Plenair Strik bij Debat met minister van Justitie en Veiligheid over de voorgenomen deelname van Nederland aan het Europees Openbaar Ministerie



Verslag van de vergadering van 3 april 2018 (2017/2018 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. In het debat van 6 december 2016, dat alweer heel lang geleden lijkt, heeft mijn fractie zich al voorstander verklaard van deelname aan het EOM. Ik zal daarom niet alle argumenten herhalen die ik daar heb genoemd, maar het hoofdargument is dat het belangrijk is dat grensoverschrijdende fraude zo effectief mogelijk wordt aangepakt, in Nederland en in Europa, omwille van de noodzakelijke rechtshandhaving en om het vertrouwen van burgers in de EU te versterken. Dat benadruk ik graag in reactie op de tegenstanders, die zich eerder beroepen op het wantrouwen van de burgers jegens de EU. Ons lijkt dat een ferme en sluitende aanpak op dit gebied juist kan laten zien dat de EU ook de belangen van burgers dient.

Hoe meer dekkend de samenwerking, hoe minder kansen fraudeurs worden geboden om via de mazen van de wet te ontsnappen aan handhaving. Daarom is het bijzonder spijtig dat er onvoldoende steun in het Nederlandse parlement maar ook in een aantal andere lidstaten was voor deze stap. Als gevolg daarvan blijkt de weg van de versterkte meerderheid de meest haalbare optie. Het standpunt van het nieuwe kabinet om zich aan te sluiten bij het EOM ondersteunen wij dan ook van harte. Wij hebben wel een aantal vragen. Kan de minister nader ingaan op de meest significante verschillen tussen de versterkte samenwerking en een EU-breed EOM? Ik denk aan de democratische controle. Zullen daar nu meer nationale parlementen bij betrokken zijn? Ik denk ook aan de rol van de Commissie en het Hof. En heeft het gevolgen voor verantwoordingsprocessen, ook naar die EU-instellingen?

Kan de minister ingaan op de rol van de niet-deelnemende landen en de kans die het niet deelnemen door enkele lidstaten biedt aan daders en verdachten om rechtshandhaving te ontduiken? De vorige minister heeft laten weten dat een niet-deelnemend land niet voluit kan meeonderhandelen over de verordening, wat op zich ook logisch is. Nu we alsnog meedoen maar zonder invloed te hebben kunnen uitoefenen op de inhoud van de verordening, ben ik benieuwd naar het antwoord op de vraag of de minister al heeft gekeken naar de kansen die wij daarmee laten lopen. De inhoud van deze verordening is uiteindelijk zonder onze invloed tot stand gekomen. Op welke punten is de minister daar meer of minder tevreden over? Acht de minister het denkbaar dat er op termijn alsnog een "EU-EOM" zal worden opgericht, waarvoor deze vorm van versterkte samenwerking wellicht de mogelijkheid biedt om ervaring op te doen?

Voorzitter. De Commissie heeft laten weten er voorstander van te zijn om het mandaat van het EOM uit te breiden naar terrorisme. Ik begrijp de terughoudendheid van de regering: eerst maar eens evalueren en dan verder kijken. Tegelijkertijd is terrorisme bij uitstek grensoverschrijdend en zijn we daarbij erg afhankelijk van onderling vertrouwen en effectieve samenwerking. In de praktijk blijkt dat elke keer weer behoorlijk lastig als het erop aankomt. Welke mogelijkheden ziet de minister op dit moment om samenwerking tussen de lidstaten bij terrorismebestrijding effectiever te maken? Welke inzet heeft de minister hierop concreet in de JBZ-Raad?

De minister geeft in de brief aan dat hij verwacht dat het EOM ook een bijdrage kan leveren aan een verbetering van het handhavingsniveau, met name in de lidstaten waar nu een handhavingstekort heerst. Ik neig ernaar om het met hem eens te zijn. Tegelijkertijd is het EOM geen wondermiddel. Waarom er een bepaald handhavingstekort is in een bepaalde lidstaat, hangt ook van heel veel andere factoren af. Met welke andere maatregelen zal de EU het EOM gepaard laten gaan om te investeren in die andere factoren, waardoor het handhavingsniveau een stuk kan verbeteren in de landen waar nu een tekort heerst? Ik denk dat we daar allemaal veel baat bij zullen hebben.

Voorzitter. Onze zorg gaat vooral uit naar de grote verschillen in procedurele waarborgen tussen de lidstaten. Hoe meer er wordt samengewerkt en wordt uitgegaan van wederzijdse erkenning — nu komt er dus ook een institutionele harmonisatie — hoe belangrijker het is dat ook de waarborgen voor verdachten en het niveau van rechtsbijstand in de EU geharmoniseerd zijn. We hebben natuurlijk al verschillende richtlijnen en kaderbesluiten, maar vaak betreft dit een minimumniveau waarbij het EVRM het uitgangspunt is. Daardoor zijn er nog steeds grote verschillen in de rechtspositie van verdachten en advocaten, en in bevoegdheden van politie en justitie. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Acht hij dat wenselijk? Ziet hij in een EOM geen reden om toch opnieuw te bekijken of nadere harmonisatie nodig is? Zo niet, bij welke verdergaande harmonisatie acht hij harmonisatie van het procesrecht wel gepast en gewenst? Naar de mening van onze fractie zou die processuele harmonisatie de samenwerking ook effectiever kunnen maken en kunnen voorkomen dat het EOM zou kunnen kiezen voor een lidstaat met de minste waarborgen en de meeste bevoegdheden voor het opsporings- en vervolgingsapparaat. Vandaar ook de vraag, op welke wijze een dergelijke handelwijze, die wij dus als onwenselijk zien, van het EOM is te voorkomen.

Voorzitter. Daar zou ik het graag bij willen laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Engels.