeling van de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet valt overigens op dat het merendeel van de burgemeesters in 2016 helemaal geen enkel pand sloot. Hoe beoordeelt de minister dat gegeven? Heeft de minister in samenspraak met zijn collega van Binnenlandse Zaken een beeld van hoe de burgemeesters in de gemeenten waar drugscriminaliteit gelukkig nog niet of minder zichtbaar is, toch scherp aan de wind kunnen zeilen als inzet van bevoegdheden wel noodzakelijk is? Het lijkt mijn fractie namelijk sterk dat in al deze gemeenten geen drugscriminaliteit voorkomt. Het zou in elk geval sterk te betreuren zijn als de gemeenten rond bijvoorbeeld Oss of Schiedam, waar veel panden gesloten zijn, het nieuwe toevluchtsoord zijn voor criminelen. Dat waterbedeffect moet voorkomen worden. Ziet de minister aanleiding om waar nodig burgemeesters nader toe te rusten voor het inzetten van deze bevoegdheden? Burgemeesters die stevig optreden kunnen zelf ook gevolgen ondervinden voor hun veiligheid. We kennen die voorbeelden; ik zei het net al. Wat betekent dat voor het ambt? Hoe houdt de minister met zijn collega van Binnenlandse Zaken de vinger aan de pols dat deze ontwikkeling niet belemmerend wordt in het vinden van goede burgemeesters die daadkrachtig kunnen optreden?

Dan de proportionaliteit van deze maatregel. Daar is in de schriftelijke voorbereiding, in de Tweede Kamer trouwens ook, en hier plenair al door geloof ik alle collega's al bij stilgestaan. Want voorkomen moet worden dat de effecten onevenredig zwaar zijn voor huisgenoten, voor goedwillende melders die hetzij als eigenaar hetzij als medehuurder de gevolgen van een sluiting evengoed ervaren. De minister heeft op dit punt al zijn inzet in de Tweede Kamer laten zien en de motie-Buitenweg/Van Nispen heeft de puntjes op de i gezet, zodat de verruiming nog steeds een herstelsanctie is en geen punitief karakter krijgt. De minister heeft bovendien het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid gevraagd om dit najaar een gesprek tussen gemeenten en verhuurders te organiseren om te verkennen hoe maatregelen van verhuurders en gemeenten elkaar kunnen versterken. Hoe is dat gesprek verlopen?

De verhuurders vrezen dat de omgeving verpaupert als een woning langere tijd niet opnieuw verhuurd kan worden, en dat brengt mij bij mijn derde punt. Ik denk dat die verhuurders daar een punt hebben, maar dat het ook geldt in de situatie van een koopwoning. Want als een pand zes tot twaalf maanden gesloten wordt, dan heeft dat allereerst een prachtige signaalfunctie naar de omgeving: begin hier niet aan! Maar als vervolgens de planken voor de ramen blijven zitten, dan heeft dat vriendelijk gezegd geen stimulerende werking om de buurt naar een hoger plan te brengen. Hoe beoordeelt de minister dat effect? Is dat ook onderwerp van gesprek bij het eerder genoemde overleg? Maar worden ook andere belanghebbenden en verantwoordelijken betrokken? Ik denk dan aan VNG en natuurlijk de minister van Binnenlandse Zaken. Nu de minister krachtig aan de slag is met de strijd tegen ondermijning, moet ook de weerbaarheid van de lokale gemeenschappen niet vergeten worden. Wat zijn de voornemens van het kabinet op dit punt en op welke wijze wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Ik hoor de minister daar graag concreet over.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De minister vindt ons aan zijn zijde als hij burgemeesters de mogelijkheid geeft om eerder op te treden tegen de voortwoekerende drugscriminaliteit. Dat moet wel op een manier gebeuren waar burgemeesters zich goed ondersteund weten, proportioneel de maatregel inzetten en met oog voor de effecten op de leefomgeving. Op alle drie die onderdelen zie ik uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, in afwachting van de minister voor Rechtsbescherming.