Plenair Van Hattem bij behandeling Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding



Verslag van de vergadering van 12 juni 2018 (2017/2018 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank u wel, voorzitter.

Voorzitter. Eindelijk behandelt deze Kamer vandaag de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding. Daarmee kan de laatste stap worden gezet in het wetgevingsproces. Dit voorstel kent immers een (veel te) lange voorgeschiedenis in een tijd waarin islamisering in een steeds hoger tempo plaatsvindt. Het was al in 2005 dat door de Tweede Kamer de motie-Wilders werd aangenomen, om het openbaar gebruik van de boerka in Nederland te verbieden. Het toenmalig kabinet kwam in 2006 niet verder dan een onderzoek naar de mogelijkheden van een boerkaverbod. In dit onderzoek werden verschillende varianten uiteengezet, waarbij de strekking van het thans voorliggende wetsvoorstel overeenkomt met de minst verstrekkende variant: een algemeen verbod voor alle gezichtsbedekkende kleding op specifieke plaatsen.

In de tussenliggende jaren is door opeenvolgende kabinetten en in verschillende varianten een voornemen geuit voor een verbod op boerka's en/of gezichtsbedekkende kleding, maar dit heeft tot op heden niet geleid tot concrete wetgeving. Nu ligt er dus dit voorstel. Tevens dienden Geert Wilders en Sietse Fritsma namens de PVV-fractie in 2007 een initiatiefwet in om een boerka- en nikabverbod in te voeren. In deze initiatiefwet is uitgebreid beschreven waarom het noodzakelijk is voor een democratische rechtsstaat om boerka's en nikabs op openbare plaatsen te verbieden. In essentie werden daarvoor de volgende kernargumenten genoemd.

De boerka of de nikab staat haaks op de moderniteit. Het is een uiting van afwijzing van de westerse kernwaarden en kernnormen, waaronder de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Ongeacht of ze gedwongen of vrijwillig gedragen worden zijn ze een symbool van vrouwenonderdrukking en symboliseren ze een ondergeschikte rol van vrouwen ten opzichte van mannen. De boerka of nikab belemmert de emancipatie en integratie van vrouwen in de Nederlandse samenleving. Deelname aan het maatschappelijk leven wordt er ernstig door bemoeilijkt. Er is een kleinere kans op scholing en een baan en meer kans op afhankelijkheid van een uitkering.

De boerka of nikab leveren een ongewenst veiligheidsrisico op. Het vermindert het gevoel van veiligheid van burgers en het neemt onder andere het effect van het gebruik veiligheidscamera's weg. Ook worden voorbeelden genoemd van het gebruik van de boerka als vermomming bij terreur en criminaliteit. Een van de verdachten van de terreuraanslagen in Londen op 21 juli 2005 probeerde gekleed in een boerka de stad te ontvluchten. En in 2007 werd in Sarajevo een bank overvallen door twee mannen gekleed in een boerka.

Verder werden als argumenten genoemd dat een verbod de sociale druk vanuit de omgeving op moslimvrouwen om een boerka of nikab te dragen kan wegnemen en dat het problemen met de interpersoonlijke communicatie zal wegnemen.

Deze argumenten hebben na ruim tien jaar niets aan kracht ingeboet; integendeel. Daarbij gaf de Raad van State destijds in een reactie op deze PVV-initiatiefwet al aan het standpunt te delen dat het dragen van gezichtsbedekkende kleding, ook als de keuze daarvoor berust op de vrije wil van de draagster, onderling contact en communicatie bemoeilijkt en het dragen van een boerka of nikab in zoverre een belemmering vormt voor een open relatie tussen de draagster en haar omgeving. Ook deelde de Raad van State de mening dat een gezichtsbedekking door een boerka een veiligheidsrisico oplevert, in het bijzonder vanwege de onherkenbaarheid van de persoon die deze draagt.

Deze elementen komen ook terug als onderbouwing voor het voorliggende wetsvoorstel, dat met haar algemene karakter en beperking tot specifieke plaatsen weliswaar een compromis is, maar desalniettemin een noodzakelijke stap. Deze stap is dusdanig noodzakelijk dat het kabinet dit wetsvoorstel als "spoedeisend" had aangemerkt. Opmerkelijk is dan ook dat de minister maar liefst ruim negen maanden nodig had om met een nadere memorie van antwoord te komen op enkele vragen van een klein aantal fracties. Waarom moest deze beantwoording van amper vierenhalf kantje zo lang duren, terwijl het wetsvoorstel spoedeisend is? Dat horen we graag nog van de minister.

In de tijd die nodig was om tot deze beantwoording te kunnen komen, hebben verschillende gebeurtenissen in de wereld plaatsgevonden die illustreren waarom een boerkaverbod noodzakelijk is. Enkele van deze voorbeelden zal ik noemen.

In juli van afgelopen jaar verscheen het bericht dat een zelfmoordterrorist, een man gehuld in een nikab, zichzelf had opgeblazen in de Iraakse hoofdstad Bagdad, met veertien doden en twintig gewonden tot gevolg. Afgelopen december drongen vijf in boerka's gehulde mannen een overheidsgebouw in Pakistan binnen en pleegden daar een terreuraanval met automatische wapens, waarbij negen doden en vijfendertig gewonden vielen. En in het Australische Melbourne was het tot twee keer toe raak. In augustus overviel een vrouw in een boerka een Subwaybroodjeszaak met een groot mes en afgelopen februari werd een 56-jarige man daar in zijn slaap neergestoken door een Bengaalse vrouw in een boerka die zich voor deze terreurdaad door IS had laten inspireren.

Ook in Europa zijn de nodige voorbeelden van islamitische terreur en geweld waarbij boerka's en nikabs een rol speelden. Ik noemde al de terreurverdachte van de aanslagen in Londen in 2005. In 2006 ontsnapte opnieuw een Britse terreurverdachte in een boerka en in 2012 herhaalde dit tafereel zich. De Somalische terreurverdachte Mohammed Ahmed Mohamed, verdacht van betrokkenheid bij het terreurnetwerk Al-Shabaab, wist zich in een moskee te ontdoen van zijn elektronische enkelbandje en in een boerka te ontsnappen. Ik noem nog een ander voorbeeld — maar er zijn er ongetwijfeld nog veel meer te vinden op dit vlak — dat zich vorig jaar maart voltrok in het Franse Dijon, waar een vrouw in een boerka mensen op straat, in winkels en in een kathedraal met een groot mes bedreigde.

Niet voor niets stellen steeds meer landen een boerkaverbod in. In Frankrijk België, Oostenrijk, Bulgarije en het Zwitserse kanton Ticino is al een verbod op het dragen van een boerka van kracht en diverse andere landen, zoals Italië, Spanje en Duitsland, namen beperkende maatregelen. En afgelopen week besloot ook Denemarken tot een boerkaverbod. Het Deense verbod strekt zich ook uit tot de openbare weg. Diverse Europese landen hebben dus een verbod kunnen invoeren dat geldt voor de openbare ruimte. Dat is dus juridisch haalbaar. Kan de minister aangeven waarom Nederland deze stap nog niet wil zetten? Is zij bereid om hier alsnog toe over te gaan?

Zelfs in een aantal grotendeels islamitische landen in Afrika is al besloten tot een boerkaverbod, of ze hebben het in overweging, zoals in Kameroen, Tsjaad en Senegal. Deze regio ondervindt de islamitische terreur van Boko Haram aan den lijve. Zo vonden in Tsjaad minstens zevenentwintig mensen de dood toen twee zelfmoordterroristen gekleed in boerka's zichzelf opbliezen. En zélfs Marokko heeft om veiligheidsredenen besloten de fabricage en verkoop van boerka's te verbieden.

Terwijl in Marokko deze maatregelen worden genomen, dragen Marokkaanse moslims in Nederland ondertussen steeds fanatieker de islamitische ideologie uit. Uit een afgelopen week verschenen SCP-rapport blijkt onder andere dat Marokkaanse moslima's steeds vaker lichaamsbedekkende kleding dragen: 78% nu ten opzichte van 64% tien jaar geleden, waarbij ook bij de jongere generaties een toename te zien is. Volgens het rapport doet een groot deel dat omdat zij dat zien als een islamitisch voorschrift vanwege de regels uit de Koran over het bedekken van delen van het lichaam. Ook stelt het rapport dat dit kan functioneren als een identity marker. Ik citeer: "een statement van moslima's naar de buitenwereld toe over hun moslim zijn". Hoogleraar sociologie Ruud Koopmans stelde al eerder dat het dragen van een sluier de beste voorspeller is van moslimfundamentalisme. Ik citeer: "Als tolerante Nederlanders zijn we geneigd te denken dat de sluier een onschuldig lapje stof is. Dat klopt niet." Aldus Koopmans, die becijferd heeft dat 55% van de stellen waarvan de vrouw een sluier draagt fundamentalistisch is.

Het signaal door met een boerka of nikab het gezicht naar de buitenwereld toe als identity marker te bedekken, is een signaal van het accepteren en faciliteren van vrouwenonderdrukking en sociale druk binnen een gemeenschap en leefomgeving en daarmee een islamitische middelvinger naar onze westerse samenleving. Desondanks leven sommige partijen in deze Kamer nog in de kwalijk naïeve gedachte dat het dragen van een boerka staat voor vrijheid. In de schriftelijke ronde stelden met name het CDA, D66 en GroenLinks de vraag of dit verbod zwaarder diende te wegen dan de vrijheid van godsdienst. Vrijheid van vrouwenonderdrukking zou een betere term zijn. De PvdA maakte het nog bonter door zich expliciet druk te maken over het beperken van de vrijheid van een kleine groep die gezichtsbedekkende kleding draagt. Welke vrijheid? En hoezeer wordt de vrijheid van onze westerse samenleving niet beperkt door deze islamisering?

De islamitische actiegroep Blijf van mijn nikab af heeft blijkbaar een gewillig oor gevonden bij deze partijen. In januari 2017 stuurde deze actiegroep namens de islamitische gemeenschap in Nederland een gezamenlijke verklaring die zich uitsprak tegen voorliggend wetsvoorstel. Deze brief was onder meer ondertekend door een hele stoet beruchte salafisten en salafistische organisaties, zoals sheikh Fawaz Jneid, imam Abdul-Jabbar van de Ven, Arnoud van Doorn, de Haagse As-Soennah moskee, Stichting Waqf en de Eindhovense Al-Fourqaan moskee, maar evengoed door allerlei moskeeën die met name door lokale overheden op handen gedragen worden, zoals de samenwerking moskeebesturen Brabant en Zeeland, de SMBZ. Daaronder vallen onder andere — ik noem ze toch maar even op — de El-Feth moskee in Tilburg, moskee Arrahman in Breda, moskee Assalaam in Zundert, moskee Al-Taqwa in Etten-Leur, het Marokkaans Islamitisch Centrum in Roosendaal, moskee El-Feth in Bergen op Zoom, Stichting Arrahman Moskee in Goes, Stichting Touba Moskee in Vlissingen, Stichting Moskee Almohsinin in Oosterhout, Stichting Al Rahman Moskee in Middelburg, evenals het Essalam Islamic Cultural Centre in Rotterdam, het ICC Essalam, de Blauwe Moskee in Amsterdam et cetera, et cetera. Leest u de brief nog maar eens na.

Wat zegt dit over al deze organisaties en moskeeën? Salafistisch of niet, zij streven allemaal dezelfde islam na. Dezelfde islamisering die onze samenleving bedreigt en die de-islamisering noodzakelijk maakt. De boerka en de nikab worden in brede islamitische kring als gemeengoed gezien. De vraag aan de minister is hoe zij tegen zo'n gezamenlijke oproep aankijkt van die islamitische gemeenschap. Wat zegt dit over die gemeenschap?

De heer Köhler i (SP):

De heer Van Hattem stelt dat het dragen van de boerka en de nikab in brede islamitische kring als gewoon gezien wordt. Bij mijn weten lopen er enkele honderden islamitische vrouwen in Nederland met de nikab en de boerka, ongeveer 0,1% van de islamitische vrouwen. Hoe brengt hij zijn uitspraken in overeenstemming met deze gegevens?

De heer Van Hattem (PVV):

Die zijn als zodanig in overeenstemming te brengen dat het niet gaat om het aantal vrouwen dat ermee loopt, maar om het feit dat al deze islamitische organisaties — ik noem een hele stoet moskeeën op en er stonden nog veel meer organisaties in genoemd — accepteren dat die vrouwen daarmee lopen, die accepteren dat de boerka en de nikab gedragen worden. Daar gaat het om. Ze geven een gezamenlijke verklaring uit namens de islamitische gemeenschap in Nederland. Ik heb geen enkele van die organisaties horen roepen: ja, maar dat is niet namens ons. Ze ondersteunen het, faciliteren het en roepen met kracht op om af te zien van deze wet. Daarmee spreken zij hun steun uit voor het dragen van de boerka en de nikab, met brede steun vanuit de islamitische gemeenschap, want zo'n beetje iedere moskee in Brabant en Zeeland is hier al bij genoemd plus nog een hele stoet andere.

De heer Köhler (SP):

Ik betwijfel dat mensen die vinden dat de nikab overal moet worden toegestaan daarmee vanuit hun overtuiging behoren tot een hoofdstroom in de islamitische gemeenschap. Er zijn ook bepaalde Kamerfracties, in ieder geval in de Tweede Kamer, die vonden dat dat moest worden toegestaan. Die hadden ook onder die verklaring kunnen staan. Dat zegt me niet zoveel. Overigens is die verklaring door een kleine minderheid van de Nederlandse moskeebesturen onderschreven en niet door een groot deel, zoals u nu suggereert.

De heer Van Hattem (PVV):

Nou, kijkt u maar naar de brief. Daar staat een hele stoet, een heel groot deel onder. Het is een gezamenlijke verklaring namens de islamitische gemeenschap. Ik heb niet één islamitische organisatie in Nederland afstand horen nemen van die verklaring, niet één. Ze staan er gewoon pal achter. Dat is het punt. Ze accepteren de boerka en de nikab, omdat die zijn gebaseerd op de islamitische uitgangspunten, op de beginselen in de Koran en de Hadith. Daar gaan ze gewoon vanuit. Dat is, of het nou salafistisch is of niet, niet anders. Dat is de islam, dat is de islamisering. Daar moeten we tegen strijden en daar moeten we de-islamisering tegenover zetten. Dat u dat niet wilt zien is jammer, maar de PVV maakt zich daar wel hard voor.

Ondertussen was het de VVD-fractie in deze Kamer die in de schriftelijke ronde de vraag stelde of in plaats van dit verbod op gezichtsbedekkende kleding de geleidelijke weg van integratie niet beter zou zijn. Welke geleidelijke weg? Juist die vorm van integratie is de afgelopen tientallen jaren faliekant mislukt. In welk sprookje gelooft de VVD nu nog? De islamisering gaat in hoog tempo door en de islam integreert niet. De islam zal zich nooit aanpassen aan andere samenlevingen, enkel andere samenlevingen aanpassen aan de islam.

Om de situatie te illustreren het volgende voorbeeld. In 2015 weigerde een buschauffeur van Arriva op de lijn van Oosterhout naar Tilburg een vrouw met een boerka mee te nemen in de bus. Een soortgelijk geval deed zich een jaar eerder ook al voor in Lelystad. In plaats van op te komen voor de eigen chauffeurs vond Arriva het nodig om met de chauffeur in gesprek te gaan en excuses aan te bieden. Dit buigen voor islamisering maakt juist deze wet noodzakelijk, zodat buschauffeurs weten waar zij aan toe zijn en het recht aan hun kant hebben staan.

Het wetsvoorstel is onderbouwd met een uitgebreide motivering inzake internationale verdragen. Er is geen enkele reden om op die gronden van dit wetsvoorstel af te zien. Bovendien is van een absolute vrijheid ten aanzien van het dragen van kleding in het openbaar al geen sprake. Naast beperkingen in plaatselijke verordeningen bestaat al 85 jaar lang artikel 435a van het Wetboek van Strafrecht, een verbod op onder meer het in het openbaar dragen van kledingstukken welke uitdrukkingen zijn van een bepaald staatkundig streven, beter bekend als het uniformverbod, maar dat zich volgens de memorie van toelichting niet beperkt tot uniformen. Toenmalig minister Van Schaik stelde in de memorie van toelichting: "Kledingstukken is zo algemeen mogelijk. Niet noodzakelijk is dus dat uniformen of onderdelen van uniformen worden gedragen. Ook gewone kledingstukken, zwarte of bruine overhemden, hoge hoeden bij gelegenheden waarbij deze niet door het gebruik zijn voorgeschreven of bijvoorbeeld zelfs geheel gelijke kostuums kunnen kenmerk zijn van een bepaald staatkundig streven en als zodanig onder de strafbepaling vallen." Aangezien de boerka of nikab ook staat voor het staatkundige streven van de islamitische ideologie van de sharia als staatvorm, zou het dragen van deze kledingstukken ook onder deze strafbepaling kunnen vallen. Kan de minister aangeven of zij de toepassing van deze strafbepaling ook toepasbaar acht voor het dragen van boerka's en nikabs op de openbare weg, naast de toepassing van voorliggend wetsvoorstel voor specifieke plaatsen?

Voorzitter, tot slot. Als voorliggend wetsvoorstel wordt aangenomen, is snelle invoering noodzakelijk. Kan de minister aangeven op welke termijn zij de wet in werking wil laten treden?

Voorzitter, tot zover in de eerste termijn.

De heer Schalk i (SGP):

De heer Van Hattem heeft zich in zijn betoog vooral gericht op de islam en het dragen van een boerka of een nikab, maar het wetsvoorstel heeft ook nog een paar andere dingen op het oog. In zijn betoog heeft hij een aantal veiligheidsargumenten genoemd. Is hij het met mij eens dat die genoemde veiligheidsargumenten ook van belang zijn in het geval dat mensen misschien niet de islam aanhangen, maar wel met bivakmutsen of integraalhelmen rondlopen? Met andere woorden: gelden die veiligheidsargumenten niet alleen voor een bepaalde groep, maar ook voor anderen?

De heer Van Hattem (PVV):

Zeker. Daar is deze wet inderdaad voor bedoeld. Als iemand met een integraalhelm aan een balie verschijnt, is dat inderdaad ook van toepassing. Maar de oorsprong van dit wetsvoorstel is een motie van onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer, de heer Wilders, die in 2005 al om een verbod van de boerka heeft gevraagd. Daar is een lang traject op gevolgd. Uiteindelijk is deze variant er uitgekomen op basis van het onderzoek dat in 2006 heeft plaatsgevonden, waarbij een algemeen verbod op specifieke plaatsen als een van de varianten op tafel lag. Dat is dit wetsvoorstel geworden. Maar de aanleiding was het verbieden van de boerka in Nederland.

De heer Schalk (SGP):

Ik dank de heer Van Hattem voor zijn toelichting. Ik begrijp dat die aanleiding er was, maar ik ben blij dat hij de andere kant ook ziet.

De voorzitter:

U was inmiddels klaar met uw betoog?

De heer Van Hattem (PVV):

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Hattem. Ik geef het woord aan mevrouw Nooren.