Plenair Bikker bij gezamenlijke behandeling van 12 wetsvoorstellen met betrekking tot samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 21.24 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Voorzitter. De kranten berichten van grote vreugde die uitbrak in de late zomer van 1971. Een morrende Eerste Kamer ging akkoord met de splitsing van de gemeente Ermelo. De gemeente Nunspeet ontstond, een gemeente waar ik een groot deel van mijn jeugd heb doorgemaakt. Vandaar mijn uitputtende kennis over splitsingen van gemeenten. Maar het is een tamelijk uniek geval gebleven.

De trend is namelijk steeds en opnieuw: opschaling. Minder gemeenten, meer inwoners, minder raadsleden. Het regeerakkoord noemt voor de herindelingen in deze tijd een solide argument. Voor steeds meer gemeentelijke taken zoeken gemeenten samenwerking in een gemeenschappelijke regeling. Dat knelt voor een goede democratische controle. Hierdoor kan de democratische legitimatie voor belangrijke taken die gemeenten hebben uit te voeren verzwakken. Samenvoegingen verminderen dat probleem, maar die komen wel met een prijs. Die is dat de afstand tussen kiezer en gekozenen, tussen inwoner en raadsleden toeneemt. Het komt erop aan dat ook dan de gemeente nog de plek is en blijft waar inwoners de eerste betrokkenheid hebben bij het democratische proces. Dat is een uitdaging als niet alle dorpen of kernen in een gemeente vertegenwoordigd kunnen zijn. Hoe merken inwoners dat hun stem ertoe doet? Hoe merken inwoners dat de problemen van de eigen kern goed op het netvlies staan van raad en college? Lukt het om samen goede initiatieven tot bloei te brengen?

Het antwoord is niet zwart-wit; dat weet mijn fractie. Maar deze twaalf herindelingsvoorstellen brengen ons wel tot een aantal vragen, die ik graag aan de minister stel. Vervolgens hoop ik natuurlijk de afzonderlijke herindelingsvoorstellen, of samenvoegingsvoorstellen, te bespreken die voor de ChristenUnie nog niet klip-en-klaar zijn.

Deelt de minister de opvatting van de ChristenUniefractie dat de gemeente de meest nabije plek is voor deelname aan de democratie? Welke implicaties heeft dat als ze naar de huidige ontwikkelingen kijkt? Wie de opkomstcijfers beziet, moet constateren dat kiezers in groteren getale opkomen bij landelijke verkiezingen dan bij raadsverkiezingen. Hoe komt dat? Heeft de minister een analyse? Of heeft zij de bereidheid te analyseren hoe de stand van zaken is van de vitaliteit van de lokale democratie? Welke vertegenwoordigers vinden we in de gemeenteraad? Is die inderdaad een afspiegeling van de samenleving? Of leidt de abstractie van beleidsdiscussies tot een beperkte afspiegeling van mensen die wel weg weten met beleidsstukken?

Er zijn heel mooie voorbeelden van deelname aan de lokale democratie. Denk aan het Right to Challenge, waar het kabinet mee bezig is. Denk aan buurtcoöperaties, nieuwe dorpsraden, participatietafels en allerlei prijzenswaardige initiatieven. De minister noemt er ook een aantal in de schriftelijke beantwoording van onze vragen. Daar is mijn fractie natuurlijk ook voor. Maar feit is wel dat het heel lastig is om een bredere betrokkenheid te krijgen uit de samenleving, waarbij mensen zich allemaal herkennen in hun eigen gemeenteraad en zich daar betrokken bij voelen. Wat is er nodig om de lokale democratie vitaler te krijgen? Is de minister bereid om juist ook het punt van nabijheid van democratische vertegenwoordigers te wegen? Wanneer vindt de minister dat de grens bereikt is van het telkens opnieuw vergroten van de schaal?

De staatscommissie ziet op het parlementaire stelsel. Het huis van Thorbecke heeft echter meer verdiepingen, die permanent om onderhoud vragen. Alleen al de opkomstcijfers bij verkiezingen zijn een teken dat we niet mogen verslappen. Ik hoop dat deze minister het aandurft om op dit punt de handen uit de mouwen te steken. Het regeerakkoord spreekt over de versterking van de lokale democratie. De minister investeert in raadsleden en in veiligheid voor volksvertegenwoordigers. Dat is belangrijk en terecht, maar de fractie van de ChristenUnie moedigt haar aan om een spade dieper te gaan bij de nodige versterking.

Dan de voorliggende voorstellen tot samenvoeging. Laat ik beginnen met het voorstel dat ziet op Groningen, Haren en Ten Boer. Het is duidelijk: velen in Haren en een meerderheid van de Harense gemeenteraad hebben geen fiducie in de voorgestelde samenvoeging. Daarbij wil ik opmerken dat deze afweging voor een substantiële minderheid in de raad, waaronder ook de lokale fractie van de ChristenUnie, anders is geweest. Voor de ChristenUnie-fracties in Haren, Ten Boer, Groningen stad en de provincie is dat vertrouwen er wel. Zij hebben zich voor deze samenvoeging uitgesproken. Dat neem niet weg dat het schort aan draagvlak in Haren. Dat blijkt ook uit de vele mails en andere berichten die uit Haren zijn gekomen, ook aan mijn fractie.

Voor de wetgever zijn de Wet ARHI en het beleidskader de leidraad voor het beoordelen van de samenvoeging. Nu het aan draagvlak schort, hebben de andere criteria uit de leidraad — duurzaamheid, regionale ontwikkelingen, bestuurskracht en interne samenhang — extra gewicht bij de beoordeling van deze samenvoeging. Ook moet gekeken worden naar de procedure die de provincie heeft gevoerd. Daarover heeft mijn fractie in de schriftelijke ronde dan ook vragen gesteld. Het is duidelijk geworden dat er op dit moment maar twee smaken zijn: of deze samenvoeging, of een zelfstandig Haren, en daarmee ook het on hold zetten van de samenvoeging van Groningen en Ten Boer. Eerdere keuzes van de gemeenteraad van Haren bij andere samenvoegingen in de regio maken dat daar nu geen aansluitingspunten meer zijn. Ik denk daarbij met name aan de gemeente Tynaarlo. Acht de minister het uitgesloten dat dit over een paar jaar een optie zal zijn? De minister heeft benadrukt dat het door de provincie Groningen gevoerde proces naar behoren en conform de procedurele afspraken is verlopen. Kan de minister ook ingaan op de keuze van de provincie om geen nader onderzoek te doen naar de genoemde eventuele herindeling met Tynaarlo?

Het is voorstelbaar dat op het punt van duurzaamheid en regionale samenhang in het licht van de verdere keuzes van samengevoegde gemeenten in de provincie Groningen een zelfstandig Haren als minder passend wordt gezien. De minister benoemt ook dat één gemeente niet een veto moet hebben om dat proces eindeloos op te houden. Maar ik heb altijd gedacht dat dit met name een argument was als andere betrokken gemeenten hinder van de opstelling zouden ondervinden, terwijl de indruk is dat alleen Haren zelf inlevert qua bestuurskracht en financiële risico's die men neemt. Hoe weegt de minister dat? Graag een reflectie op dit argument.

Mijn fractie heeft kennisgenomen van de bestuursovereenkomst, onder andere over het kernenbeleid. In ieder geval tot 2040 wordt niet in het overgangsgebied tussen Groningen, Haren en Ten Boer gebouwd. Wij zien de risico's voor de bestuurskracht en de financiële toekomst van Haren, die uit meerdere rapporten zijn gebleken, ondanks de goede inspanningen die zijn gepleegd. Ik vind dat deze aspecten uit het beleidskader goed zijn gewogen, maar hoor graag de antwoorden van de minister op de nadere vragen die nog resten.

Dan de herindeling in de Hoeksche Waard. Ook hier geen eenheid. Alle gemeenten erkennen wel dat ze het alleen niet gaan redden, maar er is tweespalt over het beste vervolg. De gevoerde procedure heeft naar de overtuiging van mijn fractie absoluut duidelijk gemaakt dat een keuze noodzakelijk is en dat niemand gebaat is bij opnieuw beginnen. Nu de gevoerde procedure aan de vereisten voldoet, zullen we het voorstel van de regering volgen, maar wel met de zorg en de opmerking dat er echt heel hard gewerkt zal moeten worden aan het waarmaken en het herwinnen van het vertrouwen in het gemeentebestuur, met name in de gemeenten die zich minder konden vinden in deze oplossing. Het beleid dat gevoerd moet worden, moet ook zien op ruimte houden voor en erkenning van de eigenheid van kernen.

Voorzitter. Mijn fractie heeft vragen van meer principiële aard gesteld bij de samenvoeging tot de gemeente Vijfheerenlanden, met name als het gaat om de provinciegrenzen. Wij lazen in het rapport van de commissie-Jansen aanbevelingen die zowel zien op het aanpassen van het beleidskader gemeentelijke herindelingen als de Wet ARHI. Dat is belangrijk, want nu was het beoordelingskader voor inwoners onduidelijk als zij tegen de aanpassing van provinciegrenzen waren. Dat is een gemiste kans en dat heeft de steun voor deze samenvoeging verminderd. De minister heeft in de schriftelijke beantwoording toegezegd met aanpassingen te komen van het beleidskader.

Dank daarvoor, maar ik wil haar wel vragen of zij het iets kan toelichten, in lijn met de commissie-Jansen. Op welk moment kan zij met die aanpassingen komen, en ziet dat inderdaad op een aanvullend afwegingskader voor wijziging van provinciegrenzen? Ook voor provincies die van mening verschillen bestaat geen beleidskader, terwijl dan juist de randvoorwaarden en de rol van de minister helder moeten zijn. Welke rol hebben de betrokken vakministers als een regionaal georganiseerde onderwerpen als zorg, veiligheid, omgeving en arbeidsmarkt voorwerp van geschil zijn? Wanneer wil de minister dit op orde hebben en wanneer stelt zij de Kamer hiervan in kennis? Geeft dit alles de minister nu aanleiding om ook artikel 41, lid 7 van de Wet ARHI, het artikel dat ziet op de gemeenschappelijke regelingen die zijn vastgesteld bij koninklijk besluit, te expliciteren en, zo ja, op welke manier? Ik hoop dat het rapport-Jansen ook op dit punt leidraad is en ik vraag om een toezegging.

Voorzitter. De overige vragen die de fractie van de ChristenUnie had, ook bij de andere voorstellen tot samenvoeging, hebben voldoende repliek gekregen in de memorie van antwoord. Bij de samenvoeging wat betreft de gemeente Vijfheerenlanden vinden we echt dat hier lessen van moeten worden geleerd. Dat staat echter niet het voornemen tot samenvoeging in de weg. Voor Groningen, Haren en Ten Boer en ook voor de nieuwe voorgestelde gemeente Hoeksche Waard wringt het draagvlak. Met de huidige wet- en regelgeving is dat echter geen rode kaart voor voortgang van de procedure maar dan krijgen alle andere aspecten extra gewicht. In de Hoeksche Waard zijn wij ervan overtuigd dat zo de juiste keuze is gemaakt. Voor Groningen, Haren en Ten Boer neig ik daar ook toe maar ik beluister met aandacht de antwoorden van de minister op de gestelde vragen, met name als het gaat over de duurzaamheid van de gekozen oplossing en de gevolgde procedure.

De ChristenUnie-fractie vindt dat de bespreking van twaalf samenvoegingsvoorstellen wel een moment van reflectie is. Niet alleen om te benoemen dat er democratische controle en bestuurskracht wordt herwonnen maar juist als een bepalend moment om schaduwkanten en toch ook wel uitdagingen voor deze tijd onder ogen te zien. Hoe houden we de meest nabije democratische gemeenschap vitaal? Ik hoop op een visionaire minister die van aanpakken weet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Ik geef het woord aan de heer Lintmeijer.