Plenair Vlietstra bij behandeling Juridische samenwerking inzake neerhalen MH17



Verslag van de vergadering van 10 juli 2018 (2017/2018 nr. 38)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Vlietstra i (PvdA):

Voorzitter. Vier jaar geleden wensten wij elkaar aan het eind van de laatste zittingsdag een goed reces toe, zoals wij dat ook vandaag zullen doen. Enkele dagen later, op 17 juli, ging er een schok van ongeloof en verbijstering door het land na het neerhalen van de MH17 boven Oekraïne. 298 mensen vonden de dood, onder hen onze collega Willem Witteveen. Mijn fractie heeft veel waardering voor de vele inspanningen die na de ramp door de regering zijn gepleegd in een aantal opeenvolgende stappen. Allereerst het overbrengen van de stoffelijke resten van de slachtoffers naar Nederland, gevolgd door het onderzoek van de Onderzoeksraad naar de toedracht van de ramp en het onderzoek van het Joint Investigation Team dat heeft geleid tot het aansprakelijk stellen van de Russische Federatie.

Met de vandaag voorliggende wetsvoorstellen wordt een volgende stap gezet in het proces om te komen tot het opsporen en vervolgen van verdachten om daarmee recht te doen aan slachtoffers en hun nabestaanden. Beide wetsvoorstellen kunnen rekenen op de volledige instemming van mijn fractie. Mijn fractie gaat kort in op de belangrijkste punten uit beide wetsvoorstellen en stelt daarbij nog een enkele vraag aan de minister.

Door de zogenaamde JIT-landen is overeengekomen dat de vervolging van verdachten in Nederland zal plaatsvinden volgens Nederlands recht. Met Oekraïne is daartoe een verdrag opgesteld, waarbij dat land zijn recht om te vervolgen overdraagt aan Nederland. Oekraïne zal verdachten die zich op zijn grondgebied bevinden, overdragen aan ons land. Dat geldt evenwel niet voor verdachten met de Oekraïense nationaliteit omdat dat in strijd is met de grondwet van het land. Hoewel teleurstellend, zal dit geaccepteerd moeten worden. De PvdA-fractie heeft veel waardering voor de zoektocht van de regering naar, wat ik maar even noem, de next-best oplossing en die is gevonden in de mogelijkheid gebruik te maken van videoberechting. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en de antwoorden op vragen in de Tweede Kamer heeft mijn fractie de conclusie getrokken dat er voldaan kan worden aan de eisen, zoals gesteld door het EVRM, en dat het aan de rechter is om te besluiten over het gebruik van deze vorm van berechting. Helaas kan een verdachte weigeren om eraan mee te werken. Dat druist in tegen ons rechtsgevoel. Voor nabestaanden kan het immers ongelooflijk belangrijk zijn om personen die worden verdacht van het neerschieten van hun geliefden te kunnen zien, weliswaar niet face to face, maar dan toch ten minste via een videoverbinding. Kan de minister nog eens uitleggen waarom er een instemmingsvereiste is overeengekomen? Is dit een uitdrukkelijke wens van Oekraïne en zo ja, welke argumenten heeft het land daarvoor? Of vloeit het voort uit voorwaarden, waarborgen, dan wel jurisprudentie van het EVRM? Of zijn er nog andere overwegingen die het instemmingsvereiste onontkoombaar maken? Graag een toelichting van de minister.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de minister toegezegd nog eens goed te kijken of niets over het hoofd is gezien op dit punt en over enkele maanden te komen met een brief. Uiteraard is mijn fractie zeer geïnteresseerd in de inhoud van die brief en wij vragen de minister, die ook aan deze Kamer te zenden.

Voorzitter. Een ander punt uit het verdrag ziet op de mogelijkheid, een Oekraïense verdachte die is veroordeeld in Nederland zijn straf te laten uitzitten in Oekraïne. Daar valt iets voor te zeggen, maar het kan niet zo zijn dat dit in de praktijk kan leiden tot een lagere straf. Kan de minister aangeven hoe het Oekraïense strafrecht zich verhoudt tot het Nederlandse? Zijn er verschillen en, zo ja, welke zijn dat? Bestaat het risico dat een veroordeelde wegkomt met een lagere straf dan opgelegd door de Nederlandse rechter? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Tot zover de vragen van mijn fractie. Wij zien de besluitvorming over deze twee wetsvoorstellen als een belangrijke stap in een proces waarvan het einde nog lang niet in zicht is. Wij wensen de regering alle succes bij alle nog te zetten volgende stappen en gaan er zonder meer van uit dat zij dat zal doen met dezelfde vasthoudendheid en zorgvuldigheid die zij daarbij tot nu toe heeft getoond. Dat zijn wij aan de slachtoffers en hun nabestaanden verplicht.

Voorzitter. Mijn fractie wacht de reactie van de minister met veel belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vlietstra. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.