Plenair Ester bij voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 20 november 2018 (2018/2019 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst de felicitaties aan collega Wever.

Voorzitter. Regeren in tijden van voorspoed zouden we kunnen aanduiden als De last van veel geluk, de titel van het prachtige boek van historicus Van Deursen over de Gouden Eeuw in Nederland. Dat ons land in het komende begrotingsjaar het economische tij mee heeft, lijkt ons helder. Volgend jaar wordt bijvoorbeeld voor het vierde opeenvolgende jaar een fors begrotingsoverschot geraamd. Dat is sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw niet meer voorgekomen. De overheidsschuld daalt onder de 50% van het bbp. Niet alleen de overheidsfinanciën profiteren van de gunstige economische tijd. Eindelijk lijken ook de huishoudens, hoe bescheiden dan ook, meer te gaan merken van de economische hoogconjunctuur doordat de lonen beginnen te stijgen en de inkomensbelasting gaat dalen. Vrijwel alle huishoudens gaan er qua koopkracht op vooruit. De werkloosheid duikt tot onder het niveau van voor de crisis.

Voorzitter. Dat geluk is niet alleen iets om blij van te worden, maar het is ook een last: het schept verplichtingen. Immers, hoewel we allemaal weten dat we het dak moeten repareren als de zon schijnt, is het in zonnige tijden moeilijk de urgentie vast te houden om ons voor te bereiden op de naderende regen en mogelijk zelfs stormachtige tijden. Dat is zeker het geval als we de hoogst turbulente internationale context daarin betrekken. Denk aan brexit, Italië en dreigende handelsconflicten. Het gevolg is dat pijnlijke maatregelen die tijdens een hoogconjunctuur zouden moeten worden doorgevoerd vaak in crisistijd worden genomen, waardoor de pijn extra hard aankomt, om over het procyclische karakter nog maar te zwijgen.

Voorzitter. Zeker nu de cijfers en prognoses voor 2019 laten zien dat we het hoogtepunt van de groeispurt voorbij zijn, is het zaak voor het kabinet om een aantal van de voorgenomen hervormingen snel tot stand te brengen. Deze hervormingen zijn nodig om Nederland crisisbestendig en duurzamer te maken. Mijn fractie wil een hoger tempo en meer urgentie zien, ook als het gaat om wetsvoorstellen. De agenda van de Eerste Kamer is gewoon te leeg, zo ervaren wij wekelijks.

Als eerste denk ik daarbij aan de pensioenhervorming, zodat het stelsel gaat passen bij de veranderende arbeidsmarkt en weer recht doet aan jong en oud. De grote vraag — we zijn er dezer dagen allemaal waarnemer van — is of het in deze goede tijden lukt om die noodzakelijke stap naar voren te zetten als polder en politiek gezamenlijk. De onderhandelingen slepen zich voort. Is de ooit zo geroemde Nederlandse polder nog in staat om in het algemeen belang en het belang van alle generaties te doen wat goed is en wat nodig is? Wat als blijkt dat cruciale medespelers in de polder om wat voor reden dan ook na iedere aanloop toch niet over de pensioenhervormingssloot heen durven te springen? Hoe acteert het kabinet dan?

Als tweede denk ik aan de hervorming van de arbeidsmarkt. In geen enkel ander land is het aandeel flexibele contracten en zzp'ers zo snel gegroeid als in Nederland. Het betreft hier dus geen natuurverschijnsel; het is een gevolg van de manier waarop wij collectieve arrangementen, wetten, regels en andere prikkels hebben vormgegeven. De minister van Sociale Zaken heeft met zijn recente wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans een eerste stap gezet om vaste contracten minder vast en tegelijkertijd minder duur te maken, en flexibele contracten juist minder flex en vooral minder goedkoop. Dat is een even noodzakelijke als logische stap. Alles in het leven dat flexibel is, is immers duurder, van vliegtickets tot kinderopvang — behalve op de arbeidsmarkt. Tegelijk is het niet meer dan een eerste stap. We wachten bovendien met smart op de zzp-aanpak van dit kabinet. Ik wil de minister vragen hoe het daarmee staat.

Als derde hervorming noem ik de woningmarkt. Als het ergens nodig is om tien jaar na het begin van de kredietcrisis lef te tonen als kabinet, dan is het wel met betrekking tot de ontplofte woningmarkt. Deze crisis begon niet voor niets met het ontsporen van de Amerikaanse huizen- en hypotheekmarkt en vervolgens de ongekende val van Lehman Brothers. Juist nu het ons economisch weer voor de wind gaat, is het goed om daarbij stil te staan. De symbiose tussen de economische conjunctuur en de woningmarkt is in ons land ronduit ongezond. De Nederlandsche Bank wijst ons dan ook bij voortduur op de zorgwekkende ontwikkelingen op de woningmarkt en stelt dat verdergaande hervormingen nodig zijn. Het kabinet zet ontegenzeglijk een stap, maar toch steken de plannen wat schraal af tegen de ontwikkelingen die plaatsvinden in deze stad en in de andere grote steden van ons land, waar de prijzen de pan uit rijzen en de woningmarkt bijna is drooggekookt.

Voorzitter. Het valt me op dat het kabinet erg veel praat over bouwen, bouwen, bouwen, en maar weinig over de juiste prikkels dan wel het aanpakken van verkeerde prikkels op de woningmarkt. Welke dam werpt het kabinet bijvoorbeeld op tegen beleggers op de grootstedelijke woningmarkt? Doordat beleggers op dit moment geld als water hebben, hebben ze een belangrijk concurrentievoordeel op de huizenmarkt ten opzichte van vooral starters, die hun financiering nauwelijks rondkrijgen. Particuliere beleggers kapen zo steeds meer de laatste betaalbare koopwoningen weg voor de neus van starters, die vervolgens genoodzaakt zijn om diezelfde woningen duur te huren van deze beleggers, het buy-to-letfenomeen. Het aantal koopstarters en doorstromers in onze steden is de laatste paar jaar dan ook dramatisch gedaald. Mijn vraag aan het kabinet is of het bereid is om effectieve prikkels door te voeren, zodat huizen weer zijn om in te wonen en minder interessant worden om aan te verdienen. Moeten we de verlaging van de overdrachtsbelasting voor derde en volgende huizen niet terugdraaien, zo vraag ik de staatssecretaris. Is het niet hoog tijd om huuropbrengsten normaal te gaan belasten en niet alleen in box 3? Is hij bereid om zonder taboe te kijken naar de prikkels die de woningmarkt nu nodig heeft?

Voorzitter. Zeker nu de afschaffing van de dividendbelasting niet doorgaat en er een alternatief pakket aan maatregelen wordt voorgesteld, is de voorliggende begroting beter in balans. We hebben daar net uitvoerig over van gedachten gewisseld. Boven op het basispad investeert het kabinet fors in de publieke sector, oplopend tot 6,5 miljard in 2021.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik kan me helemaal vinden in het betoog van de heer Ester als het gaat om de koopmarkt, dat deel van de woningmarkt. Daar is de rol van binnenlandse en buitenlandse beleggers, het buy-to-letfenomeen, waar de heer Ester terecht op wees, inderdaad veel te groot. Ik had daar ook al aandacht voor gevraagd in mijn eerste termijn.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ondersteun ook zijn oproep aan de regering om daar maatregelen tegen te nemen of in ieder geval te kijken hoe men dat kan tegengaan. Maar mijn vraag gaat over de huursector, en dan met name de sociale huurwoningen. Want ook daar staat de toegankelijkheid op het spel. Ook daar zijn er problemen, zoals ik eerder ook heb betoogd. Ik vroeg me dus af hoe de heer Ester daartegen aankijkt. Zijn daar ook problemen op te lossen en doet het kabinet daar voldoende aan? Wordt er voldoende gebouwd? En zo nee, zouden we daarvoor dan maatregelen kunnen treffen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat zijn een hele hoop vragen tegelijkertijd. Dat geeft ook helemaal niet, meneer Van Apeldoorn. Maar ik heb hier aandacht willen vragen voor een hele specifieke groep en een heel specifiek fenomeen op de koopmarkt, dat tot grote maatschappelijke ontwrichting leidt. Er zijn ook nog veel andere problemen op diezelfde woningmarkt — u noemt ze ook — die ook aandacht verdienen, maar daar ben ik nu even niet op ingegaan. Ik wilde juist naast die mantra van "bouwen, bouwen, bouwen", hoe belangrijk ook — ik ben de eerste om dat toe te geven — ook dat andere verhaal neerzetten, namelijk dat bouwen, bouwen, bouwen niet voldoende is, maar dat we ook moeten zorgen dat we af komen van die perverse prikkels op de woningmarkt.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar ben ik het helemaal mee eens, maar ik wou u nou juist wel vragen naar dat andere probleem en u vragen daar wel op in te gaan. Laat ik de vraag heel simpel stellen. Kan de heer Ester zich voorstellen dat er een probleem is nu er bijvoorbeeld naast de verhuurderheffing, die we al heel lang hebben, ook nog eens een beperking van de renteaftrek komt voor woningcorporaties, en dat dat woningcorporaties niet in staat stelt om in de mate die nodig is te investeren om in die behoefte te voorzien op de sociale huurmarkt?

De heer Ester (ChristenUnie):

Het kabinet doet natuurlijk ook het nodige als het gaat om de verhuurderheffing. Er komt een grote korting aan. De eerste is al in de orde van grootte van 100 miljoen. Daar worden dus al duidelijke inspanningen gedaan. Of het voldoende is, valt te bezien. Dat is de achterliggende reden van uw vraag, denk ik. Maar ook daar is een serieuze kwestie absoluut aan de orde. We zouden de gedachte wat meer moeten uitwerken om op dat punt wat nader tot elkaar te kunnen komen.

Voorzitter. Ik dacht dat mijn laatste zin betrekking had op 6,5 miljard in 2021. Dit kabinet verlicht daarnaast de lasten voor de burgers van ons land met meer dan 5 miljard in datzelfde jaar. Gezinnen kunnen nog eens 1 miljard extra tegemoetzien via de diverse kindregelingen. Ook het Nederlandse bedrijfsleven kan na een aanvankelijke lichte lastenverzwaring alsnog een lastenverlichting ten opzichte van het basispad tegemoetzien. Ik zeg heel bewust "ten opzichte van het basispad", want ik ben me er terdege van bewust dat het door het CPB uitgetekende basispad zowel aan de uitgaven- als aan de lastenkant forse stijgingen laat zien, en dat de miljarden aan lastenverlichting van het kabinet maar ternauwernood de van vorige kabinetten geërfde lastenstijging voor burgers goed kunnen maken. Dit basispad drukt ons met de neus op het feit dat er structureel gezien weinig ruimte is om de financiële teugels laten vieren. Dat moet toch ook de boodschap zijn. Het kabinet heeft, gelet op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, reeds de randen van wat nog verantwoord is opgezocht. De Raad van State wordt niet moe ons hierop te wijzen.

Een punt van aandacht is wel dat als er geld gereserveerd is voor bijvoorbeeld het noodzakelijke herstel van onze defensie, dit ook daadwerkelijk wordt uitgegeven. Gaat dit in 2019 wél lukken, zo luidt mijn dringende vraag.

Geluk is meer dan koopkracht, zo laten het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving zien in hun beschouwingen over brede welvaart. Ze laten ook zien hoe belangrijk en hardnekkig sociaal-culturele verschillen zijn, bijvoorbeeld de scheidslijnen die zich aftekenen tussen lagere en hogere opleidingsgroepen —dat kwam al even aan de orde — tussen Nederlanders met veel en weinig menselijk en sociaal kapitaal, tussen winnaars en verliezers van globalisering. De minister erkende in de Tweede Kamer het belang van dit brede welvaartsbegrip. In het verlengde van een eerdere opmerking zou ik willen vragen welke concrete rol hij in zijn beleid weggelegd ziet voor dat brede welvaartsbegrip, bijvoorbeeld in de Miljoenennota's die onder zijn bewind zullen worden vervaardigd. Ik hoor dat graag.

Voorzitter. Mijn fractie blijft zich grote zorgen maken over de bankensector. Dan gaat het zowel om de cultuur van de bank als om de hoogte van de buffers. De afgelopen maanden hebben weer laten zien dat de maatschappelijke antenne van banken pover ontwikkeld is. De salaris- en bonuscultuur beginnen weer trekken te vertonen van de precrisisperiode. De witwasaffaire bij ING leidt tot plaatsvervangend schaamrood op de kaken. En de reactie van de banken op maatschappelijke verontwaardiging blijft ons toch verbazen. Waarom slaagt het kompas van de banken er maar niet in het maatschappelijke noorden te vinden?

Zijn de actuele buffernormen niet gewoon te laag om een nieuwe crisis te voorkomen? Volgens toonaangevend Stanfordeconoom Anat Admati moet het eigen vermogen fors worden opgekrikt. En Andrea Enria, de voorzitter van de Europese Bankenautoriteit, stelde nog onlangs dat banken in de eurozone onvoldoende verliesabsorptiekapitaal in huis hebben. Onze eigen DNB-president Klaas Knot ziet de bancaire jacht naar dubbelcijferig rendement als een serieus gevaar. Hoe beoordeelt de minister deze geluiden? Moeten die buffers niet gewoon verder omhoog, zeg naar 15% tot 20% van het balanstotaal? En is ook de recente bankenstresstest in dit opzicht niet veel te mild?

Voorzitter. De stap van de bancaire sector naar het betalingsverkeer is een kleine. In een paar jaar tijd is de teloorgang van het cash betalen in Nederland een feit geworden. Recente cijfers tonen aan dat minder dan 40% van de betalingen nog contant verloopt. Daar zijn overigens ook hele goede redenen voor. Niettemin heeft ook mijn fractie zorgen over de opmars van elektronisch betalen. Juist toch al kwetsbare groepen als visueel gehandicapten en een deel van de ouderen hebben daar moeite mee. Dat geldt ook voor de meer dan 2,5 miljoen laaggeletterden, die sowieso moeilijk meekunnen in het digitale tijdperk. Ook DNB spreekt waarschuwende woorden. De ChristenUniefractie verzoekt de minister om in samenspraak met de banken, de gemeenten en de detailhandel te borgen dat consumenten en burgers onverminderd contact kunnen betalen. Kan dit worden toegezegd?

De heer Postema i (PvdA):

Ik vind het toch wat teleurstellend dat de conclusie voor de ChristenUnie dan toch moet zijn dat het chartaal geld maar behouden moet blijven om mensen die het bijvoorbeeld lastig vinden om veel geld tegelijkertijd te tellen, dan maar te helpen door dat dan ook nog in dubbeltjes en kwartjes mogelijk te maken, in plaats van met een pas waar dat netjes op staat. Ik had, eerlijk gezegd, daarin toch wel een wat meer vooruitziende blik verwacht.

De heer Ester (ChristenUnie):

Er komen heel veel geluiden uit de sector van gehandicapten, ook van ouderen en uit kringen van mensen die zorgdragen voor laaggeletterden dat dat dit een serieus maatschappelijk probleem is. Ik vind ook vooral dat we daar niet badinerend over moeten doen. Ik zeg ook niet dat u dat doet, begrijpt u me goed, maar dit is wel een kwestie. Het gaat om grote groepen. Het enige wat ik vraag aan het kabinet is: ga niet alleen maar mee in de mantra van het elektronisch betalen, maar heb ook oog voor deze kwetsbare groepen en wees bereid om er iets aan te doen. Dat is wat ik vraag, niet meer en niet minder.

De heer Postema (PvdA):

Ik deel die probleemanalyse op zich wel. Ik deel dat dit tot problemen kan leiden, net zoals chartaal geld ook tot grote problemen kan leiden in termen van kwijtraken, in de war raken, fraude en noem maar op. U verbond daaraan — dat beluister ik althans — een oproep om voor die mensen het chartale geld vooral in stand te houden. Ik vond dat die conclusie te kort door de bocht was. Daar sprak ik u op aan.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zo heb ik dat zeker niet gezegd en zo heb ik het zeker ook niet bedoeld. Het gaat mij erom dat er iets moet worden bedacht voor deze kwetsbare groep. Zorg ervoor dat zij niet verdwalen door alle ingewikkelde maatschappelijke arrangementen die wij bedenken rondom het betalingsverkeer. Dat is het enige waar ik aandacht voor wil vragen. En iets in mij zegt dat de heer Postema dat van harte ondersteunt.

Voorzitter. Dan nu kort de blik op Europa. Ook hier de vraag in het verlengde van die van anderen: hoe waardeert en beoordeelt de minister vanuit zijn positie de brexitdeal zoals die vorige week bekend is geworden? Waar liggen kansen, waar liggen bedreigingen en hoe vallen de afspraken binnen de eurogroep die, naar wij weten, gisteren heeft vergaderd? Ook mijn fractie is ongerust over de ontwikkelingen in Italië, toch de derde economie van de EMU met een torenhoge staatsschuld en problematische begrotingsplannen. Italië is simpelweg too big to save. De nieuwe Italiaanse regering lijkt zich weinig aan te trekken van Europese begrotingsregels. De vraag is of de rode kaart die de Commissie trok, afdoende is of dat we weer vervallen in de aloude Brusselse respons om het zondigen tegen de Europese begrotingseisen te gedogen. Hoort de minister in dit opzicht tot de haviken of tot de duiven?

In deze context nog een enkel woord over het komende MFK. De Europese Rekenkamer geeft aan dat de niet benutte EU-uitgaven maar liefst 267 miljard bedragen. Hoe beoordeelt de minister deze recordprop die omgerekend zo ongeveer twee EU-jaarbegrotingen omvat? Ook mijn fractie constateert met voldoening dat de minister een voortrekkersrol heeft in de Hanzecoalitie, die een eigen positie kiest op het Europese monetaire speelveld. Ziet de minister naast de focus op het ESM ook een rol voor deze coalitie waar het gaat om de hoogte en de verdeling van het MFK, de afdrachten en de visie op het genereren van eigen middelen door de Commissie? Wat is eigenlijk zijn bredere agenda voor deze Hanzeliga, ook wat betreft een eigen eurozonebegroting, zoals gisteren actueel werd?

Voorzitter. Ik sluit af. Al met al is de begroting voor 2019 evenwichtig in de doorwerking naar burger, bedrijven en overheid. Koopkrachtverschillen — wat we daar ook voor geven — gieren niet uit de bocht. Maar Nederlanders laten zich niet inspireren door gunstige macro-economische statistieken, hoe belangrijk die ook zijn. Het gaat hun vooral om een samenleving die er sociaal, cultureel en ecologisch goed bij ligt. Daar liggen grote opgaven.

En, voorzitter, zoals ik mijn bijdrage begon: de last van veel geluk verplicht. De ChristenUniefractie wenst de bewindslieden veel wijsheid en Gods zegen bij het oppakken en waarmaken van deze dure plicht.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan de heer Schalk.